EGW Boeken in audio
"Satan is dolblij, als hij Gods kinderen tot ongeloof en wanhoop kan brengen. Hij schept er vreugde in, als hij ziet, dat we God niet vertrouwen en twijfelen aan Zijn kracht en aan Zijn bereidheid om ons te redden. Hij vindt het prachtig als wij het gevoel hebben, dat de Heer er op uit is om ons schade te berokkenen. Het is het werk van de satan om het idee te geven, dat de Heer tekort schiet in zorg en medeleven. Hij voedt de verbeelding met verkeerde ideeën over God. En in plaats van ons te bezinnen op de waarheid ten aanzien van onze hemelse Vader, concentreren we onze gedachten te vaak op de verkeerde voorstellingen van de satan en onteren wij God door ons gebrek aan vertrouwen in Hem en ons gemopper tegen Hem."
"Als we erkennen, dat we de grote waarheden van de Bijbel niet volledig kunnen begrijpen, geven we daarmee alleen maar te kennen, dat ons beperkte verstand het onbeperkte niet kan bevatten en dat de mens met zijn beperkte, menselijke kennis de bedoelingen van de Alwetende niet kan doorgronden. Omdat zij niet alle geheimen kunnen doorvorsen, verwerpen de sceptici en de ongelovigen Gods Woord. Maar ook sommigen, die zeggen dat ze in de Bijbel geloven, lopen op dit punt gevaar. ... Hoezeer men dat ook probeert te verbloemen: de diepste oorzaak van twijfel en scepticisme is, in de meeste gevallen, de liefde voor de zonde. De leer en de beperkende bepalingen van Gods W oord zijn niet welkom voor het trotse, zondelievende hart. En wie niet bereid is om aan de eisen van Gods Woord te gehoorzamen, staat klaar om het gezag ervan in twijfel te trekken."
Er is geen tijd of plaats ongeschikt om een gebed naar God op te zenden. Niets kan ons ervan weerhouden om onze harten in een geest van ernstig gebed op te heffen. In de drukte op straat, of tijdens een zakelijke afspraak, mogen we een gebed tot God richten en om Zijn leiding vragen, zoals Nehemia deed, toen hij zijn verzoek deed aan koning Artaxerxes. Een moment van contact met God kan overal gevonden worden. De deur van ons hart behoort steeds open te staan en steeds moet onze uitnodiging opstijgen, dat Jezus mag komen en als een hemelse gast in ons binnenste zal vertoeven.
Er is niets dat er meer op berekend is om het verstand te versterken, dan de studie van de Schrift. Geen ander boek is zozeer in staat om de gedachten op hoger peil te brengen, en de talenten, die men heeft, te versterken, als de veredelende bijbelse waarheden. Als Gods woord bestudeerd zou worden op de manier waarop dat behoort, zou men een geestelijke ontwikkeling, een veredeling van het karakter en een standvastigheid ten toon spreiden, als in deze tijd nog zelden gezien wordt. Er schuilt echter maar weinig nut in een overhaast lezen van de Bijbel. Men kan de hele Bijbel doorlezen en toch de schoonheid en de diepe, verborgen betekenis hebben gemist.
De poging om zegen te brengen aan anderen, heeft tot gevolg dat we zelf zegen ontvangen. Dat was Gods bedoeling, toen Hij ons een aandeel gaf in het verlossingsplan. Hij heeft aan de mensen het voorrecht geschonken, dat zij deel kunnen krijgen aan de goddelijke natuur, en dat zij op hun beurt zegen kunnen verspreiden in het belang van hun medemens. Dit is de grootste eer, de grootste vreugde, die God aan de mensen kon geven. Wie deelneemt aan deze werken van liefde, komt heel dicht bij zijn Schepper.
Een leven in Christus is een leven vol rust. Misschien is er geen gevoel van extase, maar er is wel een blijvend, vredig vertrouwen. Uw hoop is niet gevestigd op uzelf, maar op Christus. Uw zwakheid is gekoppeld aan Zijn kracht, uw onwetendheid aan Zijn wijsheid, uw zwakheid aan Zijn blijvende macht. U moet dus niet zien op uzelf, en uw gedachten moeten zich niet met uzelf bezighouden, maar u moet zien op Christus. Laat uw geest zich bezighouden met Zijn liefde en met de schoonheid en volmaaktheid van Zijn karakter.
Het is waar dat er uiterlijk sprake kan zijn van een correct gedrag zonder de vernieuwende kracht van Christus. Het verlangen naar invloed en de wens om door anderen gewaardeerd te worden, kan leiden tot een goed geordend leven. Gevoel voor eigenwaarde kan ons ertoe brengen om de kwade schijn te vermijden. Een egoïstisch hart kan genereuze daden verrichten. Hoe kunnen we dan vaststellen aan welke kant we staan? Wie bezit ons hart? Bij wie zijn onze gedachten? Over wie spreken we graag? Als we van Christus zijn, zijn onze gedachten bij Hem en is Hij het onderwerp van onze diepste gedachten. Alles wat we hebben en wat we zijn, is aan Hem gewijd.
U kunt de zonde uit uw verleden niet goedmaken. U kunt uw hart niet veranderen en uzelf heiligen. Maar God belooft om dit allemaal te doen door Christus. U gelooft die belofte. U belijdt uw zonden en geeft uzelf aan God. U hebt de wil om Hem te dienen. Zo zeker als u deze wil hebt, zo zeker zal God Zijn woord aan u waarmaken. Als u de belofte gelooft — als u gelooft, dat u genezen en gereinigd bent — zorgt God er voor dat dit ook zo is. U bent gezond, zoals de verlamde van Christus de kracht kreeg om te lopen, toen hij geloofde, dat hij genezen was. Als u het gelooft dan is dit een feit.
Onszelf aan God geven, betekent dat we alles opgeven, dat ons van Hem kan scheiden. Daarom zegt de Zaligmaker: „ Zo zal dus niemand van u, die niet afstand doet van al wat hij heeft, mijn discipel kunnen zijn".6 Alles wat het hart van God zou kunnen afhouden moet opgegeven worden. De Mammon is voor velen een afgod. De liefde voor geld, het verlangen naar luxe, is de gouden keten, die hen aan de satan vastbindt. Anderen verafgoden status en wereldse eer. Een leven van gemakzucht, vrij van verantwoordelijkheid is de afgod van anderen. Maar deze banden van slavernij moeten worden doorbroken. We kunnen niet voor de helft aan de Heer en voor de helft aan de wereld toebehoren. We zijn alleen Gods kinderen, als we het helemaal zijn.
Wie zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zij,,. maar wie ze belijdt en nalaat, die vindt ontferming". De voorwaarden waarop men de genade van God kan ontvangen zijn eenvoudig, maar rechtvaardig en redelijk. De Heer verlangt niet van ons, dat we ons pijnigen, als we vergeving willen ontvangen. We behoeven geen lange, vermoeiende pelgrimstochten te ondernemen, of pijnlijke boetedoeningen te verrichten, om onszelf bij God aan te bevelen om onze overtredingen te niet te doen. Wie zijn zonde "belijdt en nalaat", ontvangt genade.
Berouw houdt in dat men spijt heeft van de zonde en dat men de zonde de rug toekeert. We keren ons niet van de zonde af, als we de zondigheid er niet van inzien. Er vindt geen verandering in ons leven plaats, als we niet in ons hart ons van de zonde afwenden. ... De invloed, die van Christus uitgaat, leidt tot echt berouw. ... Het is waar, dat men zich soms gaat schamen voor zijn zondige daden en verkeerde gewoonten opgeeft, voordat men zich er van bewust is, dat men naar Christus toe wordt getrokken.
Het is voor ons onmogelijk om in eigen kracht te ontsnappen uit het moeras van de zonde, waarin we verzonken zijn. ... Er moet een kracht zijn, die van binnenuit werkt, een nieuw leven dat van boven is, voordat een zondig mens in een heilig mens veranderd kan worden. Die kracht is Christus. Alleen Zijn genade kan de levenloze eigenschappen in het innerlijk van de mens tot leven wekken en hem naar God leiden en naar het heilige.
Zowel de natuur als de Bijbel vertellen van de liefde van God. Onze hemelse Vader is de bron van het leven, van alle wijsheid en alle vreugde. ... God maakte de mens volmaakt en gelukkig. Toen de aarde gemaakt werd door de Schepper, was er geen spoor van verderf en geen schaduw van de vloek, die er later op zou rusten. Door de overtreding van Gods wet — de wet der liefde — kwam er ellende en dood. ... Jezus leefde, leed en stierf met de bedoeling om ons te redden. Hij werd een „ man van smarten", opdat wij de eeuwige vreugde zouden krijgen. ... De prijs, die voor onze redding werd betaald, het onmetelijke offer van onze hemelse Vader, Die Zijn Zoon gaf en voor ons liet sterven, behoort ons een verheven begrip te geven van wat wij door Christus kunnen worden.