Een live optreden van komiek Bertus Boshut. Voor wie van een beetje rake humor houdt! Lachen is goed voor de geest. Het lucht enorm op om de waan van de dag op komische wijze onder woorden te horen brengen. Humor heeft dan ook een bevrijdende werking op het menselijk gemoed, zoals iedereen uit eigen…
Stand Up voor een live publiek. Een live optreden van stand upper Bertus Boshut over de Keke Challenge, de uitschuifbare wapenstok, Amalia, Maxima, de boerka als brievenbus, Stef Blok met z'n gefaalde staat en nog meer aan hedendaags nieuws en feitenmateriaal. Door Bertus Boshut verwerkt tot een conference. Voor wie van een beetje rake humor houdt! Lachen is goed voor de geest. Het lucht enorm op om de waan van de dag op komische wijze onder woorden te horen brengen. Humor heeft dan ook een bevrijdende werking op het menselijk gemoed, zoals iedereen uit eigen ervaring wel zal weten. Niks leuker dan het op geestige wijze doorbreken van de dagelijkse sleur, van de grijze eentonigheid dat het leven nu eenmaal kan zijn. Veel te vaak eigenlijk. Gelukkig zijn er nog mensen, woordkunstenaars, die er een verrassende draai aan weten te geven. Bijvoorbeeld komiek Bertus Boshut die geen blad voor de mond neemt.
Een rap in de grote stad van Bertus Boshut. Tussen de gebouwen van de stad. Een rap over eenzaamheid en het gevoel van het wegzinken in de omgeving, terwijl de zon precies het omgekeerde doet: opkomen boven de gebouwen. Het favoriete T-shirt van Bertus B.
Techno rap van Bertus Boshut. valt uiteen in duizend stukken... Favoriete T-shirt van Bertus.
Een live optreden over de nieuwe burgervrouw van Amsterdam, Femke Halsema, over onze nationale revolverheld Marco Kroon, over de Levenseindekliniek en bankiersdochter Mabel Wisse Smit die echtgenoot prins Friso liet bedelven onder een lawine aan aandelen. En nog veel meer aan grappigs. Voor wie van een beetje rake humor houdt! Lachen is goed voor de geest. Het lucht enorm op om de waan van de dag op komische wijze onder woorden te horen brengen. Humor heeft dan ook een bevrijdende werking op het menselijk gemoed, zoals iedereen uit eigen ervaring wel zal weten. Niks leuker dan het op geestige wijze doorbreken van de dagelijkse sleur, van de grijze eentonigheid dat het leven nu eenmaal kan zijn. Veel te vaak eigenlijk. Gelukkig zijn er nog mensen, woordkunstenaars, die er een verrassende draai aan weten te geven. Bijvoorbeeld komiek Bertus Boshut die geen blad voor de mond neemt.
Podcast over een fatale liefdesgeschiedenis. 30 april 1980. Foto Vincent Mentzel. Het verhaal Sluitertijd, te beluisteren als podcast, gaat over de belevenissen van een zekere Lodewijk Apostel. Door de toevallige ontdekking van een foto gemaakt door NRC-fotograaf Vincent Mentzel tijdens de rellen op 30 april 1980, maakt deze held van het verhaal een reis terug in de tijd. Hij deed toen eindexamen als onderwijzer en had een nogal bizarre liefdesrelatie had met een zekere Dina IJsselstein. Een zestienjarige van huis weggelopen punkmeid uit het Limburgse Helmond. Dit alles tegen de achtergrond van het roerige kraakjaar 1980 waarin de hoofdstad zich opmaakt voor de kroning van een nieuwe vorstin. Hij een Oranjegezinde kwekeling en zij een republikeinse kraakster die er een nogal vrije levensstijl op na hield. Een ware mannenverslindster, hoe jong ook. Met als uitvalsbasis een gekraakte wisselwoning in het noordelijk stadsdeel. Toen het Siberië van Amsterdam en nu de place to be. Maar daar stak Lodewijk Apostel maar al te graag het IJ voor over met de pont. Daar was hij zelfs voor naar de overkant gezwommen als het moest. Maar er was ook nog de mooie Jorien, onderwijzeres in opleiding, met wie hij na het eindexamen op de p.a. naar een Amerikaans zomerkamp zou gaan als groepsleider. Waar Dina op haar manier een stokje voor stak. Wat bijna het leven kostte van haar doofstomme tweelingzus Dientje, die in het Vliegenbos op wonderbaarlijke wijze, een dag voor de kroning, het gehoor terugkreeg. Meer dan dat. Ze bleek een gouden strot te hebben en maakte naam als operazangeres. Als iets de ingrediënten vormen voor dit verhaal dan zijn het wel liefde, haat en het ermee gepaard gaande geweld. Veel lees- en luisterplezier dus de komende tijd. Tot slot, voor wie het mocht interesseren, op de foto ben ik te zien, de jongeman met zwarte hoed in het verlengde van de half ontkleedde etalagepop. Dina staat links van mij, het meisje met de gekruiste benen, op het hoofd een blonde pruik, afkomstig uit de geplunderde etalage van de inmiddels ter ziele gegane V&D op het Rokin. De kleine schat. Drs. Bertus Boshut, orthopedagoog.
Foto's en vrijmarkten Het boekje lag naast een tegel ter herinnering aan de kroning van Beatrix op 30 april 1980. Zo’n profiel van een vroege Rafaël op overtrekpapier dat van het staatshoofd een beetje fletse Madonna maakte. Maar niemand op de vrijmarkt die daar aanstoot aan nam. Het was dat z’n oog erop viel na het passeren van de zoveelste uitstalling aan overgebleven huisraad waar helaas geen inklapbare stoel van Rietveld tussen stond die hem na wat afdingen tot een vermogend man maakte. Dat werd hij niet van het zijaanzicht van de vorstin, afgebeeld op rechthoekig geglazuurd aardewerk, wat het portret een beetje sombere uitstraling gaf, neigend naar bruin, alsof de maker er niet veel fiducie in had. Een mislukt massa-product voor een paar centen te koop. Vrijmarkt Elandsgracht Amsterdam 30 april 2010 Vroeger sierden dat soort creatieve misbaksels tot in lengte van jaren de muren van vestibules en eetkamers in de woningen van zowel arbeiders als hun bazen. Tussen de andere prullaria ter herinnering aan staatkundige hoogtepunten toen de onderdanen nog gezagsgetrouw waren en pal stonden voor de monarchie. In de tijd van Wilhelmina en de eerste regeringsjaren van dochter Juliana, tot de prins-gemaal door de mand viel als corrupte rokkenjager. Na het vernietigende rapport van de Commissie Donner was het hoog tijd voor een nieuwe vorstin, voor Beatrix dus als eerste in lijn van de troonopvolging. Vandaar die tegel. Ondanks de belabberde weergave van haar profiel was van lichamelijk verval nog geen sprake. Maar de tijd zou het frisse meisjesgezicht aanstampen, tot er van het onschendbare deel van de regering niet veel meer over was dan een adellijke dame met rimpels onder een betonnen kapsels, een door overmatig gebruik van haarlak gevormde helm waarvan de draagster de hofteugels strak in handen hield. Een moeder van drie zonen. De eerstgeborene, Alexander, die de kroon zou overnemen ooit. Zo was het nu eenmaal vastgelegd in landen met een constitutionele monarchie. Behalve dan in Engeland. Hij wist nog dat op een ochtend in april eind jaren zestig de onderwijzeres de klas binnenkwam met de mededeling dat er een kroonprins was geboren. In de pauze was ze blijkbaar als hoofd van de feestcommissie naar de Simon de Wit in de Tweede Nassaustraat geweest voor een paar rollen Bolletje, want de hele klas kreeg ter viering van de heugelijke gebeurtenis een beschuitje met muisjes. Ten koste van de Gazeuse bij de Zoete Inval tijdens het jaarlijkse schoolreisje. Dat werd vanwege geldgebrek leidingwater uit de duinen aangelengd met vruchtensiroop, van die mierzoete troep waar de wespen wel pap van lusten. Kopje onder in het suikervocht op de bodem van een glas dat dan razendsnel werd omgedraaid, de rand een guillotine en ze het paren met de koningin wel op hun geelzwartgestreepte buikje konden schrijven. Wat ze toch niet overleefd hadden. Waren ze op Soestdijk heel wat beter af. Maar ook daar moest voor nageslacht gezorgd worden om uitsterven van het Koningshuis op de wat langere termijn te voorkomen. Liefde met een bedoeling. Het landelijk belang van lichamelijke affectie. Het gaande houden van de monarchie op bescheiden wijze gecelebreerd op de lagere scholen van het land. Voor de zekerheid nog twee prinsen erbij. Mocht de pest uitbreken. Maar toen zat hij al op de middelbare school. Op een Mavo met aan de gevel een soort van misthoorn. Een paar honderd leerlingen op de stoep, wachtend tot het ding ging loeien dat het een aard had en de lessen konden beginnen, gegeven in een nevel van pedagogische onwetendheid. ‘Frontaal klassikaal’ geheten. Een onderwijskundige aanrijding met de nodige geestelijke blikschade. De school als een soort door de staat opgelegde dwangarbeid in de vorm van proefwerken en al dat vreselijke aan tests en overhoringen ter voorbereiding op een ergens in de verre toekomst gelegen eindexamen. Behalve op feestdagen, zoals 30 april.
Een vrijgevochten vriendin Hij kon de ogen maar niet afhouden van de tegel. Er boven een Dinkey Toys. ‘Apk gekeurd!’ stond er bij wijze van grap op een geel kartonnen prijskaartje. Zo’n miniatuurweergave van een Italiaanse sportauto waar pa Bernhard zich plankgas in verplaatste. Schaal 1:1 heel wat meer paardenkracht onder de motorkap dan tien gouden en glazen koetsen bij elkaar aan ingespannen edele viervoeters op Prinsjesdag. Die gingen daarna op Duindigt stoom afblazen, terwijl hun bazin de laatste zwaaibewegingen van die dag maakte naar het onder het balkon van Paleis Noordeinde samen gestroomde publiek. Daar zou hij nooit tussen gaan staan. Hetzelfde volk dat zomaar ineens van mening veranderde, zoals de keizer van z’n kleren in het sprookje van Andersen. Of gewoon omdat het blijkbaar weer eens tijd was voor iets nieuws. Daarom hield hij zich als monarchist pur sang altijd op gepaste afstand van dat soort massahysterie. Stel dat er paniek uitbrak door de een of andere rare aktievoerder die het in z’n hoofd haalde met een klapperpistooltje de lolbroek uit te hangen. Gekken genoeg in de wereld. Dat wist hij nog van vroeger toen z’n eigen vriendinnetje hem zelf bijna tot aan de rand van de waanzin dreef. Nee, in de massa was hij gewoon eentje van de velen. Daar verzette zij zich toen op haar manier ook tegen. Iets dat hem nog steeds dwars zat, maar misschien juist ook wel de bron van de aantrekkingskracht die hij voor haar voelde. Iets dat hij later nooit meer had bij een andere vrouw, of meid. Misschien ook niet meer wilde hebben. Die ene keer was waarschijnlijk genoeg voor de rest van z’n leven geweest. Geen herhaling dus van telkens hetzelfde, maar dan op een veel lager liefdespitje, zo er van liefde dan sprake was. Hooguit een door wellust gedreven sympathie voor een lid van het andere geslacht. Diep van binnen was hij misschien best een hartstochtelijk iemand, een beetje als de tropische plant die maar eens in z’n leven tot bloei komt en dan een verschrikkelijke stank verspreidt van rottend vlees, bedorven vis en zweetvoeten. Liefde, echte liefde stinkt misschien ook wel dat het een aard had. Het steeds dieper weg zinken in een troebel moeras van gevoelens. Ging de ware poëzie daar niet over, bijvoorbeeld die van Baudelaire. En ook over het mistroostige gegeven dat de wereld er alleen op uit is een ander de les te lezen, te krenken. Dat schreef ze toen een keer met een zwarte viltstift op het behang na een bezoekje aan de Slegte in de Kalverstraat toen ze een beduimeld exemplaar van Les fleur du mal onder haar trui mee naar buiten smokkelde. ‘Proletarisch winkelen’ genoemd door haar, maar die stalen geen dichtbundels. Ze was als dropout van een Limburgs gymnasium de Latijnse taal machtiger dan hij die niet eens op Franse les mocht van de juf op de lagere school, het begin van z’n asgrauwe odyssee door pedagogenland om er zelf eentje te worden: ‘Gebannen aan de grond, waar spotters hem kleineren, wordt hij door reuzenwieken in zijn gang gestuit.’ Dat liet hij toen een paar minuten op zich inwerken. Net of ze het over hem had en niet over de door haar gevonden meeuw met lamme vleugel op de pont, zo’n halve albatros, bang weggekropen onder de teakhouten bank van het gemeenteveer. De makreleneter kwam in een doos vol stro in de keuken op krachten gevoerd met de door haar in de supermarkt op de Motorkade gejatte blikjes met sardientjes, waar ze onder de kraan eerst de olie vanaf spoelde. Maar als Snaveltje, zoals ze hem noemden z’n maaltje vis rook fladderde hij het liefst naar de aanrecht. Dan kwam hij kaarsrecht omhoog als een ballerina tijdens een uitvoering van het Zwanenmeer in het Bolshoi-theater. Minstens zo wit, net de wieken van een kleine windmolen. Met die vleugel kwam het dus wel weer goed en ze hem na een paar weken weer loslieten aan het begin van de dreef die naar de witte zwemvogel en z’n gevederde soortgenoten was genoemd, uit het zicht verdwijnend boven het IJ richtin...
Bezet! De miniatuur bolide boven de siertegel werd gekocht door een man in een bruine regenjas, op z’n hoofd zo’n raar Sherlock Holmes-hoedje, voorzien van dubbele klep. In de hand een paraplui, terwijl het onbewolkt was. Bovenop het geruite dedectivehoofddeksel zat een groen zijden strikje waar het zonlicht overheen gleed als over het blad van een wintervaste plant en het voorjaar zich al een beetje van z’n goede kant liet zien. Het gaf hem wat hoop. Dat prille van een nieuw begin. De lente waarvan z’n moeder vroeger zei dat die dan weer in het land was. Meestal op de dertigste april en de bloemen op het bordes van Paleis Soestdijk lagen uitgestald als in een etalage van Fleurop. Tot er geen boeket meer was te krijgen in de wijde omgeving van het koninklijke onderkomen en de saaie opgang door de tentoongestelde bestuivers veranderde in een filiaal van de Keukenhof. Gecomplementeerd door de witte anjer in het knoopgsgat van de prinsgemaal. Of er een laatste sneeuwvlok was blijven plakken op z’n rever. Bloemen op het bordes van Paleis Soestdijk. ‘Zeg kereltje wat kost me dat karretje daar?’ Vroeg de man in de Engelse outfit. Het klonk een beetje bekakt. Wat het juist iets komisch gaf, omdat op een dag als deze er van hoog en laag, van arm en rijk, geen sprake meer leek. Een vrolijk, het volk verbindende hebzucht. Het hele land een open lucht bazaar. Met de ijzeren punt van de handparaplu wees hij met gespeelde nonchalance in de richting van de Dinky Toys. De gele papaya-kleur gaf de miniatuur sportauto iets exotisch. Wat de prijs niet op dreef. Eerder het omgekeerde. In plaats van de door het verkopertje gevraagde bedrag van zeven euro werden het er vijfenhalf. Grif door hem in de oneerbiedig opgehouden hand neergelegd. Het doosje kreeg hij er gratis bij. Moet een koopje geweest zijn, want hij maakte zich haastig uit de voeten, blijkbaar bang dat de verkopende partij zich bedacht. Dat GTO’tje stond morgen waarschijnlijk voor het driedubbele op een digitale veilingsite als Marktplaats of Ebay. Niet de tegel, daar was niemand in geïnteresseerd. Hooguit interesseerde hem de kloof die het onbedoeld symboliseerde tussen heden en verleden. Prins Claus bijvoorbeeld was in die dertig jaar voor het oog van de fotocamera’s van de verzamelde roddelpers van een knappe jonge vent een kromgebogen tobber geworden die liever dood was dan een halfbakken koninklijke marionet. Misschien had hij het daarom helemaal niet erg gevonden dat hij de kelder van de Nieuwe Kerk in Delft werd ingedragen als laatste plichtpleging. Daar hoefden immers geen lintjes voor geknipt te worden, wat hij een beetje badinerend z’n core business noemde in een laatste televisieinterview met de starende blik van een diep ontgoocheld iemand die maar beter niet meer op een paleisbalkon kon verschijnen. Persmuskieten die dan het plaatje van hun leven konden schieten, terwijl dat van Claus ophield. Of er moesten een paar behulpzame lakeien met een vangzeil onder staan. Waar hij zich graag als vrijwilliger voor had aangemeld. Al was het maar om te blijven geloven in het wonder van blauw bloed stromend door de aderen van de leden van het Koninklijk Huis. Aangetrouwd of niet. Maar treurig was het natuurlijk wel. Op de haarlijn tussen kroon en hoofd zat over de hele lengte van de wanddecoratie een barst. Het raakte aan een boek dat de perfecte aanvulling van de gehavende kroningstegel was. Toeval dat het beschadigde kunstwerkje naast een journalistieke fotoreportage lag over de rellen die toen als op afspraak uitbraken? De hevigste sinds het Jordaanoproer. Wat de samenstellers blijkbaar tot inspiratie diende wat betreft de titel. ‘Het Kroningsoproer’ stond er met dikke witte letters op de kaft. Het leek hem onwaarschijnlijk dat de verkoper, een joch van een jaar of twaalf, dertien met een omgekeerde honkbalpet op het hoofd, enig benul had van de historische parallel tussen tegel en boek,
Dientje die het doet voor een tientje... Wat zou zo’n jongen nou verdienen met de zolderopruiming van pa en ma, vroeg hij zich een beetje beschaamd af toen hij was doorgelopen zonder het sluiten van een koop. Het geld brandde hem zoals gezegd in de zak. Wachtend op een excuus voor het laten rollen van de pingping. Soms stak hij de hand in de richting van z’n knip, maar iets belette hem de zwart lederen beurs uit de binnenzak van z’n jasje te halen. Dan sloeg hij de kraag omhoog of juist omlaag al naar gelang de stand van de textiele nekbescherming. Wat niets met de temperatuur buiten te maken had. Niet echt koud, maar ook niet warm. Daar kreeg hij het eerder van bij de gedachte aan het boek verderop, dat een beetje oneerbiedig op de stoep lag uitgestald. De opwelling een koop te sluiten na een kort handjeklap met de jonge eigenaar. Een hebzuchtige drang. Net als bij de vent die de Dinkey Toys kocht. Terwijl er helemaal niets van een verzamelaar in hem zat. Maar feit was wel dat boeken op een plank hoorden te staan, het liefst op een plank van een boekenkast bij hem thuis. Duizenden ruggen waar z’n blik iedere dag langs gleed. Daar kon er best nog wel eentje bij. Iets trok hem onweerstaanbaar aan in de reportage over de kroningsrellen. Niets liever dan dat hij er thuis op z’n gemak doorheen bladerde, de bladzijden omslaand met het idee dat al die plaatjes gewoon op hem gewacht hadden als kijker. Maar dan moest hij wel snel beslissen en tot een koop overgaan voor een ander dat deed. Het joch zou er mee in z’n sas zijn. Verlost van iets dat hij liever niet mee terug naar huis nam. De belichaming van het sentiment van het klein economische gebeuren op een dag als deze, waarop de vorstin haar verjaardag vierde. Al die mensen op pleinen en in straten, zoals hier op de Elandsgracht, die als betrof het een plaatsvervangende koninklijke plichtpleging traag voortschuivelden langs de uitgestalde waar. Soms verwisselde er een voorwerp van eigenaar. Meestal na flink wat afdwingen. Een koper wist ook wel dat de andere partij, de aanbieder, niet graag de spullen weer mee terug naar huis nam. Dat wist Lodewijk Apostel ook. Daar hoefde men geen geleerde voor te zijn. Het jochie kreeg dan vast te horen van z’n vader dat hij beter een krantenwijk kon nemen. Misschien moest ie voor straf wel de auto van pa wassen en daarna die van de buurman en zo de hele straat aan middenklassers af, tot en met de rode Canta van de invalide in het benedenhuis met rolstoelhelling. Het soort hardvochtige opvoeding dat hij zelf nooit had gekregen als kind. Maar misschien beter wel had kunnen krijgen. Wie weet was hij dan nu een succelsvol zakenman. Zo eentje die in een week de hele dagomzet van de vrijmarkt verdiende. Waar natuurlijk weer andere nadelen tegenover stonden. Hoewel hij zich die niet een twee drie voor de geest kon halen. Succes dat wilde toch iedereen hebben?! Na zoveel jaar universiteit waren z’n hersens gewoon een beetje krom gaan staan. Het enige dat daar gedoseerd werd was wereldvreemdheid met een hoofdletter ‘W’. Althans bij de sociale en geesteswetenschappen, waar pedagogiek ook onder viel. Bijna uit medelijden ̶ wie gunde zo’n kind niet z’n Nintendo? ̶ draaide hij na een paar meter om, achtervolgd door de misselijk makende geur van aangebrande saté, waarvan een wolk hem vanonder een luivel vol oranje slingers door een onverwachte windvlaag recht in het gezicht blies uit de provisorisch ingerichte keuken van een kroeg met luide elektronische dansmuziek op de hoek van de Eerste Looiersdwarsstraat en de Elandsgracht. Net als ooit het traangas verderop in het centrum van de stad voor het indammen van het uitgebroken oproer, wat ook iets met House te maken had. Het zoveelste tumult in het rijtje ‘Bouwvakrellen’, ‘Nieuwmarkt-oorlog’ en als opmaat voor de onlusten op 30 april: de veldslag in de Vondelstraat tussen ME en krakers, waar een weekend lang een door omvergeworpen bouwketen gemarkeerde vrijstaat...
Bedenkelijke pedagogen! Dertig jaar en een dag later zaten de munten van een ander soort betalingsmiddel los in Lodewijks broekzak. De knip trekken hoefde dus niet eens. Wat de koop alleen maar bespoedigde. ‘Twee?’ De jongen schudde het hoofd. ‘Nee, vier euro meneer.’ Er als een volleerd marktkoopman aan toevoegend dat hij het nergens goedkoper kreeg. Afdingen dat hem het gevoel gaf iets bij de tijd op te tellen, de tijd dat als moment een beetje duurder werd in plaats van goedkoper. Zal wel iets met z’n leeftijd te maken hebben als optelsom van afgeprijsde waan. Voor een appel en een ei op de kop tikken van een begeerd object. Een beetje het gevoel een dief te zijn. Op een bepaald moment in z’n leven kon hij niets meer doen zonder het idee te hebben iets van een ander te jatten. Maar ook steeds vaker het gevoel zelf slachtoffer te zijn van een vermogensdelict bijvoorbeeld bij het afrekenen van de boodschappen. Wat hem als pedagoog steeds meer deed twijfelen, niet alleen aan zichzelf, meer nog aan z’n medemensen. Schepsels die hem bedoeld dan wel onbedoeld een kunstje probeerde te flikken. Was dat niet de kern van het economisch gebeuren: de ander een poot uitdraaien! Dat wist hij nog uit de stalling van z’n pa vroeger. Die zei bijvoorbeeld tegen een klant die een band had lek gereden dat deze poreus was. Het rubber was dan op. Een belangrijke bron van inkomsten voor Apostel senior. Poreus als vonnis over de portemonnee van een fietsende pechvogel. Die konden dan de knip trekken. Een ‘poepflapje of twee’. Vooral als het rubber van de buitenband ook nog eens sporen van slijtage vertoonde en het canvas was te zien. Bestond er iets ontluisterender als fietser met haast dan het plotseling tot diep in het lichaam voelen van het plaveisel omdat er geen lucht meer tussen steen of asfalt en het ijzer van de velg zat. De plek van bestemming plotseling oneindig ver weg. Het besparen van een fikse wandeling mocht daarom best wat kosten. Dat noemde pa dan een ‘Tevredenstein.’ De een z’n voornemen tot het laten plakken van een band was de ander z’n verdienste bij het aan de man brengen van het benodigde aan fietsgerei. Wat voor ieder aan te bieden waar of goed gold. Nieuw dan wel gebruikt zoals op de vrijmarkt. Dat vergde enige bedenktijd. Als ergens de wereld om draaide dan was het wel slijtage en aftakeling. Maar ook om onverschilligheid, of de schijn ervan. Het net doen of men niet was geïnteresseerd in het op de vrijmarkt van het bestaan aangebodene. Waarom een ander het gevoel geven iets van waarde te hebben! Misschien dat hij daarom aan de jongen vroeg hoe ie heette. ‘Thomas,’ klonk het een beetje bedremmeld. Vroeger als kwekeling stelde hij zich aan een klas kinderen voor, of beter gezegd dat deed z’n mentor of mentrix, meestal het laatste, omdat vrouwen nu eenmaal oververtegenwoordigd waren en nog steeds zijn in het onderwijs, vooral in het lager onderwijs. Niet echt een beroep voor mannen dus, al heet het tegenwoordig dan ‘leraar’. Het menselijk streven bij een beroepsgroep te willen horen een paar sporten hoger op de maatschappelijke ladder. Maar daar was eind jaren zeventig nog niet echt veel sprake van in de basale overdracht van kennis door een meester of juf. ‘Dit is Lodewijk en die gaat jullie een les geven vandaag. Hij wil namelijk net als ik onderwijzer worden.’ Dan ging hij voor het bord staan als een moeilijk te nemen hindernis richting het speelkwartier, wat in de praktijk nogal tegen viel en de klas alvast een voorschotje nam op het gillen en schreeuwen buiten op het schoolplein. Maar steeds vaker was er sprake van een stilzwijgende gewapend soort van onderwijskundige vrede, net of een klas wist dat hij helemaal geen onderwijzer wilde worden. Ergens waren kinderen best wel vergevingsgezind, meer dan een volwassene. Een juf die hem als eerste les op een school in de Pijp ooit een liedje zingen met een zesde. ‘Altijd is Kortjakje ziek!