POPULARITY
Wij zijn dag 187 van ons leesjaar. Vandaag lezen we 2 Koningen 21 en 2 Kronieken 32 en psalm 145. Wij lezen verder in het Oude Testament, maar in een nieuwe tijdsperiode: Ballingschap. Door hun ontrouw wordt het volk van God weggevoerd uit het Beloofde Land.
Wij zijn dag 186 van ons leesjaar. Vandaag lezen we 2 Koningen 20 en 2 Kronieken 31 en psalm 144. Wij lezen verder in het Oude Testament, maar in een nieuwe tijdsperiode: Ballingschap. Door hun ontrouw wordt het volk van God weggevoerd uit het Beloofde Land.
Wij zijn dag 185 van ons leesjaar. Vandaag lezen we 2 Koningen 19 en 2 Kronieken 30 en psalm 143. Wij lezen verder in het Oude Testament, maar in een nieuwe tijdsperiode: Ballingschap. Door hun ontrouw wordt het volk van God weggevoerd uit het Beloofde Land.
Introductie: Openbaring We zijn aangekomen bij het slotakkoord van de Bijbel: Openbaring. Is het niet fantastisch dat God ons ook verteld hoe het verhaal van God en mens zal aflopen? Openbaring is wel een boek dat soms lastig te begrijpen is. Het zit vol profetieën en beeldspraak. De details kunnen misschien voor verwarring zorgen, maar de hoofdlijn is niet moeilijk te volgen. We bezoeken nog één keer de apostel Johannes, die verblijft op het Griekse eiland Patmos. Jezus verschijnt aan hem en vertelt Johannes om namens Hem brieven aan zeven kerken te sturen. Daarna krijgt Johannes visioenen van de hemel én van de komst van de nieuwe aarde en de nieuwe hemel. God rekent definitief af met het kwaad, vestigt Zijn koninkrijk op aarde en wij die op Hem vertrouwen mogen voor altijd bij Hem zijn. Openbaring (20 minuten) In onze Bijbel heet dit Bijbelboek ‘Openbaring' of ‘Openbaring van Johannes', maar de oorspronkelijk titel van dit werk is ‘Openbaring van Jezus Christus'. Die naam is veel toepasselijker omdat de tekst weergeeft wat Jezus in verschillende visioenen openbaarde aan de apostel Johannes. Bovendien staat de Messiaanse Koning centraal. Deze was al beloofd aan Adam en Eva nadat zij voor het eerst hadden gezondigd. Hij is de rode draad in alle Bijbelboeken. Johannes schreef Openbaring aan het eind van zijn leven, toen hij verbannen was naar het eiland Patmos. Vermoedelijk ergens tussen de jaren 94 en 96. Keizer Nero was inmiddels gestorven en zijn plaats was ingenomen door keizer Domitian, die evenals zijn voorganger de christenen vervolgde. Aankomende storm Er was zelfs nog meer vervolging op komst en de kerken in Klein-Azië (Turkije) waren niet meer zo sterk als enkele jaren daarvoor. Ze hadden hoop, bemoediging en zelfs correctie nodig om de aankomende storm te kunnen weerstaan. Daarom verscheen Jezus aan Johannes, dicteerde brieven aan de zeven kerken in Klein-Azië en liet hem visioenen zien van de geestelijke werkelijkheid. Openbaring is net als de andere profetische boeken soms moeilijk te begrijpen. Dat komt omdat er veel in beelden wordt gesproken en hoe leg je die uit? Profetieën zijn woorden die rechtstreeks van God komen en bedoeld zijn om mensen te waarschuwen of juist kracht te geven in tijden van wanhoop. Als je Openbaring leest, kun je je daarom beter richten op wat je wel begrijpt, in plaats van op wat je niet begrijpt. En als je de getallen en symbolen wilt bestuderen, kijk dan vooral naar het Oude Testament, want Openbaring zit vol verwijzingen naar het eerste deel van de Bijbel. Code ontcijferen? Veel christenen gaan trouwens op zoek gaan naar een code in Openbaring en proberen die te ontcijferen. Ze proberen erachter te komen welke profetieën al zijn vervuld en welke op het punt staan om vervuld te worden. Ze willen calculeren wanneer Jezus terugkomt. Hierdoor verliezen ze het overzicht en de grote lijn van het boek. Openbaring is namelijk het laatste Bijbelboek, de climax van de hele Bijbel. Het geeft troost, hoop en kracht om vol te houden, zelfs als het moeilijk wordt, zelfs als mensen je niet serieus nemen om je geloof, zelfs als je wordt vervolgd, zelfs als je wordt vermoord. Hou daarom vast aan Gods Woord; dat is Jezus zelf. Helemaal aan het eind vangen we een glimp op van de vervulling van al Gods beloften: dat we op een plaats mogen wonen die nog mooier is dan de Hof van Eden, en dat God dan weer bij ons woont. ‘Iemand die eruitzag als een mens' Johannes opent ‘Openbaring' met een beschrijving van hoe Jezus hem van achteren roept. Als Johannes zich omdraait ziet hij zeven gouden lampenstandaards en ertussendoor loopt ‘iemand die eruit zag als een mens'. (Een lampenstandaard staat symbool voor een kerk.) Jezus draagt Johannes op brieven te schrijven aan zeven gemeenten in Klein-Azië. Het getal ‘zeven' is een belangrijk symbool in de Bijbel. Het is het getal van de ‘volheid' of ‘compleetheid'. Elke kerk die een brief krijgt, heeft zo zijn eigen uitdagingen. Sommige zijn hun liefde voor Christus kwijtgeraakt en lauw geworden. Andere worden zwaar vervolgd door niet-gelovigen. Jezus roept de zeven kerkelijke gemeentes op om trouw te blijven aan Hem en zo de wereld te overwinnen. Wie de wereld overwint, krijgt een beloning. Deze eerste drie hoofdstukken leggen de basis voor de rest van het boek. Hoewel Johannes namens Jezus zeven specifieke kerken aanschrijft, is zijn boodschap relevant voor de hele kerk. De vraag is dus: zal de kerk overwinnen? En waarom is ‘trouw blijven' hetzelfde als ‘de wereld overwinnen'? Die vragen worden beantwoord in de rest van het boek. De gesloten boekrol Johannes krijgt een visioen van Gods troonzaal en gebruikt beelden uit het Oude Testament om de pracht en praal te beschrijven. Om God heen zijn hemelse wezens die roepen hoe heilig God is. Voor de troon werpen 24 oudsten zich neer om God te aanbidden. God houdt een boekrol vast. Deze rol is verzegeld met zeven wassen zegels. In het Oude Testament spraken de profeten hier ook al over en ook Daniël zag deze boekrol al in een visioen. Niemand mag de boekrol echter openmaken. Dat kan alleen gebeuren door iemand die waardig genoeg is. Dan verschijnt er Iemand die dat wel kan. Het is de Leeuw van Juda, de nakomeling van David. De leeuw is een toonbeeld van kracht en David is een militair met talloze overwinningen. Als Johannes zich omdraait om deze ‘leeuw' te kunnen bekijken, ziet hij echter iemand die lijkt op een lam. Een geslacht lam. Met zeven hoorns en zeven ogen. De overwinning is dus behaald door Iemand die zich ter dood liet brengen. Denk ook terug aan het lam dat de Israëlieten moesten slachten in Egypte, zodat de Engel des doods hun huis niet zou aandoen om de eerstgeborenen te doden. Niet voor niets noemde Johannes de Doper Jezus ook wel ‘het Lam van God'. In de hemel wordt God aanbeden, maar ook dit Lam. Het Lam verbreekt uiteindelijk één voor één de zegels. Zeven zegels, zeven bazuinen, zeven schalen In het volgende deel van Openbaring laat Johannes zien hoe drie cycli van zevens elkaar opvolgen. Eerst zeven zegels. Uit het zevende zegel komen zeven bazuinen. Uit de zevende bazuin komen zeven schalen. Iedere cyclus laat zien hoe Gods koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zich in de hemel én op aarde zzullen vestigen. Het zou kunnen dat deze 21 gebeurtenissen elkaar zullen opvolgen, maar het is waarschijnlijker dat iedere cyclus van zeven hetzelfde beschrijft als de twee andere cycli. De uitkomst is namelijk telkens hetzelfde: ze leiden tot het laatste oordeel. Bij het openen van de eerste vier zegels, verschijnt er telkens een ruiter op een paard. Dit beeld komt uit Zacharias 1. De vier ruiters vertegenwoordigen oorlog, verovering, honger en dood. Helaas komen er iedere dag mensen om door oorlogen, veroveringen, honger en andere misstanden. Het vijfde zegel laat de ‘martelaren' zien: de mensen die omgebracht zijn omdat ze Jezus volgen. Zij roepen het uit tot God. Wanneer gaat Hij hun bloed wreken? God antwoordt dat ze nog even geduld moeten hebben. Het is nog niet de tijd, maar Hij legt niet uit waarom niet. De dag van de Heer Maar dan wordt het zesde zegel geopend. Dit is de dag van de Heer, waarover de profeet Joël profeteerde. Er vinden rampen plaats op aarde en de mensen worden bang. Ze roepen uit: ‘Wie kan dit doorstaan?' Het antwoord volgt in Openbaring 7. We zien een engel die 144.000 trouwe volgelingen van God markeert. Dit zegel op het voorhoofd van deze mensen beschermt hen tegen de rampspoed. De 144.000 zijn als het ware een telling van de militaire kracht. Dat kwamen we ook al tegen in Numeri 1. De 144.000 zijn 12.000 soldaten van elk van de twaalf stammen van Israël. Dit is wat Johannes wordt verteld. Maar wat hij ziet, is anders dan wat hij zojuist hoorde. Voor hem staat namelijk een ontelbaar grote menigte bestaande uit mensen van allerlei volken en rassen. Precies zoals God had beloofd aan Abraham. Dit is het leger van God. Ze zijn in wit gekleed, omdat Jezus' bloed hen heeft schoongewassen. Zij zijn de overwinnaars. Niet doordat zij hun vijanden onder de voet hebben gelopen, maar omdat ze trouw zijn gebleven aan Jezus en het evangelie hebben verkondigd. De zevende zegel Dan wordt het zevende zegel verbroken. Er valt een immense stilte in de hemel die een half uur duurt. Zeven engelen krijgen ieder een bazuin, en vuur van het altaar wordt over de aarde uitgeworpen: met donderslagen, bliksemschichten en een aardbeving wordt het einde van de ‘dag van de Heer' ingeluid. Johannes vertelt ons vervolgens wat het blazen op de bazuinen teweegbrengt. Het lijkt erop dat dit geen nieuwe gebeurtenissen zijn, maar meer een andere manier om hetzelfde te zeggen. Nu gebruikt God beelden uit het Bijbelboek Exodus. De eerste vijf bazuinen veroorzaken rampen vergelijkbaar met de plagen die Egypte teisterden. Als de zesde bazuin schalt komen de vier ruiters tevoorschijn die we eerder al zagen bij het openen van de eerste vier zegels. Ondanks alle rampspoed weigeren de mensen te breken met hun zondige levensstijl. Precies zoals de Farao en de Egyptenaren weigerden te luisteren toen zij getroffen werden door de plagen. Twee symbolische visioenen Voordat de zevende bazuin klinkt, krijgt Johannes de door Jezus geopende boekrol. Hij moet deze opeten, maar mag de tekst niet voor zichzelf houden. Hij krijgt de opdra...
Wij zijn dag 184 van ons leesjaar. Vandaag lezen we 2 Koningen 18 en 2 Kronieken 29 en psalm 141. Wij lezen verder in het Oude Testament, maar in een nieuwe tijdsperiode: Ballingschap. Door hun ontrouw wordt het volk van God weggevoerd uit het Beloofde Land.
Wij zijn dag 183 van ons leesjaar. Wij lezen verder in het Oude Testament in de tijdsperiode Verdeeld Koninkrijk, waar de afstammelingen van Israël niet langer verenigd zijn onder één koning. Vandaag is de laatste dag van deze tijdsperiode. Vandaag lezen we 2 Koningen 17, Micha 5-7 en psalm 140.
Wij zijn dag 182 van ons leesjaar. Wij lezen verder in het Oude Testament in de tijdsperiode Verdeeld Koninkrijk, waar de afstammelingen van Israël niet langer verenigd zijn onder één koning. Vandaag lezen we 2 Koningen 16, Micha 1-4 en psalm 139.
Wij zijn dag 181 van ons leesjaar. Wij lezen verder in het Oude Testament in de tijdsperiode Verdeeld Koninkrijk, waar de afstammelingen van Israël niet langer verenigd zijn onder één koning. Vandaag lezen we 2 Koningen 15, Jona 1-4 en psalm 138.
Wij zijn dag 180 van ons leesjaar. Wij lezen verder in het Oude Testament in de tijdsperiode Verdeeld Koninkrijk, waar de afstammelingen van Israël niet langer verenigd zijn onder één koning. Vandaag lezen we 2 Koningen 13-14, Amos 7-9 en psalm 124.
Wij zijn dag 179 van ons leesjaar. Wij lezen verder in het Oude Testament in de tijdsperiode Verdeeld Koninkrijk, waar de afstammelingen van Israël niet langer verenigd zijn onder één koning. Vandaag lezen we 2 Koningen 11-12, Amos 4-6 en psalm 122.
Wij zijn dag 178 van ons leesjaar. Wij lezen verder in het Oude Testament in de tijdsperiode Verdeeld Koninkrijk, waar de afstammelingen van Israël niet langer verenigd zijn onder één koning. Vandaag lezen we 2 Koningen 10, Amos 1-3 en psalm 110.
Dit boek is niet geschreven door Judas Iskariot, de leerling die Jezus verried. De Judas die dit boek schrijft was één van de vier broers van Jezus die met naam wordt genoemd in het Nieuwe Testament. Jezus' andere broers heetten Jakobus, Jozef en Simon. Evenals Jakobus was Judas een belangrijke leider van de vroege kerk geworden. Het zou kunnen dat de twee andere broers ook een hoge posities innamen, maar dat is niet met zekerheid te zeggen. De brief van Judas is waarschijnlijk eind jaren zestig van de eerste eeuw geschreven vanuit Jeruzalem. Het is een korte brief: slechts één hoofdstuk van 25 verzen. Alleen Filemon, 2 Johannes en 3 Johannes zijn korter. Judas' tekst zit vol verwijzingen naar het Oude Testament, maar ook naar twee Joodse boeken die niet in de Bijbel zijn opgenomen. Dat maakt dit Bijbelboek voor ons soms lastig te begrijpen. Volg niet de weg van de goddelozen We kennen de context dus niet precies, maar wat vaststaat, is dat Petrus' voorspelling over valse leraren is uitgekomen. Als Judas zijn brief schrijft, zegt hij in de opening dat hij van plan was te schrijven over Gods reddingsplan. Hij voelt zich echter gedwongen om dat uit te stellen vanwege deze urgente zaak. De boodschap van Judas aan de gelovigen is simpel: volg niet de weg van deze goddeloze mensen. Ze misbruiken Gods Woord om een losbandig leven te leiden. ‘God is toch genadig? Dan vergeeft Hij wel', is hun houding. Zij hebben geen reddend geloof, zoals blijkt uit hun zondige levensstijl. Daarom roept Judas zijn lezers op om niet te doen zoals deze leiders. Letterlijk zegt hij: ‘Maar u, geliefde broeders en zusters, moet uw leven bouwen op het fundament van uw zeer heilige geloof. Laat u bij het bidden leiden door de heilige Geest, houd vast aan Gods liefde, en zie uit naar de barmhartigheid van onze Heer Jezus Christus, die u het eeuwige leven zal schenken. Ontferm u over wie twijfelen en red anderen door hen aan het vuur te ontrukken. Uw medelijden met nog weer anderen moet gepaard gaan met vrees; verafschuw zelfs de kleren die ze met hun lichaam bezoedeld hebben.' - Judas 1:20-22 Laat God je leven leiden Het fundament van het geloof is dat Jezus voor onze zonden is gestorven. Hij heeft de straf gedragen. Doordat wij ons vertrouwen op Hem stellen, zijn wij met Hem dood gegaan en opgestaan. De wet heeft geen gezag meer over ons. Dat houdt dus wel in dat we oprecht moeten geloven. Dat geloof wordt zichtbaar in onze levensstijl. Als we bij Jezus horen, zijn we ons bewust van de zonde en willen we steeds meer op Hem gaan lijken. Judas waarschuwt de christenen voor de mensen aan die zeggen te geloven, maar daar in de praktijk niets van laten zien. Vertrouw op God en laat Hem je leven leiden, concludeert Judas. De 21 brieven die we hebben besproken, geven ons een beter begrip van het evangelie. Ze laten zien hoe makkelijk het is de boodschap van God verkeerd te begrijpen of zelfs te misbruiken. Veel christenen lezen de brieven niet graag, zeker niet de brieven die wat streng van toon zijn. Ze hebben het gevoel dat Paulus en de andere apostelen allerlei nieuwe regels opleggen en het evangelie nodeloos ingewikkeld maken. Maar de brieven zijn zo belangrijk, want niets menselijks is ons vreemd. Hoe vertalen wij Jezus' onderwijs en Zijn plaatsvervangend offer naar het leven van alledag? En hoe horen gelovigen met elkaar om te gaan in kerkelijk verband? Daar hebben we de uitleg van Jezus' ooggetuigen voor nodig. Wat zij schrijven, is bovendien geïnspireerd door de Geest en dus de moeite waard om te bestuderen. De brieven herhalen dat Jezus de beloofde Messias was en dat Hij moest lijden en sterven in onze plaats. Hij is het lam dat God aan Abraham schonk zodat hij zijn zoon Isaak niet hoefde te offeren. Hij is het lam dat de Israëlieten eigenlijk slachtten toen God alle eerstgeborenen doodde in Egypte, behalve die door het bloed van het lam werden beschermd. Jezus stierf in onze plaats. Hij stond ook weer op. Dat is het bewijs dat de overwinning op de zonde en de dood volledig is behaald. De briefschrijvers maken duidelijk dat Jezus zowel voor de Joden als voor de niet-Joden kwam. Niet onze afkomst, maar ons geloof verbindt ons met Jezus' dood en opstanding. Vanaf nu ziet God onze zonden niet meer als Hij naar ons kijkt. Hij ziet Jezus' volmaakte offer. We staan voor Hem als zuivere, rechtvaardige mensen zonder zonde of gebrek. Dat is dus geen vrijbrief om te blijven te zondigen. We zijn nog menselijk en het is zelfs mogelijk dat de zonde heerst in ons lichaam. Omdat wij als het ware met Jezus gestorven zijn, heeft de dood echter geen vat meer op ons. Jezus stelt ons in staat om met de zonde af te rekenen. Wetende dat we bij Jezus horen, mogen we werken aan het verwijderen van zonden uit ons leven. Een mooiere manier om dit te zeggen, is: we mogen steeds meer op Jezus gaan lijken. Tuurlijk maken we fouten, maar groeien in Christus is mogelijk. Laat je echter geen nieuwe regels en wetten opleggen. We hoeven ons niet te houden aan de Joodse wetten en voorschriften, maar we moeten ook niet meegaan in wat de wereld om ons heen normaal vindt. Dien geen afgoden, pleeg geen overspel, steel niet enzovoort zijn nog steeds belangrijke principes. De liefde voor Jezus, de liefde voor elkaar en de liefde voor jezelf zijn de bouwstenen van een leven dat gericht is op God. Het huwelijk is hier een mooi beeld van. De ideale man en de ideale vrouw hebben elkaar lief en dienen elkaar. De één heerst niet over de ander. Als wij burgers van Gods koninkrijk zijn en leven zoals God dat wil, kan dat twee effecten hebben. Enerzijds komen mensen tot geloof, anderzijds leidt dit tot onbegrip, tegenstand en zelfs vervolging. Als dat gebeurt, wees dan blij. Ook Jezus werd vervolgd. Tegenstand test je geloof en zuivert het. Hou daarom vol en sta sterk in het geloof. Vroeg of laat komt Jezus terug en dan zul je voor altijd bij Hem zijn.
Wij zijn dag 177 van ons leesjaar. Wij lezen verder in het Oude Testament in de tijdsperiode Verdeeld Koninkrijk, waar de afstammelingen van Israël niet langer verenigd zijn onder één koning. Vandaag lezen we 2 Koningen 9, Hosea 11-14 en psalm 109.
Wij zijn dag 176 van ons leesjaar. Wij lezen verder in het Oude Testament in de tijdsperiode Verdeeld Koninkrijk, waar de afstammelingen van Israël niet langer verenigd zijn onder één koning. Vandaag lezen we 2 Koningen 8, Hosea 8-10 en psalm 108.
Wij zijn dag 175 van ons leesjaar. Wij lezen verder in het Oude Testament in de tijdsperiode Verdeeld Koninkrijk, waar de afstammelingen van Israël niet langer verenigd zijn onder één koning. Vandaag lezen we 2 Koningen 6-7, Hosea 4-7 en psalm 103.
Wij zijn dag 174 van ons leesjaar. Wij lezen verder in het Oude Testament in de tijdsperiode Verdeeld Koninkrijk, waar de afstammelingen van Israël niet langer verenigd zijn onder één koning. Vandaag lezen we 2 Koningen 5, Hosea 1-3 en psalm 101.
Wij zijn dag 173 van ons leesjaar. Wij lezen verder in het Oude Testament in de tijdsperiode Verdeeld Koninkrijk, waar de afstammelingen van Israël niet langer verenigd zijn onder één koning. Vandaag lezen we 2 Koningen 4 en 2 Kronieken 28 en psalm 127.
Wij zijn dag 172 van ons leesjaar. Wij lezen verder in het Oude Testament in de tijdsperiode Verdeeld Koninkrijk, waar de afstammelingen van Israël niet langer verenigd zijn onder één koning. Vandaag lezen we 2 Koningen 3 en 2 Kronieken 26-27 en psalm 72.
Wij zijn dag 171 van ons leesjaar. Wij lezen verder in het Oude Testament in de tijdsperiode Verdeeld Koninkrijk, waar de afstammelingen van Israël niet langer verenigd zijn onder één koning. Vandaag lezen we 2 Koningen 2 en 2 Kronieken 25 en psalm 70.
Wij zijn dag 170 van ons leesjaar. Wij lezen verder in het Oude Testament in de tijdsperiode Verdeeld Koninkrijk, waar de afstammelingen van Israël niet langer verenigd zijn onder één koning. Vandaag lezen we 2 Koningen 1 en 2 Kronieken 24 en psalm 69.
Wij zijn dag 169 van ons leesjaar. Wij lezen verder in het Oude Testament in de tijdsperiode Verdeeld Koninkrijk, waar de afstammelingen van Israël niet langer verenigd zijn onder één koning. Vandaag lezen we 1 Koningen 22 en 2 Kronieken 23 en Hooglied 8.
Wij zijn dag 168 van ons leesjaar. Wij lezen verder in het Oude Testament in de tijdsperiode Verdeeld Koninkrijk, waar de afstammelingen van Israël niet langer verenigd zijn onder één koning. Vandaag lezen we 1 Koningen 21 en 2 Kronieken 21-22 en Hooglied 7.
Wij zijn dag 167 van ons leesjaar. Wij lezen verder in het Oude Testament in de tijdsperiode Verdeeld Koninkrijk, waar de afstammelingen van Israël niet langer verenigd zijn onder één koning. Vandaag lezen we 1 Koningen 19-20 en 2 Kronieken 20 en Hooglied 6.
Wij zijn dag 166 van ons leesjaar. Wij lezen verder in het Oude Testament in de tijdsperiode Verdeeld Koninkrijk, waar de afstammelingen van Israël niet langer verenigd zijn onder één koning. Vandaag lezen we 1 Koningen 17-18 en 2 Kronieken 18-19 en Hooglied 5.
2 Petrus (5 minuten) De tweede brief van Petrus is net als de eerste brief gericht aan de kerken in Klein-Azië, het huidige Turkije. Petrus schrijft deze brief echter onder hele andere omstandigheden. Hij zit gevangen en Jezus heeft hem laten weten dat hij dit niet zal overleven. Hij is later inderdaad geëxecuteerd in Rome, waarschijnlijk in de tuinen van keizer Nero. Tegenwoordig is dit het Sint Pieters-plein, een onderdeel van het Vaticaan. Volgens de overlevering onthoofdden de Romeinen Petrus' vrouw voor hij zelf ter dood werd gebracht. Hij zou haar hebben toegeroepen: ‘Denk aan de Heer!' toen ze naar het schavot werd geleid. Voor Petrus zelf was de straf nog zwaarder. Hij werd gekruisigd, maar weigerde te sterven zoals Jezus en stond erop ondersteboven te worden gekruisigd. Hij zou inderdaad op deze manier aan zijn einde zijn gekomen, al staat zijn dood niet beschreven in de Bijbel. Het past wel bij het karakter van Petrus, de ‘alles-of-niets-volgeling' van Jezus. Een afscheidsbrief Zijn tweede brief is in feite een afscheidsbrief. Zijn laatste boodschap is er één die de christenen aanmoedigt te blijven geloven, en zich niet te laten afleiden door mensen die de waarheid niet spreken. ‘Span daarom al uw krachten in om uw geloof te verrijken met deugdzaamheid, uw deugdzaamheid met kennis, uw kennis met zelfbeheersing, uw zelfbeheersing met volharding, uw volharding met vroomheid, uw vroomheid met liefde voor uw broeders en zusters, en uw liefde voor uw broeders en zusters met liefde voor allen.' - 2 Petrus 1:5-7 Doe er alles aan om steeds meer te lijken op Jezus, zegt Petrus. We zijn niet volmaakt, maar Hij geeft ons alles wat we nodig hebben om te leven zoals Hij dat wil. Laten we ons dan ook tot het uiterste inspannen om dat te doen. Zoals gezegd gaat Petrus vervolgens dieper in op mensen die niet de waarheid spreken. Zo waren er in Petrus' tijd al genoeg mensen die sceptisch waren over zijn getuigenis over Jezus' leven, dood en opstanding. Tegenwoordig zijn er ook veel mensen die dit niet kunnen geloven. ‘Maar', zegt Petrus, ‘Ik heb het allemaal zelf gezien en meegemaakt. Ik heb zelfs Jezus voor mijn ogen veranderd zien worden in een hemels wezen'. Hij verwijst naar dat moment op de berg waar Mozes en Elia verschenen aan Jezus en God hoorbaar tot Jezus sprak. ‘Dit is Mijn geliefde Zoon, in Hem vind Ik vreugde.' Valse leraren verraden Jezus Petrus gaat verder met te zeggen dat er altijd mensen zullen zijn die valse leren verspreiden. Zij zeggen de waarheid te hebben, maar ondertussen leiden ze een losbandig leven, vertellen de verkeerde dingen, worden ze gedreven door hebzucht en verraden ze Jezus. Ze denken dat ze niet ten onder gaan, maar dat gaat wel gebeuren. Sterker nog, we zien dit patroon ook in het Oude Testament. In de tijd van Genesis waren er bijvoorbeeld engelen die zondigden en mensen tot zonden verleidden. Zij ontliepen hun straf niet. Niet veel later kwam de zondvloed. Niemand geloofde dat die kwam, behalve Noach en zijn zeven familieleden. Later verwoestte God de steden Sodom en Gomorra en alleen Lot en zijn dochters werden gespaard. In ieder voorbeeld kwam het oordeel plotseling en alleen die mensen die hun vertrouwen op God hadden gesteld, werden gered. De zogenaamde leraren over wie Petrus het heeft, zijn misschien wel erger dan de genoemde engelen, dan de mensen ten tijde van de zondvloed en dan de inwoners van Sodom en Gomorra. Ze zijn volledig afgedwaald en weigeren zich te bekeren. ‘Ze praten over vrijheid, maar zijn slaven van de zonde', geeft Petrus aan. Komt Jezus spoedig terug? Het lijkt er zelfs op dat ze de woorden van Paulus misbruiken om hun gedrag te rechtvaardigen. We hebben in zijn brieven gezien dat hij veel spreekt over vrijheid. Paulus bedoelt echter de vrijheid om het goede te doen en te breken met de zonde, niet om te blijven zondigen. Waarom gaan deze mensen door met hun zondige gedrag? Omdat ze niet geloven in de tweede komst van Jezus. Het duurt allemaal zo lang. Op het moment dat Petrus zijn brief schrijft, is het inmiddels al dertig tot veertig jaar geleden dat Jezus naar de hemel was teruggekeerd. En had Hij niet gezegd dat Hij spoedig zou terugkeren? Zo mag je niet denken, volgens Petrus. Wij mensen hebben een beperkt begrip van de tijd. ‘Eén ding mag u niet over het hoofd zien, geliefde broeders en zusters: voor de Heer is één dag als duizend jaar en duizend jaar als één dag. De Heer is niet traag met het nakomen van Zijn belofte, zoals sommigen menen; Hij heeft alleen maar geduld met u, omdat Hij wil dat iedereen tot inkeer komt en niemand verloren gaat.' - 1 Petrus 3:8-9 Wees sterk in geloof God heeft de wereld al eens uit het niets geschapen en Hij zal dat opnieuw doen. Er komt een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. De enige reden dat God wacht, is omdat Hij zoveel mogelijk mensen de mogelijkheid wil geven hun vertrouwen op Hem te stellen. Als je hiernaar uitziet, span je dan in om zo smetteloos mogelijk te leven. Wij weten wat er gaat komen. Wees daarom op je hoede en laat je niet meeslepen op de dwaalwegen van anderen. Wees sterk in je geloof, groei in genade en in kennis van Jezus Christus, onze Heer. Dat is het laatste wat wij horen van de leerling die Jezus vlak voor Zijn kruisiging verried, maar veertig jaar later zijn leven gaf voor diezelfde Jezus.
Petrus is één van de meest interessante personages uit het Nieuwe Testament. Zijn broer Andreas liet hem Jezus ontmoeten. Beiden behoorden tot de twaalf leerlingen die door Jezus werden uitgekozen om het meest met Hem te mogen optrekken. Van die twaalf was Petrus de onbetwiste leider. Hij was de leerling ‘met het hart op de tong'. Hij sprak eerst en dacht dan pas na, een echte ‘alles-of-niets-persoon'. Jezus stak veel tijd in het vormen van Petrus' karakter. Petrus heette eigenlijk ‘Simon', maar nadat hij Jezus ‘Messias' had genoemd, ging Jezus hem ‘Petrus' noemen. Dat betekent ‘steen' of ‘rots'. Als Petrus iets goeds deed, gebruikte Jezus zijn nieuwe naam. Maar iedere keer dat hij de mist in ging, noemde Jezus hem weer ‘Simon'. Petrus was ook de leerling die Jezus volgde na zijn arrestatie en degene die Hem publiekelijk afviel door te ontkennen dat Hij bij Jezus hoorde. Na Zijn opstanding nam Jezus Petrus apart en vroeg Hij hem drie keer of hij van Hem hield. Zo herstelde Jezus de gebroken Petrus, die nu echt wist dat hij buiten Jezus om niets te bieden had. Hij kon alleen leven en werken vanuit Jezus' genade. Dat is ook de boodschap die Petrus bracht aan iedereen die maar naar hem wilde luisteren. Na de komst van de heilige Geest met Pinksteren leidde Petrus de eerste kerk in Jeruzalem, maar na een aantal jaar ging hij het evangelie brengen naar heidenen. Hij was getrouwd en zijn vrouw ging met hem mee op zijn zendingsreizen. Uiteindelijk belandde Petrus in Rome, waar hij twee brieven schreef die bewaard zijn gebleven. Christenen worden zondebok De eerste noemen we 1 Petrus en deze is waarschijnlijk rond het jaar 64 geschreven. Keizer Nero was net aan de macht gekomen. Hij wilde Rome grondig verbouwen tot eer en glorie van hem zelf. Daarvoor moest eerst veel worden afgebroken en dus liet hij de stad in brand steken, aldus een hardnekkig gerucht in die tijd. Talloze Romeinen raakten hun huis kwijt, tempels met afgoden werden verwoest en ongetwijfeld vielen er ook veel doden en gewonden. Dit leidde tot een diepe crisis. Of Nero nu wel of niet verantwoordelijk was voor de brand: hij had een zondebok nodig. Hij wees de christenen aan die de Romeinse cultuur toch al afwezen. De vervolging die losbrandde was ongekend. Veel gelovigen stierven de marteldood. Petrus schreef zijn brieven aan de kerken in Klein-Azië (het huidige Turkije), waar ook vervolging was. De eerste brief van Petrus is een aanmoediging om te blijven geloven, zelfs als je moet lijden. Hij laat zien dat lijden erbij hoort. Mensen die God oprecht volgen, zijn altijd in de minderheid geweest en hebben het altijd zwaar gehad. Toch is er juist voor hen hoop. Die hoop is te vinden in Jezus Christus. Vervolging biedt zelfs een kans om de liefde van Jezus door te geven. Uiteindelijk zal Jezus terugkomen, al weten we niet wanneer. Lijden en vervolging als zuiverend vuur Petrus begint zijn brief met een groet en daarna prijst hij God voor Zijn rijke genade. Wij leven in hoop dankzij de dood en opstanding van Jezus. Er wacht ons namelijk een erfenis die nooit verloren zal gaan. Om die reden kunnen wij gelukkig zijn, zelfs als we allerlei beproevingen te verduren hebben. Hierdoor kan de echtheid van ons geloof blijken. Lijden in het algemeen en vervolging in het bijzonder werkt als een zuiverend vuur. Petrus zegt dat de profeten uit het Oude Testament al wisten dat de Messias moest lijden en ze probeerden erachter te komen wanneer dit zou gaan gebeuren. Zij kregen het antwoord niet. Maar nu is Jezus gekomen en daarom moeten wij al onze hoop op Hem vestigen. ‘Laten we als gehoorzame kinderen zijn', zegt Petrus. ‘Leid een heilig leven en ontdoe je van alles wat slecht is.' Petrus trekt hier de verhaallijn van het Oude Testament door naar de levens van de mensen in zijn tijd. Nu, ongeveer tweeduizend jaar later, spelen wij nog steeds een rol in het grote verhaal van God en mens. In Petrus' woorden: wij zijn Gods volk. Wat houdt dat in? Bijvoorbeeld dat wij zijn als vreemdelingen in een land ver van huis. We wonen er wel, maar zijn in veel opzichten toch anders. Als we te midden van de ongelovigen een goed leven leiden, dan komen de mensen die het ons lastig maken wellicht tot inkeer. Gelovigen moeten het gezag van de overheid erkennen. Door het goede te doen, moeten we onwetende dwazen de mond snoeren. We zijn vrij, maar mogen die vrijheid niet misbruiken om ons te misdragen. Staat je leven in het teken van het Evangelie? Petrus roept slaven op om goed te zijn voor hun meesters, ook voor degenen die hen slecht behandelen. Het is een blijk van genade als je onverdiend leed kunt verdragen. Dat deed Jezus ook en zo heeft Hij ons gered. Hetzelfde geldt voor vrouwen die tijdens hun huwelijk tot geloof gekomen maar van wie de man nog ongelovig is. Zij moeten goed voor hem zijn, in de hoop dat hij tot geloof komt. Bij dit soort teksten is het goed je te realiseren dat de Bijbel hier in het algemeen spreekt. Het gaat te ver om in dit boek dieper in te gaan op onderwerpen als trouwen met ongelovige partners, scheiden, of misbruik en mishandeling in het huwelijk. Dit zijn hele delicate onderwerpen en als je Bijbelverzen uit hun verband rukt, kun je elk standpunt onderbouwen met de Bijbel. Zoek daarom altijd pastorale hulp als je vragen op dit terrein hebt. Petrus' boodschap is dat ons leven in het teken moet staan van het evangelie. Dat kan betekenen dat we offers moeten brengen, zoals Jezus dat voor ons deed. Neem christelijke mannen bijvoorbeeld. Zij moeten goed omgaan met hun vrouw. Zij is minstens zo belangrijk als hijzelf. Zij is zijn gelijke en hij mag niet als een dictator over haar heersen. Zo laten we Christus' liefde zien aan de mensen om ons heen. Wees niet verbaasd als je moet lijden Hoewel mensen tot geloof komen als wij leven zoals Jezus wil, zal deze houding van christenen de vervolging helaas niet stoppen. Daarom wijst Petrus ons op de verlossing in Jezus Christus, die ook allerlei onrecht moest verdragen. Doordat Hij dit deed, redde Hij ons. Wij zijn door ons geloof verbonden met Jezus' lijden, dood en opstanding. Het symbool van deze verbondenheid is de doop. We mogen daarom niet verbaasd zijn als ook wij moeten lijden vanwege ons geloof. Sterker nog, we zouden vreugdevol moeten zijn. Het betekent namelijk dat we bij God horen. Petrus roept de leiders van de kerken op om dienende leiders te zijn en tot slot wijst hij de christenen erop wie de echte vijand is: de duivel die altijd op zoek is naar een prooi om te verslinden. We moeten ons verzetten tegen hem door trouw te blijven geloven en te doen wat Jezus ons heeft geleerd. Petrus sluit af met een groet mede namens zijn medewerker Silvanus, die de brief heeft opgesteld voor Petrus. Dan doet hij de groeten van ‘de gelovigen in Babylon'. Petrus bevindt zich in Rome, een stad die net zo slecht was als het oude Babylon. Hij noemt de naam ‘Rome' niet, waarschijnlijk omdat hij is ondergedoken en hij niet wil dat de Romeinen weten waar hij zit. Het is ook een verwijzing naar de ballingschap, toen het volk van God zich als vreemdeling bevond in het Babylonische rijk.
Niet alle brieven in het Nieuwe Testament zijn geschreven door Paulus. De brief aan de Hebreeën waarschijnlijk niet bijvoorbeeld. Niemand kan met zekerheid zeggen door wie de tekst is opgesteld. Uit de context wordt wel duidelijk dat de brief was bedoeld voor Joodse mensen en dan met name Joden die buiten Palestina woonden en Jezus niet direct hadden meegemaakt. De brief zit vol verwijzingen naar het Oude Testament. Als je na het lezen van het Oude Testament vragen hebt over bepaalde gebruiken zoals bijvoorbeeld de noodzaak van het offeren van dieren en de rol van de hogepriester, dan worden ze in dit Bijbelboek beantwoord. Drie doelgroepen De schrijver laat zien dat hij het Oude Testament goed kent en hij vertelt erbij dat de mensen die Jezus hebben meegemaakt hem veel uitleg hebben gegeven. Het is goed je te realiseren aan wie hij deze brief schreef. Ze zijn eigenlijk in drie doelgroepen in te delen: 1. Joden die geloofden in Jezus Christus en vanwege dat geloof werden vervolgd door andere Joden. Het is waarschijnlijk dat ze nog niet zo lang christen waren en nog veel moesten leren; 2. Joodse ongelovigen die de basis van het evangelie al wel begrepen, maar Jezus nog niet met overtuiging volgden 3. Joodse ongelovigen die niet geloofden in het evangelie. Het is belangrijk dit onderscheid te maken, omdat niet alles wat Hebreeën zegt van toepassing is op mensen die al geloven. In Hebreeën 6 staat bijvoorbeeld dat ‘wie door het licht is beschenen en afvallig is geworden, geen tweede keer kan worden bekeerd'. In eerste instantie lijkt hier te staan dat christenen hun redding kunnen kwijtraken, maar we weten uit andere Bijbelteksten dat dit niet kan. Uit de context van dit vers blijkt niet dat het hier om mensen gaat die oprecht geloven. Het lijkt hier eerder te gaan om ongelovigen. Misschien hadden ze het evangelie wel gehoord en gezegd dat ze erin geloofden, maar deden ze dat niet werkelijk. Dat zien we vandaag de dag ook. De Amerikaanse evangelist Billy Graham heeft over de hele wereld grote bijeenkomsten gehouden waar vele mensen hun hand opstaken omdat ze christen wilden worden. Graham heeft wel eens gezegd dat hij al gelukkig zou zijn als een klein percentage dat echt meende en oprecht Jezus ging volgen. Van het Oude Testament naar Jezus Dit was ook een grote zorg van de apostelen. Daarom legden ze zoveel nadruk op onderwijs. De volgelingen van Jezus moesten weten Wie ze dienden en wat dat betekende voor hun leven. Als je Jezus volgt, moet je dat met je hele hart, je hele verstand en je hele lichaam doen. En voordat je denkt: ‘Dat wil ik wel, maar kan ik niet', wil ik benadrukken dat we geen volmaakte mensen zijn. Jezus heeft ons gered, wij volgen Hem met al onze fouten en gebreken. Goed, laten we nu de hele brief bekijken. De schrijver wil de Joodse gelovigen én ongelovigen vanuit het Oude Testament bij Jezus brengen. Ook wil hij afrekenen met dwaalleren die stellen dat Jezus een engel is in plaats van Gods zoon. Uiteindelijk hoopt hij dat de christenen sterker zullen worden in hun geloof, zodat ze volhouden ondanks de vervolging. Hebreeën begint met te zeggen dat God op verschillende manieren heeft gesproken en als laatste ook door Jezus. Jezus is Gods Zoon, en het evenbeeld van God zelf. Wil je God leren kennen, kijk dan naar Jezus. Zo is God. Jezus is ook veel belangrijker dan een engel. In het Oude Testament brengen engelen boodschappen van God over en voeren andere opdrachten voor Hem uit. Jezus staat echter ver boven de engelen. Hij gaf die hoge status op voor ons. Jezus en Mozes Jezus heeft ook een grotere rol dan Mozes. Mozes was misschien wel de belangrijkste profeet uit het Oude Testament. God riep hem om het volk uit Egypte te leiden. God deed grote wonderen door hem heen en liet hem de tabernakel bouwen. Voor het eerst sinds de zonde in de wereld kwam, woonde God weer onder de mensen. Jezus heeft veel meer gedaan dan een tent bouwen voor God. Hij creëerde het hele universum. Er volgt ook een waarschuwing. Het volk kwam in opstand tegen Mozes en werd daarvoor gestraft. Hoe veel erger zal de straf zijn voor wie in opstand komen tegen Jezus? Mozes bemiddelde ook tussen het volk en God, zeker als het volk zich had misdragen. Later werd die rol overgenomen door de priesters, die namens de Israëlieten offers moesten brengen. Jezus is echter de ultieme Hogepriester. Een volmaakt offer Iedere dag in de hemel neemt Hij het voor ons op. De aardse priesters moesten voortdurend offers blijven brengen om zo te betalen voor hun zonden. Het bloed van de offerdieren kocht hen vrij. Dit was nooit klaar. Tot aan het einde van hun leven moesten ze blijven offeren. Bij Jezus is dat niet zo. Hij was zondeloos, maar toch bracht Hij een offer. Hij liet Zijn eigen bloed vergieten. Dat ene offer was volmaakt. Nooit hoeft er meer een dier te worden geslacht en verbrand op een altaar. Hebreeën waarschuwt opnieuw om niet weg te lopen bij Jezus. De Joden moeten hun vertrouwen niet meer stellen in het offeren van dieren, maar in Jezus. Hij is de vervulling van het verbond tussen God en Abraham, tussen God en mens. En waar zelfs de priesters niet zomaar het ‘heilige der heiligen' van de tempel konden binnengaan (dat mocht maar één priester per jaar, als hij door het lot was aangewezen) is het dikke gordijn dat voor de meest heilige plaats van de tempel hing door Jezus' dood gescheurd. Dit betekent dat we door Jezus' offer weer rechtstreeks toegang hebben tot God. Wat is geloven? Je vertrouwen stellen in wat Jezus voor jou heeft gedaan, dat is geloven, zegt de schrijver van de Hebreeën-brief. Dit geloof is te zien in de levens van mensen als Abraham, Isaak, Jakob, Jozef, Mozes, Rachab, Gideon, Barak, Simson, Jefta, David, Samuël, de profeten en vele anderen. Ze behaalden geestelijke overwinningen maar verloren ook veel. Toch hielden ze zich vast aan de beloften die God hun had gedaan. Deze mensen gingen ons voor in het geloof. Hoe? Door hun blik te richten op Jezus. Ze kenden de persoon Jezus niet zoals wij Hem leren kennen in het Nieuwe Testament, maar ze hielden zich vast aan de belofte dat er een Messias zou komen. Jezus volhardde ondanks de tegenstand en dat moeten wij ook doen. Reken af met de zonde, zodat je niet extra zwaar belast bent. Een wedstrijd hardlopen is veel zwaarder als je een rugzak meezeult. En als je wordt vervolgd of ander lijden meemaakt, onthoud dan dat God je nooit in de steek laat. Leef zuiver zoals God van je verlangt.
Titus (2 minuten) Evenals Timoteüs was Titus een trouwe medewerker van Paulus. Hij reisde mee met de apostel tijdens zijn tweede en derde zendingsreis en voerde regelmatig opdrachten voor hem uit. Eén van die opdrachten was het leiden van de kerk op het Griekse Kreta. Dit eiland ligt in de Middellandse zee en was vanwege al het scheepverkeer een zeer strategische plek voor het verspreiden van het evangelie. Als mensen hier tot geloof kwamen en later verder trokken of terugkeerden naar hun eigen land namen ze het goede nieuws met zich mee. Kreta was ook een uitdagende plek om te werken. Geweld en seksuele losbandigheid waren aan de orde van de dag. Inwoners van Kreta stonden bekend om hun leugenachtige gedrag en hun hebzucht. Veel mannen waren huursoldaten. Corrupte mensen met negatieve invloed Titus moet het zwaar hebben gehad. Waarschijnlijk stuurde hij Paulus een verslag van hoe het ging. Paulus was net vrijgesproken in Rome en had zijn werk als zendeling weer hervat. Hij bevond zich waarschijnlijk in Korinte of Nicopolis en schreef zijn brief aan Titus ergens tussen de jaren 62 en 64. Het doel was om zijn assistent moed in te spreken en oplossingen aan te reiken. We weten niet precies wat er aan de hand was, maar het lijkt erop dat een corrupte groep mensen een negatieve invloed had op de kerk. ‘Vervang deze leiders door mensen met een onberispelijk gedrag', geeft Paulus mee aan Titus. Paulus zoekt hier geen mensen met een brandschoon verleden. Alleen Jezus is altijd zonder zonde geweest. Maar hij wil alleen leiders hebben wiens levens radicaal zijn veranderd door het evangelie. Het leiden van Gods gemeente is als het runnen van een huishouden. Wie trouw is aan zijn vrouw, zijn kinderen opvoedt in het geloof, niet teveel drinkt, niet gewelddadig en niet hebzuchtig is, die is geschikt om een kerkleider te zijn. Hieruit blijkt namelijk zijn toewijding voor Jezus. Veel van deze foute leiders blijken Joodse gelovigen te zijn. Zij dringen er bij de niet-Joden op aan dat ze zich laten besnijden en ook de andere wetten uit het Oude Testament volgen. ‘Alleen dan kun je bij Jezus horen', zeggen ze. Titus moet hen de mond snoeren. Ook omdat ze vooral op winst uit zijn. Leef met de liefde als fundament Titus krijgt de instructie om de christenen te onderwijzen welke levensstijl gepast is. Leef sober en integer met de liefde als fundament. Doe het kwade niet, maar doe het goede. Richt je op God, niet op wereldlijke verlangens. Dat is waar het op neerkomt. De beloning komt: op een dag komt Jezus terug, de Messias die ons heeft vrijgekocht door Zijn eigen leven te geven. Waarom deze focus op hoe we moeten leven? In Paulus' brieven maar ook in alle andere Bijbelboeken zien we dat God wil dat wij anders zijn. In Gods koninkrijk zijn de waarden en normen anders dan in de wereld. De christenen op Kreta moeten door hun levensstijl laten zien wie Christus is. De vrede, rust en zekerheid die zij ervaren, moet de niet-gelovigen jaloers maken. In Paulus' woorden: ‘Gods genade is openbaar geworden tot redding van alle mensen. Ze leert ons dat we goddeloze en wereldse begeerten moeten afwijzen en bezonnen, rechtvaardig en vroom in deze wereld moeten leven, in afwachting van het geluk waarop wij hopen: de verschijning van de majesteit van de grote God en van onze redder Jezus Christus.' - Titus 2:11-13 Filemon (2 minuten) Filemon was een rijke man uit de stad Kolosse. Hij had een grote huis waar de christenen regelmatig samenkwamen voor Bijbelstudie en gebed. Hij is waarschijnlijk tot geloof gekomen in de tijd dat Paulus in Efeze werkte en raakte bevriend met de apostel. Als rijke man bezat Filemon ook slaven. Dat is op het eerste gezicht best gek. Hoe kan een christen een ander mens onderdrukken? Dat mag natuurlijk niet. Laten we daarom naar de context kijken. In het Romeinse rijk bestond ongeveer 1/3 van de bevolking uit slaven. Zij waren handelswaar. Je kon ze bezitten en verkopen. Een slaaf kon zichzelf ook vrij kopen. Vanaf het jaar 20 na Christus hadden slaven in het Romeinse rijk bovendien recht op een rechtszaak als hun onrecht werd aangedaan. Sommige slaven hadden een goede meester en raakten er zelfs mee bevriend, terwijl anderen om het minste of geringste werden mishandeld. Waar draait het christendom om? Waarom veroordeelt de Bijbel slavernij niet? Stel dat Jezus en later Petrus, Paulus en de anderen hier een belangrijk punt van zouden hebben gemaakt, dan waren er slavenopstanden gekomen die de Romeinen bloedig zouden neerslaan. Het christendom zou dan draaien om sociale kwesties als vrijheid, gelijkheid en aards geluk. Die kwesties zijn belangrijk, maar niet het belangrijkste. Zoals we hebben gezien gaat het in het koninkrijk van God in de kern om het herstel van onze relatie met God. Deze relatie werd gebroken in de Hof van Eden door Adam en Eva. Jezus heeft dit weer gerepareerd en dat moet de wereld weten. De Bijbel laat zien dat één van de manieren om het evangelie te verspreiden, is door anders met je slaven om te gaan. Zij mogen niet worden onderdrukt, maar moeten als gelijken worden behandeld. Belangrijker nog: als broeders en zusters in Christus. Op hun beurt mogen slaven niet opeens neerkijken op hun ‘eigenaren'. Integendeel. Zij moeten hen met nog meer passie dienen, omdat ze dezelfde meester hebben: Jezus Christus. Die gelijkheid in Christus tussen meester en slaaf, is waar Paulus' brief aan Filemon over gaat. Filemon had namelijk een slaaf die was weggelopen. Deze slaaf heet Onesimus. Zijn naam betekent ‘Nuttig' en die naam kwam veel voor onder slaven. Waarschijnlijk heeft Onesimus iets van Filemon gestolen en is hij toen gevlucht naar Rome. Daar woonde een groot aantal slaven zonder eigenaar. Op de één of andere manier is hij met Paulus in contact gekomen. In zijn brief noemt Paulus hem ‘mijn kind'. Hij heeft hem dus tot geloof in Jezus geleid. Paulus bevindt zich op het moment van schrijven onder huisarrest en Onesimus was erg nuttig voor hem. Toch wist Paulus dat Filemon en Onesimus hun conflict moesten bijleggen. Hoe kunnen twee christenen zo in onmin met elkaar leven? Daarom stuurt Paulus Onesimus terug naar Kolosse, samen met Tychikus, die ook de brief aan de Kolossenzen meeneemt. In zijn brief aan Filemon doet Paulus een klemmend beroep op Filemon om Onesimus niet te straffen, maar hem terug aan te nemen. Niet als een slaaf, maar als een broeder. Paulus zegt: ‘Voor mij is hij dat al, hoeveel te meer moet hij het dus voor u zijn, zowel in het dagelijks leven als in het geloof in de Heer. Dus, als u met mij verbonden bent, ontvang hem dan zoals u mij zou ontvangen. En mocht hij u hebben benadeeld of u iets schuldig zijn, breng het mij dan in rekening. Ik, Paulus, schrijf hier eigenhandig neer dat ik u zal betalen. Ik ga er dan maar aan voorbij dat u mij uw eigen leven schuldig bent.' - Filemon 1:16-19 Paulus laat hier zien wat het betekent om een volgeling van Jezus te zijn. Hij weet dat Filemon bij hem in het krijt staat, maar hij scheldt die schuld kwijt. En als Filemon vindt dat Onesimus hem nog iets schuldig is, dan wil Paulus dit wel betalen. Paulus heeft alles over voor het evangelie en hoop dat dit ook geldt voor zijn geestelijke kinderen, Filemon en Onesimus.
1 & 2 Timotheüs (5 minuten) Behalve zijn brieven aan kerken schreef Paulus ook enkele ‘pastorale brieven' gericht aan mensen die hij persoonlijk goed kende. Zo schreef hij twee brieven aan Timoteüs, een man uit het Turkse Lystra. Paulus leerde Timoteüs waarschijnlijk kennen tijdens zijn eerste zendingsreis. Zijn moeder en oma hadden hem al veel geleerd over het Oude Testament en Paulus vertelde de jonge Timoteüs over Christus, waarna hij tot geloof kwam. Later ging hij met Paulus mee op reis, waarschijnlijk vanaf zijn tweede zendingsreis. Timoteüs was toen waarschijnlijk nog net een tiener of inmiddels een jongvolwassene, want vijftien jaar later omschrijft Paulus hem nog steeds als een jonge man. Hij werd een echte vertrouweling van Paulus. Regelmatig stuurde Paulus hem op pad om namens hem werk te doen in kerken die al waren gesticht. De eerste brief 1 Timoteüs is vermoedelijk geschreven ná Paulus' eerste gevangenschap in Rome. Dus ergens tussen de jaren 62 en 64. Timoteüs verbleef op dat moment in Efeze, waar bepaalde mensen vals onderwijs gaven. Deze mannen waren druk met het bestuderen van het Oude Testament en belandden in allerlei oeverloze discussies. Wat zij de mensen leerden, kwam niet langer overeen met wat Jezus, Paulus en de andere apostelen onderwezen. Dit leidde tot rare ideeën over voedsel, het huwelijk en seks. Het gevolg was een diepe verdeeldheid in de kerk. Precies zoals Jezus dat niet had bedoeld. Het Oude Testament en de wet van God bestuderen is goed, omdat we zo zullen ontdekken wat goed en wat verkeerd is. Zo had het voor Paulus ook gewerkt. Het goede nieuws is natuurlijk dat we in Jezus Christus genade ontvangen. Paulus is daar zelf het meest duidelijke voorbeeld van. Hij vervolgde de vroege kerk immers, maar ook hij mag bij Jezus' familie horen. Aan Timoteüs de taak om deze leiders te corrigeren. Hij moet ervoor zorgen dat de christenen in Efeze zich wijden aan gebed voor de leiders van het Romeinse rijk en voor vrede. Die vrede moet ertoe leiden dat het evangelie zich verder kan verspreiden. God wil immers dat alle mensen worden gered. De rol van de vrouw De mannen die met elkaar in conflict zijn, moeten zich toewijden aan trouw gebed, zegt Paulus nog voor hij in gaat op een ander probleem. Er was een groep rijke vrouwen die maar wat graag helemaal opgedirkt naar de samenkomsten kwam, compleet met de mooiste en duurste mantels en sieraden. En ze hadden tijdens de bijeenkomsten ook regelmatig het hoogste woord. Van hen zegt Paulus dat zij zich waardig en sober moeten kleden. Dat is nog wel te begrijpen. Een stuk lastiger is de volgende tekst waarin Paulus zegt dat de vrouwen niet mogen onderwijzen en geen gezag over mannen mogen hebben. Dit kan op drie manieren worden uitgelegd: 1. Sommigen geloven dat Paulus hier zegt dat vrouwen onder geen enkele omstandigheid mannen mogen onderwijzen of leiden; 2. Anderen denken dat Paulus bedoelt dat vrouwelijke leiders ook mannen mogen onderwijzen, mits ze zelf correct onderwijs hebben ontvangen; 3 En weer anderen geloven dat Paulus hier zegt dat alleen deze vrouwen in Efeze geen onderwijs mogen geven vanwege hun gedrag in deze kerk. Welke interpretatie klopt, is moeilijk te zeggen. Christenen discussiëren er al eeuwenlang over. Wat in ieder geval duidelijk is, is dat deze groep specifieke vrouwen in Efeze zich moeten laten bijscholen door Timoteüs, zodat ze zullen groeien in geloof. Uit de andere brieven van Paulus weten we bovendien dat hij vond dat vrouwen een belangrijke rol hadden in het verspreiden van het evangelie, zeker als het ging om het bereiken van andere vrouwen met het onderwijs van Jezus. Lydia uit Filippi was bijvoorbeeld een belangrijke kerkleider. Leiders en dienaars In zijn brief aan Timoteüs gaat hij dieper in op de toestand van het leiderschap. Timoteüs moet opzieners en diakenen aanstellen. Ofwel leiders en dienaars. De mannelijke leiders moeten hun gezinnen op een vaderlijke en waardige manier leiden. De dienaars zijn mannen én vrouwen die allerlei taken in de kerk uitvoeren. Ook van hen wordt geestelijke volwassenheid verwacht. Dat betekent een sober en waardig leven. Een man mag bijvoorbeeld maar één vrouw hebben. Hij noemt dit zo nadrukkelijk omdat het hebben van meer dan één vrouw regelmatig voorkwam in die tijd. Hierna vertelt Paulus aan Timoteüs hoe hij moet omgaan met het verkeerde onderwijs op het gebied van voedsel en het huwelijk. ‘Waarom zou God ons voedsel verbieden dat Hij zelf heeft gemaakt?', vraagt Paulus zich hardop af. Hetzelfde geldt voor trouwen. Waarom zou je dat verbieden? Het slaat nergens op. Toch moet Timoteüs niet als een wilde tekeergaan. Hij moet de oude mannen met respect corrigeren. Weduwen, slaven en meesters Er is ook nog een misstand met het helpen van de weduwen. Blijkbaar stonden bij de christenen in Efeze de rijke weduwen vooraan in de rij om hulp te ontvangen, maar Paulus zegt dat de hulp alleen moet worden gegeven aan de weduwen die het echt nodig hebben: vrouwen zonder man of andere familie die voor hen zorgt. Timoteüs moet ook de huishoudens met slaven aanspreken. Het kan niet zo zijn dat slaven op hun meester neerkijken, ook al zijn ze in Christus gelijk. Ze moeten hem juist met nog meer inzet en eer dienen, zodat Gods naam wordt grootgemaakt. Op die manier krijgen christenen een positief imago en zullen nog meer mensen tot geloof komen, probeert Paulus daarmee aan te geven. En de rijke mensen in deze wereld mogen niet hoogmoedig zijn. Hun hoop ligt niet besloten in rijkdom maar in Jezus Christus. Geldzucht is zelfs de wortel van al het kwaad. Paulus besluit zijn eerste brief met een persoonlijke noot voor Timoteüs: ‘Waak over hetgeen je is toevertrouwd'. De tweede brief De tweede brief aan zijn trouwe medewerker heeft een andere toon. Niet dat Paulus ontevreden is over Timoteüs. Integendeel. Maar deze brief kon wel eens de laatste brief zijn die Paulus ooit heeft geschreven. Het is ergens tussen het jaar 64 en 67 en Paulus zit opnieuw gevangen in Rome. Dit keer is hij niet onder huisarrest geplaatst. Hij zit in een donkere, koude cel diep onder de grond. Uit vrees voor vervolging komen andere christenen niet meer bij hem op bezoek. Alleen Jezus is nog bij hem. Paulus weet vrij zeker dat hij ditmaal niet wordt vrijgelaten. Dat komt ook uit. Hij wordt niet veel later onthoofd. Timoteüs leidt nog steeds de kerk in Efeze en Paulus vraagt hem zo vlug mogelijk op bezoek te komen. ‘Neem mijn mantel mee, de winter komt eraan', zegt hij. Of Timoteüs Paulus nog heeft gezien voor zijn sterven, is niet bekend. Timoteüs onder druk Paulus schreef deze brief ook om Timoteüs te bemoedigen. Het lijkt erop dat hij onder grote druk is komen te staan. De valse leraren zijn nog steeds actief en de vervolging is toegenomen. ‘Houd je vuur brandend', zegt Paulus. Met andere woorden: ‘Blijf je werk met passie doen. Wees niet bang. God heeft je een Geest gegeven van kracht, liefde en bezonnenheid. Schaam je daarom niet voor de Heer en niet voor mij. Ik zit gevangen voor het evangelie. Lijden hoort erbij. Laat je niet afleiden door wat niet belangrijk is. Focus op je missie'. Met een kort gedicht probeert hij Timoteüs nog meer moed in te praten: ‘Als wij met Hem gestorven zijn, zullen we ook met Hem leven; als wij volharden, zullen we ook met Hem heersen; als wij Hem verloochenen, zal Hij ons ook verloochenen; als wij Hem ontrouw zijn, blijft Hij ons trouw, want zichzelf verloochenen kan Hij niet.' - 2 Timoteüs 2: 11-13 Dat is ook wat Timoteüs de gelovigen moet blijven voorhouden. Ook mag hij de confrontatie met de corrupte leraren niet uit de weg gaan. Zij geloofden waarschijnlijk dat de opstanding alleen geestelijk was en dat deze dus had plaatsgevonden tijdens de bekering van de gelovige. Paulus benadrukt dat dit niet klopt. ‘Elke schrifttekst is door Jezus geïnspireerd' Dit valse onderwijs werkt als een kwaadaardige tumor in het menselijk lichaam. Toch moet Timoteüs zich hier niet door laten afleiden. God weet wie werkelijk bij Hem horen. Daarom moet Timoteüs de valse leraren zachtmoedig terechtwijzen, in de hoop dat ze tot inkeer komen. Voor Timoteüs en zijn team is het belangrijk dat ze zich vasthouden aan wat het Oude Testament leert. Het Oude Testament ging door Jezus in vervulling. ‘Elke schrifttekst is door God geïnspireerd', zegt Paulus, ‘en kan gebruikt worden om onderricht te geven.' Dat onderwijs heeft als doel te corrigeren waar het fout gaat in je denken en handelen, maar ook om mensen op te voeden zodat ze een waardig leven voor Jezus leiden, en ze toegerust worden om Hem te dienen. Beide brieven aan Timoteüs zijn erg belangrijk. Ze laten ons een stukje zien van hoe het met de kerk verder ging na Handelingen. Ook wordt duidelijk hoe Paulus moest lijden voor het geloof, en dat er altijd tegenstand en zelfs vervolging zal zijn. Jezus volgen, is niet makkelijk. Het kan zelfs tot grote problemen leiden. Toch moeten we ons vasthouden aan de hoop die we in Jezus vinden. Hij is voor ons gestorven en opgestaan. En Hij zal opnieuw komen. Tot die tijd moeten we hem trouw dienen onder alle omstandigheden.
Galaten (5 minuten) In Paulus' tijd was Galatië een regio in Klein-Azië, grofweg het huidige Turkije. Een interessant weetje is dat hier veel Galliërs woonden die enkele eeuwen daarvoor, vanuit wat nu Frankrijk is, waren verhuisd. Uiteindelijk veroverden de Romeinen deze regio. Paulus stichtte kerken in enkele grote steden in het zuiden van Galatië: Antiochië, Ikonium, Lystra en Derbe. Je kunt hierover lezen in Handelingen 13 en 14. De brief die wij ‘Galaten' noemen, is gericht aan de kerken in de hele regio. En hij is niet mals. We hadden natuurlijk in Handelingen al gezien dat er veel strijd was tussen de Joodse en de niet-Joodse volgelingen van Jezus. Het ging dan om de vraag of de wetten en voorschriften uit het Oude Testament moesten worden nageleefd. De Joden hielden zich nog steeds aan de gebruiken en wilden dat de niet-Joden dat ook gingen doen. De ‘wet' hoorde er gewoon bij en wilde je bij Gods familie horen, dan moest je je daaraan houden. Paulus teleurgesteld Het ging zelfs zover dat deze Joodse christenen hun niet-Joodse broeders wilden dwingen zich te laten besnijden. Velen ondergingen deze pijnlijke operatie. Toen Paulus dit hoorde, was hij zwaar teleurgesteld en gefrustreerd. Hij schreef daarom deze brief, waarschijnlijk kort na het jaar 49. Hij vermeldt namelijk de Jeruzalem-conferentie waarin de kerkleiders met elkaar discussieerden over de wet en deze bijeenkomst vond waarschijnlijk plaats in 49. Het zit Paulus hoog dat de christenen in Galatië de lijn hebben gekozen dat mensen zich nog steeds aan de wet moeten houden om te worden gered. Dat is een verdraaiing van het evangelie. Jezus redt, niet de Wet. Twee dingen vallen op in deze brief. Ten eerste dat Paulus geen positief woord over heeft voor de christenen en ten tweede dat deze brief heel erg lijkt op de brief aan de Romeinen, die Paulus een jaar of tien later zou schrijven. Dezelfde thema's komen aan bod, al is de brief voor de gelovigen in Rome een stuk positiever. Samenvatting van het goede nieuws Paulus geeft eerst een samenvatting van het goede nieuws en vertelt hoe God hem heeft gered, terwijl hij nota bene de christenen vervolgde. God koos hem uit om het evangelie aan de niet-Joden te vertellen. Na zijn bekering op de weg naar Damascus bracht Paulus drie jaar door in Arabië, het huidige Jordanië. Pas daarna bezocht Paulus Jeruzalem, waar hij sprak met ‘Kefas'. Kefas is een andere naam voor Petrus. Vervolgens ging Paulus evangeliseren onder de heidenen en hij kwam pas veertien jaar later terug in Jeruzalem. Hij sprak daar met de leiders van de kerk en vertelde hun dat in de kerken die hij had gesticht, de niet-Joden zich niet hoefden te laten besnijden. De kerkleiders in Jeruzalem waren het met hem eens. Toch kwam het enige tijd later tot een confrontatie met Petrus. Want toen Petrus op bezoek ging in Antiochië, ging hij opeens alleen met de Joden eten, en niet met de niet-Joodse kerkleden. Paulus riep hem openlijk ter verantwoording en Petrus verontschuldigde zich. (Die arme Petrus. In de evangeliën moet Jezus hem regelmatig corrigeren, nu zoveel jaar later doet Paulus dat.) Paulus vat dit als volgt samen: ‘Hoewel wij Joden van geboorte zijn en geen zondaars uit andere volken, weten we dat niemand als rechtvaardige wordt aangenomen door de wet na te leven, maar door het geloof in Jezus Christus. Ook wij zijn tot geloof in Christus Jezus gekomen om daardoor, en niet door de wet, rechtvaardig te worden, want niemand wordt rechtvaardig door de wet na te leven.' - Galaten 2:15-16 Met ‘rechtvaardig worden' bedoelt hij dat we vrijgemaakt zijn van zonde en dus weer bij God kunnen komen. Je houden aan Gods voorschriften is goed, maar kan je innerlijk niet schoonmaken. In mijn woorden: vergelijk jezelf eens met een spiegel. Door te zondigen, veeg je modder op die spiegel. Door niet te zondigen, wordt de spiegel niet smerig. Maar als de spiegel eenmaal vies is, hoe maak je die dan schoon? Jezus heeft dat gedaan. Als wij in Jezus geloven, wast God ons schoon van die zonden. God ziet de volmaaktheid van Jezus in ons Dat is belangrijk, omdat God volmaakt goed is. Hij kan geen onvolmaaktheid in Zijn nabijheid tolereren, want dan is Hij zelf niet meer volmaakt. Die standaard is voor ons te hoog gegrepen, zoals de wet heeft aangetoond. Door ons vertrouwen op Jezus te stellen, verbinden we ons met Hem. Als God naar ons kijkt, ziet Hij de volmaaktheid van Jezus. In Paulus' woorden: ‘Want ik ben gestorven door de wet en leef niet langer voor de wet, maar voor God. Met Christus ben ik gekruisigd: ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij. Mijn leven hier op aarde leef ik in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft prijsgegeven.' - Galaten 2:19-20 Als je gelooft in Jezus, accepteer je het offer dat Hij heeft gebracht. Je bent nu met Hem gekruisigd en gestorven. De dood is de straf voor de zonde. Dus die straf is betaald. Je bent ook met Christus opgestaan. Hij leeft in jou en dus hoef je niet te leven voor de wet maar kun je leven voor God. Vertrouwen maakt rechtvaardig Dit is een bevrijdende waarheid. We hoeven niet te werken om rechtvaardig te worden. We zijn al rechtvaardig, omdat we in Jezus geloven. Dat principe gold trouwens ook al voordat Jezus voor ons stierf. Paulus toont aan dat Abraham vertrouwde op Gods belofte en dat maakte hem rechtvaardig. Iedereen die gelooft in Jezus, is dus een kind van Abraham. Maar iedereen die vertrouwt op de wet is vervloekt, want niemand kan zich daaraan houden. De poorten van het koninkrijk van God staan dus wijd open voor zowel Joden als niet-Joden. Het zijn niet Gods voorschriften die ons toegang verlenen, maar ons geloof in Jezus Christus. Waarom gaf God dan toch de wet? Paulus legt dit in Romeinen uitgebreider uit, maar ook hier laat hij zien dat de rol van de wet is om aan te tonen wat goed en niet goed is. De wet is goed, maar de idealen zijn te hoog gegrepen. Daarom was Jezus' offer nodig. Zijn offer was in eerste instantie bestemd voor Israël, maar zeker ook voor de niet-Joden. Vanuit Israël verspreidt de zegen van God zich over de wereld, precies zoals God duizenden jaren geleden tegen Abraham zei. Abrahams nageslacht zou de aarde zegenen. Hoe dan? In de eerste plaats doordat Jezus een afstammeling is van Abraham en in de tweede plaats doordat het goede nieuws zich vanuit Israël verspreidde over de rest van de wereld. Gods Geest in ons Omdat Jezus voor ons de wet heeft vervuld, hoeven we ons aan veel voorschriften niet meer te houden. Mannen hoeven niet besneden te worden en we mogen vrijwel al het voedsel eten dat de natuur ons te bieden heeft. Maar stelen, overspel plegen, een ander haten, et cetera is natuurlijk nog steeds fout. Met dat soort zonden willen we afreken. Niet omdat de wet dit zegt, maar omdat de Geest van God nu in ons leeft. We proberen de ander lief te hebben zoals we onszelf lief hebben. De vrucht van de Geest is namelijk liefde, vreugde, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Als we leven door de Geest, worden we liefdevoller, ervaren we vreugde enzovoort. We leven nog steeds in een wereld met tekortkomingen en maken zelf ook fouten, maar het is mogelijk om de Geest ons leven te laten leiden. Hier mogen we wél voor werken. Dan gaan we steeds meer op Jezus lijken. We proberen te stoppen met slechte gewoontes en gedrag dat niet past bij een christen. We werken dus niet voor onze verlossing. Jezus heeft ons al bevrijdt. Wij geloven in Hem, waardoor Gods Geest in ons werkzaam wordt. Daardoor kunnen wij aan onszelf werken en zo worden we de persoon die God in gedachten heeft als Hij aan ons denkt.
Decennialang was de steun voor Israël in christelijke kringen vanzelfsprekend. Maar dat lijkt te veranderen. In het Friese dorp Boornbergum ziet redacteur Guus Valk hoe de ooit onwrikbare christelijke steun begint af te nemen. Wat betekent deze verschuiving voor de politieke koers van christelijke partijen?Lees ook/luister ook: Hoe in twee Friese dorpskerken een taboe verdween: ‘De profeten in het Oude Testament hadden al kritiek op Israël'Gast: Guus ValkPresentatie: Suzan Yucel Redactie: Suzan Yucel, Niki Ipenburg, Lotteke BoogertMontage: Lars van LeeuwenEindredactie: Tessa ColenCoördinatie: Elze van DrielProductie: Andrea HuntjensHeb je vragen, suggesties of ideeën over onze journalistiek? Mail dan naar onze redactie viapodcast@nrc.nl.Zie het privacybeleid op https://art19.com/privacy en de privacyverklaring van Californië op https://art19.com/privacy#do-not-sell-my-info.
2 Korintiërs (5 minuten) Van de brieven die Paulus aan de gemeente in Korinte heeft geschreven, zijn er twee bewaard gebleven. Over de eerste hebben we het in het vorige hoofdstuk gehad. We weten echter dat er veel meer contact is geweest tussen de kerkleden in het Griekse Korinte en de apostel Paulus. Hij was deze kerk zelf gestart, maar van een leien dakje ging het allemaal niet. Zeker niet nadat hij leiders had aangesteld en zelf was doorgereisd naar de volgende stad. Er kwamen bij herhaling berichten dat het niet goed ging. De kerk moest dus worden gecorrigeerd. Helaas reageerden de meeste kerkleden niet erg positief op Paulus' pogingen hen van afstand te besturen. De brief die we hiervoor hebben besproken, werd grotendeels afgewezen. Dus stuurde Paulus medewerkers en minimaal nog een brief. Hij ging zelf ook nog een keer terug, en dat was een ‘pijnlijk' bezoek, zoals hij dat zelf omschrijft in 2 Korintiërs. Uiteindelijk ging een groot deel van de christenen in Korinte inzien dat Paulus gelijk had. Maar niet iedereen. Sommigen probeerden Paulus nog steeds door het slijk te halen. De tweede brief aan Korinte die in de Bijbel is opgenomen, is waarschijnlijk geschreven in het jaar 55 of 56. Paulus wil de Korintiërs laten zien dat hij nog steeds van hen houdt en met hen verder wil. Tegelijk grijpt hij de gelegenheid aan om zich te verdedigen tegen de mensen die achterbakse dingen over hem zeggen. Verzoening met de gemeente De brief bestaat uit drie delen. In het eerste deel verzoent Paulus zich met de gemeente. Hij zegt blij te zijn dat ze tot inkeer zijn gekomen, maar vraagt zich hardop af waarom ze het conflict met hem zochten. Het heeft te maken met de ‘schijnapostelen' die zijn gekomen. Dat zijn de mensen die achter zijn rug om slecht over hem praten. Hun evangelie klopt niet en ze proberen aan invloed te winnen. In tegenstelling tot Paulus zijn dit rijke, succesvolle mannen, die ook nog eens goed in het openbaar kunnen spreken. Paulus toont aan dat de christenen in Korinte te werelds denken. Ze moeten juist de waarden en normen van het koninkrijk van God volgen. Het gaat niet om je status of je vaardigheden. Het is veel belangrijker dat je nederig bent en de ander dient. Toen Paulus naar Korinte kwam, was het niet zijn doel om zelf indruk te maken. Nee, hij wilde laten zien hoe indrukwekkend Jezus is. Jezus zelf gaf het goede voorbeeld door zijn troon in de hemel op te geven en als een slaaf naar deze aarde te komen. Paulus wil Hem navolgen, leeft daarom nederig en dient zo de Korintiërs. Vrijgevigheid en schijnapostelen Daarna schakelt Paulus naar een ander heikel thema: vrijgevigheid. De christenen in Jeruzalem waren getroffen door een hongersnood en hadden grote tekorten. Terwijl andere kerken in de regio collectes hielden om hun broeders en zusters te helpen, deden ze dat in Korinte in eerste instantie niet. Paulus vindt dat vreemd, want ‘Jezus werd arm omwille van ons, zodat wij rijk konden worden. Hij stierf als een arme slaaf, wij werden rijk door genade'. Hij gebruikt hier financiële termen om uit te leggen wat Jezus voor ons heeft gedaan. In de brief aan de Romeinen lezen we dat de christenen in Korinte uiteindelijk wel een collecte hebben gehouden voor Jeruzalem. Tot slot rekent Paulus af met de schijnapostelen. Deze mannen laten zich voorstaan op hun afkomst en Bijbelkennis, maar ze moeten het toch afleggen tegen Paulus. Hij kent het hele Oude Testament uit zijn hoofd. Hij heeft zelf tijd doorgebracht met de opgestane Jezus en heeft Jezus ook in visioenen gezien. Het belangrijkste is echter dat Paulus zijn hele leven in dienst heeft gesteld van het evangelie. Hij heeft altijd zijn eigen broek opgehouden en nooit om geld gevraagd, in tegenstelling tot de valse apostelen. Het lijkt bijna alsof Paulus er spijt van krijgt dat hij zich zo laat gaan. Alles wat hij net heeft gezegd, telt eigenlijk niet. Paulus is zwak en heeft vele tekortkomingen. Dat is echter juist zijn kracht, want God kan veel beter werken door zwakke mensen heen. In hun zwakheid wordt Gods kracht zichtbaar. Paulus roept de lezer / luisteraar op om zichzelf te onderzoeken Prachtige beelden van God, Jezus en heilige Geest Hoewel de brief leest als een reactie op discussies die gaande zijn, zitten er ook veel pareltjes van wijsheid in. Als je de tekst met aandacht bekijkt of luistert, dan zie je dat Paulus een prachtig beeld van God de Vader, Jezus de Zoon en de heilige Geest schildert. God is een Trooster, de Schepper, heeft Jezus opgewekt uit de dood en zal gelovigen ook laten opstaan. Jezus heeft geleden voor ons, heeft Gods beloften vervuld, is de Heer die Gods licht laat schijnen in ons hart en is omwille van ons arm geworden. De heilige Geest is God en het bewijs dat de gelovige gered is. Gods tegenstrever, Satan, wordt ook benoemd. Hij is de ‘god van deze wereld' (met een kleine ‘g'!), een bedrieger en de leider van de hemelse en menselijke bedriegers. Paulus zegt in feite dat Satan zeker macht heeft. Hij beïnvloedt mensen die niet aan Gods kant staan. Hij heeft ook een leger demonen. Dat zijn de engelen die Satan zijn gevolgd toen hij in opstand kwam tegen God. Toch is zijn macht beperkt en, zoals we verder in de Bijbel zullen zien, tijdelijk. Het evangelie in één vers In hoofdstuk 5, vers 21 vat Paulus bovendien het hele evangelie samen in één vers: ‘God heeft Hem die de zonde niet kende voor ons één gemaakt met de zonde, zodat wij door Hem rechtvaardig voor God konden worden.' Ofwel: Jezus was zonder zonde en hoefde niet te sterven. Maar Hij nam de zonde op zich, zodat wij zondeloos konden worden. Hij stierf in onze plaats, waardoor wij - net als Hij - bij God mogen horen. Twee hoofdstukken verder zegt Paulus hoe wij moeten reageren op dat offer: we moeten tot inkeer komen. Een ander woord dat vaak wordt gebruikt is: ‘bekeren'. Je kunt dat ook vertalen met ‘omkeren'. We lopen als het ware op een pad naar de zonde en moeten ons omkeren en weer naar God lopen. Wij kunnen dat doen, omdat Jezus de prijs heeft betaald voor de zonde. Dat is een cadeau dat wij mogen aannemen en uitpakken. Het is gratis, maar niet goedkoop.
Het einde van Handelingen betekent ook het einde van de verhalende delen van de Bijbel. Nu volgt een serie brieven geschreven door sommige van de hoofdfiguren uit het Nieuwe Testament: de apostelen Paulus, Petrus en Johannes, twee broers van Jezus (Jakobus en Judas) en een onbekende schrijver. Deze brieven zijn ontzettend belangrijk, want ze leggen ons uit wat het Goede Nieuws nu precies is. We horen rechtstreeks van mensen die Jezus op aarde hebben meegemaakt, die jarenlang het Oude Testament hebben bestudeerd en die specifieke openbaringen van Jezus hebben gehad. Dit zijn de mensen die door Jezus persoonlijk zijn geroepen om te vertellen wat Gods reddingsplan voor de wereld is. Zij hebben de eerste kerken gesticht en geleid. Maar de brieven zijn wel allemaal in een bepaalde context geschreven. Het is makkelijk om ze uit hun verband te rukken en helaas gebeurt dat ook vaak. Omdat in de volgende hoofdstukken elke brief kort wordt besproken, gaan we niet op alle details diep in. We richten ons op de hoofdlijnen en het grote verhaal van God en mens. Bij elke brief geef ik je voor zover mogelijk de achtergrond, zodat we de tekst en de boodschap beter begrijpen. Romeinen (10 minuten) Na het Oude Testament zagen we eindelijk de beloofde Verlosser op het toneel verschijnen, maar… Hij ging ook weer terug naar de Hemel. Wel kwam de heilige Geest en die nam het werk over. De heilige Geest is actief in mensen en één van die mensen was Paulus. In Handelingen kwamen we Paulus tegen als de Jood die de volgelingen van Jezus gevangen probeerde te nemen en zelfs te doden als zij het goede nieuws probeerden te delen. Jezus greep Hem op een dag in zijn nekvel en ook Paulus werd een christen. Sterker nog, hij is één van de belangrijkste verspreiders van het geloof geworden. Dankzij de kerken die hij stichtte bereikte het evangelie de uithoeken van het Romeinse rijk. Paulus schreef ook veel brieven, waarvan sommige bewaard zijn gebleven. Eén van de bekendste en zeker één van de belangrijkste brieven, is de brief die hij aan de kerk in Rome richtte. Voordat we dieper op de brief ingaan, even een korte biografie van deze Paulus. Paulus is zijn Griekse naam. In het Hebreeuws heet hij Saul (of Saulus), net zoals de eerste koning van Israël. Hij werd omstreeks het jaar nul geboren en kwam uit de stad Tarsus, gelegen in het huidige Turkije. Hij was een Jood, maar ook een Romeins staatsburger. Hij moet een gedreven man zijn geweest, want hij was lid van de Farizeeën. Dat waren godsdienstige leiders die zich erg strikt aan de wetten van God hielden. Een groot deel van zijn leven woonde hij in Jeruzalem. Tot hij Jezus, na diens dood en opstanding, ontmoette op de weg naar Damascus. Hij kwam tot geloof en verbleef enkele jaren in wat nu Jordanië is. Tijdens die periode heeft hij veel openbaringen van God gekregen. Die theologische kennis heeft hij verwerkt in zijn brieven. Paulus en Rome Zoals we in Handelingen zagen, heeft Paulus minstens drie zendingsreizen gemaakt. Aan het eind van zijn derde reis ging Paulus naar Jeruzalem. Daar werd hij opgepakt door de Joden en uiteindelijk kwam hij in handen van de Romeinen. Na twee jaar in ‘voorlopige hechtenis' te hebben gezeten, deed Paulus een beroep op de keizer. Als Romeins burger had hij het recht om in Rome te worden berecht. Na een gevaarlijke reis, die zijn metgezellen en hij ternauwernood overleefden, kwam Paulus in Rome aan. Daar werd hij onder huisarrest geplaatst. In deze periode schreef hij een groot deel van zijn brieven. Niet de brief aan de Romeinen overigens. Die had hij voor zijn arrestatie al geschreven, waarschijnlijk in het jaar 56 vanuit Korinte. Uiteindelijk werd Paulus vrijgesproken en kon hij weer enige tijd buitenshuis evangeliseren. Hij kon niet lang van zijn vrijheid genieten. Paulus werd opnieuw opgepakt. Inmiddels was er een nieuwe keizer en was de vervolging toegenomen. Paulus werd in een cel gestopt en uiteindelijk onthoofd. Vermoedelijk ergens tussen 64 en 68 na Christus. In de tijd dat Paulus zijn brief aan de Romeinen schreef, bestond de kerk daar al enige tijd. Het zou zelfs kunnen dat de wortels van de Romeinse kerk helemaal teruggaan naar de dag waarop de apostelen de heilige Geest in zich kregen en ze op straat preekten tegen alle pelgrims. In het begin bestond de kerk in Rome dus vooral uit Joden, later kwamen daar ook andere nationaliteiten bij. Op een gegeven moment kwam er echter een keizer aan de macht die alle Joden verdreef uit Rome. Pas na vijf jaar mochten ze terugkomen. Al die tijd hadden de niet-Joden de kerk in Rome geleid en dus waren veel Joodse gebruiken verdwenen. Dat zorgde voor verdeeldheid, vooral tussen het Joodse en het niet-Joodse kamp. Paulus besloot Rome te bezoeken en kondigde zijn bezoek aan met deze brief. Hij hoopte twee dingen te bereiken: ten eerste dat er meer eenheid zou komen en ten tweede dat de christenen in Rome hem konden helpen een zendingsreis naar Spanje te maken. (Het is niet bekend of hij deze reis ooit heeft gemaakt.) De brief aan de Romeinen is lang en soms ingewikkeld. Zelfs de apostel Petrus geeft toe dat de brieven van Paulus af en toe moeilijk te begrijpen zijn, maar ze vertellen wel de waarheid (2 Petrus 3:16). Tegelijk is ‘Romeinen' misschien wel de beste uitleg van wat het goede nieuws precies is. Laten we maar eens naar deze brief gaan kijken. ‘Voor dit evangelie schaam ik mij niet' Direct aan het begin vat Paulus bovendien zijn hele boodschap samen, als hij zegt: Voor dit evangelie schaam ik mij niet, want het is Gods reddende kracht voor allen die geloven, voor Joden in de eerste plaats, maar ook voor andere volken. In het evangelie openbaart zich dat God enkel en alleen wie gelooft als rechtvaardige aanneemt, zoals ook geschreven staat: ‘De rechtvaardige zal leven door geloof.' - Romeinen 1:16-17 In de rest van dit Bijbelboek legt hij uit wat het evangelie inhoudt, hoe God de mensen redt die geloven, zowel de Joden als de niet-Joden, en dat wij dus alleen maar hoeven te geloven. Paulus toont aan dat de wereld van binnen verrot is door het werk van de zonde. Ons hart en ons verstand zijn niet zuiver meer. Van nature keren we ons af van God en omarmen we afgoden. We proberen ons geluk en onze betekenis te vinden in materiële dingen. We eren wat geschapen is en niet de Schepper. Als de Joden dit lezen, zouden ze naast hun schoenen kunnen gaan lopen. Zij zijn toch Gods uitverkoren volk? Maar zo werkt het niet, legt Paulus uit. Ook zij staan schuldig tegenover God, zoals blijkt uit de verhalen in het Oude Testament. Zij hebben Gods wetten en voorschriften gekregen, maar niemand kan zich daaraan houden. Het logische gevolg is dat ieder mens verloren zou moeten gaan. Gelukkig is er evangelie - goed nieuws! Paulus zegt: Gods gerechtigheid, waarvan de Wet en de Profeten al getuigen, wordt nu ook buiten de wet zichtbaar: God schenkt vrijspraak aan allen die in Jezus Christus geloven. En er is geen onderscheid. Iedereen heeft gezondigd en ontbeert de nabijheid van God; en iedereen wordt uit genade, die niets kost, door God als een rechtvaardige aangenomen omdat hij ons door Christus Jezus heeft verlost. - Romeinen 3:21-24 God ziet je zonden niet meer De wet laat zien wat goed is in Gods ogen, maar is niet in staat om ons te bevrijden van de zonde. God moet dus iets buiten de wet om doen. Dat heeft hij gedaan door Jezus in onze plaats te straffen. Iedereen heeft gezondigd, maar als je in Jezus gelooft, ziet God jouw zonden niet meer. Er is voor jouw overtredingen betaald en dus mag je bij Gods familie horen. Paulus noemt dit proces ‘rechtvaardiging'. Je wordt ‘rechtvaardig' gemaakt. Al je zonden uit het verleden en alle zonden die je in de toekomst nog zult begaan, zijn vergeven. Het enige wat nodig is, is dat je gelooft. Met andere woorden: dat je vertrouwt op God, zoals we eigenlijk door de hele Bijbel heen hebben gezien. Paulus beschrijft dat Abraham, die de wet niet had, op Gods beloften vertrouwde en dat hij zo ‘rechtvaardig werd'. Dit leidt natuurlijk wel tot een probleem. Als onze zonden zijn vergeven, maakt het dan nog uit dat we zondigen? Sterker nog, hoe meer we zondigen, hoe meer genade God uitstort. Dus misschien is het wel beter juist meer te zondigen. Dat in geen geval, zegt Paulus. Door ons geloof verbinden we ons met de dood en opstanding van Jezus. Hij is dood voor de zonde en wij ook. Hoewel we moeten accepteren dat we altijd blijven zondigen, moeten we toch proberen dat niet te doen. Als we de heilige Geest in ons laten werken, gaan we steeds meer op Jezus lijken en Jezus was vrij van zonde. Dit proces noemen we ‘heiliging'. Het woord ‘heilig' betekent ‘apart gezet voor God' en het staat los van ‘rechtvaardiging'. Wij kunnen niets bijdragen aan onze rechtvaardiging. Jezus heeft ons verlost en als we in Hem geloven, zijn we rechtvaardig. We zijn dus gered en horen bij Gods familie. Het is niet zo dat God ons pas accepteert als we ons gedrag aanpassen, als we de zonde verslagen hebben. Wij kunnen die zonde niet verslaan, dat heeft Jezus al gedaan. Als we eenmaal zijn opgenomen in die familie, dan willen we steeds meer op Jezus gaan lijken. We doen ons best en de heilige Geest stelt ons in staat om te breken met zondig gedrag. Tegelijk zullen we nooit honderd procent volmaakt zijn en God weet dat. Niets kan ons scheiden van Zijn liefde Dit leidt wel tot strijd in ons binnenste, maakt Paulus duidelijk in hoofdstuk 7. We weten dankzij d...
Het is een van die klassieke, meeslepende verhalen uit de Bijbel: Jozef. Zijn kleurrijke mantel en dromerige karakter inspireerden musicals en Disneyfilms. Sommigen zien in Jozef een voorafschaduwing van Jezus. Maar wat vertelt dit verhaal, het sluitstuk van het Bijbelboek Genesis, ons nu écht als we kijken naar de diepere lagen, de details en de context? David Boogerd vraagt het Koert van Bekkum, hoogleraar Oude Testament.
Handelingen is het vervolg op de evangeliën en in het bijzonder op het evangelie van Lucas. Deze arts die vele ooggetuigen interviewde over Jezus schreef naast zijn evangelie ook het boek Handelingen. Net als in zijn eerste boek, richt hij zich tot Theofilus. Wie deze Theofilus was, is niet bekend. Zijn naam betekent ‘Iemand die God liefheeft'. Wellicht was hij een hooggeplaatste Romeinse ambtenaar. Maar het staat vast dat zowel Lucas als Handelingen niet alleen voor deze ene man zijn geschreven. Lucas' doelgroep was veel breder. Hij wilde iedereen bereiken met het goede nieuws. Waarschijnlijk is dit boek geschreven rond het jaar 60-62. Toen zat Paulus namelijk voor het eerst gevangen en het boek eindigt met die gevangenschap. Paulus' vrijlating, tweede gevangenschap en marteldood worden niet beschreven. Ook de moord op een andere belangrijke figuur, Petrus, komt niet voor in Handelingen en evenmin de val van Jeruzalem in het jaar 70. De acties van de heilige Geest Handelingen betekent ‘acties' of ‘daden'. In veel Bijbelvertalingen wordt dit Bijbelboek vaak ‘De Handelingen van de Apostelen' genoemd. Lucas vertelt wat de apostelen zoal doen en meemaken, maar eigenlijk gaat het niet direct over hen. Het gaat veel meer over wat de heilige Geest door hen heen doet. Dat is wat Lucas duidelijk wil maken. In een wat meer letterlijke vertaling staat er in het eerste vers: ‘Het eerste boek heb ik gemaakt, o Theofilus, over alles wat Jezus begonnen is te doen én te onderwijzen (…)'. - Handelingen 1:1 Als het evangelie van Lucas gaat over wat Jezus begon te doen, dan gaat Handelingen over wat Hij na Zijn opstanding deed. Alleen maakt Lucas direct duidelijk dat Jezus zelf werd opgenomen in de hemel en dat niet veel later Zijn Geest in Zijn volgelingen kwam wonen en hen de meest wonderlijke dingen liet doen en zeggen. Ook wordt duidelijk dat God niet alleen om het volk Israël geeft, maar dat ook mensen uit andere volken deel uit mogen maken van Zijn koninkrijk. Laten we niet op de zaken vooruit lopen. Lucas opent zijn verhaal met te zeggen dat gedurende veertig dagen na Zijn opstanding Jezus aan de leerlingen en andere volgelingen blijft verschijnen. Hij spreekt met hen over het koninkrijk van God. Nog steeds begrijpt niet iedereen dat Zijn koninkrijk niet van deze wereld is. Ze vragen Hem of Hij nu snel Israël in ere zal herstellen. ‘Getuig van Mij' ‘Dat is niet aan jullie om te weten', antwoordt Jezus. ‘Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van Mij getuigen in heel Jeruzalem, in heel Judea en Samaria tot aan de uiteinden van de aarde.' Het goede nieuws van Jezus' offer moet zich dus over de hele wereld verspreiden. Nadat Hij dit had gezegd, werd Hij opgenomen in de hemel. Dit plaatje doet denken aan een visioen dat de profeet Daniël kreeg. ‘Iemand die leek als een mens werd op de wolken naar de hemel gebracht voor Gods troon en Hij kreeg alle macht, eer en koningschap', staat in Daniël 7. De leerlingen moeten dus wachten. Terwijl ze dat doen, brengen ze veel tijd door in gebed. Ook vervangen ze Judas Iskariot, die zichzelf had opgehangen nadat hij Jezus had verraden. Zo zijn de leerlingen weer met twaalf man. Tien dagen na Jezus' hemelvaart (dus zo'n 50 dagen na Zijn opstanding) zijn de leerlingen bij elkaar als er plotseling in het huis een hevige wind opsteekt. Ook verschijnen vlammen boven hun hoofden. De heilige Geest is geland. De wind en het vuur staan symbool voor Gods aanwezigheid. In het Oude Testament zagen we die aanwezigheid in de tabernakel en de tempel, nu leeft Hij in de mens via Zijn Geest. God leefde onder Zijn volk, maar ze konden Hem niet benaderen. Alleen speciaal aangewezen priesters die een zuiveringsritueel vol verwijzingen naar de dood van Jezus hadden ondergaan, konden bij de tabernakel in de buurt komen. Maar nadat Jezus was gestorven, scheurde het dikke gordijn tussen het ‘heilige der heiligen' en de rest van de tempel. De mens kan weer bij God komen. Sterker nog, God wil zo dichtbij mogelijk zijn en ín de mens wonen. Vandaar dat Hij hier in Handelingen Zijn heilige Geest stuurt. Het begin van de kerk Die Geest geeft kracht en moed. Ogenblikkelijk gaan de leerlingen naar buiten om te preken. Jeruzalem zit vol met pelgrims die het Joodse Pinksterfeest komen vieren. Velen van hen spreken geen Aramees. Dat was de taal die destijds in Palestina werd gesproken. Toch verstaat iedereen wat ze zeggen. Dan neemt Petrus het woord. Hij vertelt over Jezus, Zijn dood en Zijn opstanding. Hij legt uit dat Jezus door God tot Messias en Heer is aangesteld. Die dag komen drieduizend mensen tot geloof. Het is het begin van de ‘Jezusbeweging', het begin van de kerk, wat wij nu het christendom noemen. Niet al deze mensen hebben zuivere Joodse wortels en dus is dit een eerste aanwijzing dat Gods koninkrijk open staat voor iedereen die in Jezus gelooft, niet alleen voor de nakomelingen van Abraham. Dit zagen we in het Oude Testament natuurlijk ook wel, als je goed leest, maar toch was het iets dat de vroege kerk moest leren. De godsdienstige leiders die Jezus hadden laten kruisigen, hadden verwacht dat ze met Zijn dood ook verlost zouden zijn van Zijn volgelingen. Plotseling blijken Jezus' leerlingen toch weer over Jezus te vertellen. (Ze worden vanaf hier ‘apostelen' genoemd. Een apostel is iemand die een boodschap overbrengt.) De apostelen beweren zelfs dat Hij weer leeft. Aangezien Zijn lichaam weg is uit het graf, kunnen ze niet bewijzen dat Hij nog dood is. Ze doen wel hun best de apostelen het zwijgen op te leggen. Petrus en de anderen zijn regelmatig in de tempel te vinden om te onderwijzen en zieken te genezen. Ook zamelen ze geld in voor de armen, iets wat eigenlijk de taak is van de Joodse leiders en de priesters die in de tempel dienen. Dat staat immers in de wet van God. De dood van Stefanus Ze arresteren Petrus en Johannes en waarschuwen hen niet meer te spreken over Jezus. Petrus antwoordt dat ze God moeten gehoorzamen. Niet veel later worden hij en de andere leerlingen opnieuw gearresteerd. Dit keer opent een engel de deur van de gevangenis en zo ontsnappen ze. De volgende dag pakken de leiders hen opnieuw op. Tijdens de hoorzitting vertellen de apostelen wie Jezus werkelijk is. Ze worden geslagen en vervolgens laat de Joodse Raad hen gaan. Steeds meer mensen gaan geloven in de opgestane Jezus en de twaalf apostelen wijzen mannen aan die de kerk kunnen leiden, zodat zij zich kunnen richten op gebed en onderwijs. Stefanus is één van die nieuwe leiders, een trouwe dienaar van God die veel wijsheid heeft ontvangen. Hij wordt opgepakt en houdt een lange speech waarin hij bijna de hele Bijbel samenvat. Hij legt de nadruk op hoe de Joodse leiders altijd Gods boodschappers hebben tegengewerkt, inclusief Jezus en de apostelen. De reactie laat zich raden: Stefanus wordt ter plekke vermoord. Terwijl hij sterft, ziet hij echter Jezus aan de rechterhand van Gods troon staan, een krachtige belofte voor iedereen die wordt gedood omwille van Jezus' naam. De andere volgelingen van Jezus worden bang, maar het gevolg is dat ze juist gaan doen wat Jezus hun in het begin had opgedragen. Ze verlaten Jeruzalem en trekken naar Judea, Samaria en andere gebieden om het goede nieuws te vertellen. Ook niet-Joden zijn welkom Vanaf nu wordt het nog duidelijker dat ook niet-Joden welkom zijn in Gods koninkrijk. Eerst zien we de apostel Filippus die naar Samaria gaat. Onderweg leidt de heilige Geest hem naar een Ethiopische ambtenaar, die tot geloof komt en zich door hem laat dopen. Daarna trekt hij verder en overal waar hij komt, leidt hij mensen tot Jezus. Dan verschuift het verhaal plotseling naar Saulus, die later Paulus wordt genoemd. Laten we hem voor het gemak vanaf nu alvast Paulus noemen. Deze Paulus is een godsdienstige leider, een gedreven man en een harde werker. Hij doet extra zijn best om de mensen die ‘De Weg' volgden (zoals de christenen zich toen noemden), te laten arresteren. Onderweg naar Damascus wordt hij plotseling verblind door een fel licht. Ook hoort hij de stem van Jezus, die aan Paulus vraagt waarom hij Hem vervolgt. Paulus krijgt zijn gezichtsvermogen pas enkele dagen later terug als een volgeling van Jezus naar hem toekomt en de handen oplegt. De apostelen zijn nog bang voor hem, maar uiteindelijk leren ze hem vertrouwen. Net als zij gaat Paulus publiekelijk vertellen dat Jezus weer leeft en ongetwijfeld dat hij Hem heeft ontmoet op de weg naar Damascus. Ondertussen maakt God middels een visioen duidelijk aan Petrus dat ze groter moeten denken en dat ze ook de heidenen, ofwel de niet-Joden, moeten vertellen over Jezus. Een Romeinse legerofficier laat Petrus komen. Hij heeft een goed hart en probeert God te dienen. In een droom heeft God hem verteld dat hij Petrus moet laten halen. Nu is het Petrus pas echt duidelijk dat God geen onderscheid maakt tussen Joden en heidenen. Terwijl hij preekt in het huis van de Romein, daalt de heilige Geest neer op de aanwezigen. Paulus en Barnabas op reis Niet iedereen begrijpt dat Jezus ook is gekomen voor de niet-Joden. Jezus' volgelingen die zijn uitgewaaierd, vertellen het goede nieuws uitsluitend aan de Joden in die landen en provincies. Behalve in de stad Antiochië, de hoofdstad van Syrië in die tijd. (Tegenwoordig ligt deze stad in Turkije.) In Antiochië krijgen ook Grieken het goede nieuws te horen en velen komen tot geloof. Hier worden Jezus' volgelingen voor het eerst ‘christenen' gen...
Heb je dat wel eens? Dat je in de Bijbel leest en denkt: hoe krijg ik dit bij elkaar? Bijvoorbeeld: is de God van het Oude Testament niet een andere, strengere – en misschien ook wel gewelddadigere – God dan de God die we bij Jezus leren kennen? En draait het in het Oude Testament niet vooral om heiligheid en allerlei wetten, terwijl in het Nieuwe Testament juist liefde en genade centraal lijken te staan? Gaat dit nog wel over dezelfde God, over hetzelfde geloof? David Boogerd stelt die vraag aan theoloog Alain Verheij, die onlangs de hele Bijbel van kaft tot kaft las.
Jesaja 53 komt niet voor in het leesrooster van de synagoge en is voor veel Joden een onbekend hoofdstuk. Terwijl juist dit hoofdstuk verwijst naar de Heere Jezus en Zijn verlossingswerk! Jesaja wordt ook wel de evangelist van het Oude Testament genoemd. Dit is een opname van een lezing van Christian Stier. Meer weten over Israël en de Bijbel? Klik hier.Blijf op de hoogteVia Facebook, Instagram Via IB Magazine of de gratis nieuwsbriefBid mee via Telegram of WhatsAppSupport the showEen Bijbel in elk Joods huis
In deze preek bestuderen we het bijzondere profetische parallel tussen de drie Elia's: de profeet Elia in het Oude Testament, Johannes de Doper als de tweede Elia, en de laatste Elia-boodschap die klinkt in de drie engelenboodschappen van Openbaring 14.Elke Elia werd geroepen om Gods volk terug te brengen tot ware aanbidding – en elke Elia werd geconfronteerd met tegenstand van een vrouw die verbonden was met een koning: Izebel, Herodias en symbolisch Babylon. Deze vrouwen maakten gebruik van hun invloed op wereldlijke machten om Gods dienaren te vervolgen.Wat betekent deze profetische lijn voor ons vandaag? En hoe kunnen wij deel uitmaken van de laatste Elia-boodschap? Ontdek het in deze diepgaande studie vol Bijbelse inzichten en actuele toepassing.
Lucas was een dokter en een metgezel van de apostel Paulus. Behalve dit evangelie schreef hij ook nog Handelingen. Hoewel in onze Bijbel Handelingen pas na Johannes komt, kun je het evangelie van Lucas en het boek Handelingen eigenlijk als één geheel zien. Het evangelie beschrijft het leven van Jezus en Handelingen hoe de volgelingen van Jezus het goede nieuws van Jezus' verlossing brachten naar vele landen. Er is vrij weinig bekend over Lucas, maar hij kwam hoogstwaarschijnlijk uit de Griekse stad Antiochië, een plaats die in het huidige Turkije ligt. Hij was zo goed als zeker geen Jood. Dat betekent dat hij de enige niet-Joodse schrijver is van een Bijbelboek. Het Bijbelboek Lucas is vermoedelijk in het jaar 60 of 61 geschreven. Als arts was Lucas gewend onderzoek te doen. Hij begint zijn verhaal dan ook met de reden waarom hij dit heeft opgeschreven. ‘Er zijn al veel verslagen over het leven van Jezus, maar ik heb nog eens met alle ooggetuigen gesproken', zegt hij. Hij heeft Petrus en Johannes gekend en hen waarschijnlijk geïnterviewd. En wie woonde er bij Johannes? Maria, de moeder van Jezus, want Johannes had aan Jezus beloofd voor haar te zorgen. Het is daarom niet gek dat Lucas het meest uitgebreide geboorteverhaal van Jezus heeft opgetekend. Maria heeft het hem verteld. De geboortes van Johannes en Jezus Hoewel Lucas primair voor een niet-Joods publiek schrijft, neemt hij toch verwijzingen op naar het Oude Testament. Op die manier laat hij zien dat wat er is gebeurd, past in het totale verhaal van God en mens. Lucas' verslag opent met de geboortes van Johannes de Doper en Jezus. Daarna volgt een stuk over Jezus' bediening in Galilea. Dat eindigt abrupt als Jezus aankondigt dat Hij naar Jeruzalem gaat. Vervolgens wordt de laatste week van Jezus beschreven. Het eindigt met Zijn kruisiging en opstanding. In eerste scène van Lucas zien we de oude priester Zacharias aan het werk in de tempel. Net als Abraham en Sarah zo'n tweeduizend jaar geleden, konden hij en zijn vrouw Elizabeth geen kinderen krijgen. Als een engel aan hem verschijnt en aankondigt dat ze alsnog een zoon zullen krijgen die ze Johannes moeten noemen, kan Zacharias dit niet geloven. Als straf voor zijn ongeloof kan hij negen maanden lang niet spreken. Als Elizabeth zes maanden zwanger is, gaat de engel Gabriël opnieuw op pad. Hij zoekt Maria op, een meisje dat waarschijnlijk een jaar of 15 oud was. Ze was verloofd met Jozef, een timmerman uit Nazareth. Omdat ze nog niet zijn getrouwd, hebben ze ook het bed nog niet gedeeld. Toch vertelt de engel haar dat ze zwanger zal worden van de Allerhoogste. Maria gelooft de engel en vraagt: ‘Hoe zal dit gebeuren?' ‘Door de heilige Geest', antwoordt de engel. De maagd wordt zwanger, zoals voorspeld in Jesaja. De nieuwe Elia en de Messiaanse Koning De engel vertelt Maria ook dat haar tante Elizabeth inmiddels in verwachting is. Ze gaat naar haar toe. Als Maria binnenkomt, beweegt Johannes in de buik van zijn moeder en Elizabeth weet ogenblikkelijk dat ook Maria een belangrijk kind draagt. Geïnspireerd door de heilige Geest zegt Maria een gedicht op. Later, als Elizabeth haar kind baart en haar man weer kan praten, spreekt ook Zacharias profetische woorden. Beide gedichten zitten vol verwijzingen naar het Oude Testament. Ze beschrijven de rollen die de twee jongens spelen in het reddingsplan van God. Johannes is de aangekondigde ‘nieuwe Elia'. Hij moet de weg vrij maken voor het Kind van Maria. Deze Jezus is de Messiaanse Koning die is aangekondigd. In Hem worden alle beloften, die onder meer aan Abraham en David zijn gedaan, vervuld. Maar de geboorte van Jezus is nog niet zo makkelijk. Tegen het einde van haar zwangerschap moeten Jozef en Maria zich laten registreren in Bethlehem. Vanwege de afgekondigde volkstelling moesten alle inwoners naar de stad waar hun familie oorspronkelijk vandaan kwam. Zowel Maria als Jozef zijn nakomelingen van David en moeten naar Bethlehem. Het stadje puilt uit van de reizigers en er is geen plek meer in de herberg, zelfs niet voor een zwangere vrouw. Een Baby in een voederbak Gingen Jozef en Maria naar een stal? Om eerlijk te zijn: de Bijbel vermeldt het niet. Het zou ook kunnen dat ze bij familie op bezoek gingen, of dat andere inwoners hun huis voor hen openstelde, of dat ze in een schuurtje mochten verblijven. Er is in ieder geval geen wieg voor handen en daarom wordt de pasgeboren Jezus in een kribbe gelegd. Een voederbak dus. De Zoon van God komt dus ter wereld in een klein stadje in een achtergesteld landje in het grote Romeinse rijk. Zijn ouders zijn arm en zijn eerste bedje is een voederbak voor vee. Het contrast kan bijna niet groter zijn. In de hemel was Jezus een machtige Koning. Nu heeft Hij al het koninklijke afgelegd: Zijn status, Zijn rijkdom en Zijn heerlijkheid. Zie je dat God het onmogelijke doet? Adam en Eva aten van de boom met kennis van goed en kwaad. Zij hoopten zo aan God gelijk te worden. Dat gebeurde niet. Ze mochten niet langer in het paradijs wonen en zouden uiteindelijk sterven. Maar hier, aan het begin van Lucas, wordt God gelijk aan een mens om zo de wereld te redden. Zelfs Jezus' ouders Jozef en Maria kunnen dat niet bevatten. Als ze niet veel later naar Jeruzalem gaan om Jezus in de tempel op te dragen aan God, ontmoeten ze twee oude profeten. Een man, Simeon genaamd, en een vrouw, Hanna. Zij herkennen Jezus als de beloofde Messias. Simeon voorspelt dat Jezus een licht voor velen zal zijn, zowel binnen als buiten Israël. De 12-jarige Jezus Na deze scène spoelt Lucas vooruit. Eigenlijk weten we niets over de jeugd van Jezus. Lucas neemt echter één anekdote op die Maria hem verteld moet hebben. Deze gebeurtenis laat zien dat Jezus ook als kind bijzonder moet zijn geweest. Als 12-jarige gaat hij namelijk met zijn ouders naar Jeruzalem voor één van de traditionele feesten. Maar als Zijn ouders naar huis gaan, blijft Jezus achter. Jozef en Maria hebben dat in eerste instantie niet door, want reizen deden ze in een groot gezelschap. Maar als ze ontdekken dat Hij weg is, haasten ze zich terug naar Jeruzalem. Ze vinden Jezus uiteindelijk in de tempel, waar Hij de godsdienstleraren veel vragen stelde. Ook toen bleek Zijn wijsheid al. Opnieuw maakt Lucas een sprong in zijn verhaal, nu naar het begin van Jezus' bediening. Johannes de Doper blijkt al veel bekendheid te hebben en vele Israëlieten vragen God om vergeving en laten zich dopen. Dit is een noodzakelijke stap om het Koninkrijk van God binnen te gaan en zo bereidt Johannes dus de weg van Jezus voor. Jezus gaat ook naar de rivier de Jordaan en hoewel Hij zonder zonde is, laat ook Hij zich dopen. Lucas vertelt niet waarom, maar in Matteüs zagen we dat Jezus gehoorzaam wil zijn aan Zijn Vader. Direct na Zijn doop bevestigt God wie Jezus is. De heilige Geest daalt op Hem neer in de vorm van een duif en Gods stem klinkt: ‘Jij bent Mijn geliefde Zoon. In Jou vind Ik vreugde'. Jezus' stamboom Vervolgens beschrijft Lucas de stamboom van Jezus' vader. Deze loopt via David en Abraham en vele andere interessante figuren uit de Bijbel uiteindelijk naar Adam. Voor de mensen die het Oude Testament kennen, is het duidelijk wat Lucas probeert te zeggen: dit is de Messias die was aangekondigd. Alle verhalen die je tot nu toe hebt gehoord, leiden naar deze ene Persoon. Hij is de Koning die werd beloofd aan David, Hij is het Lam dat ervoor zorgde dat Abraham Isaak niet hoefde te offeren. Doordat Lucas de lijn nog verder doortrekt helemaal naar de eerste mens toe, laat Hij zien dat Jezus niet alleen voor de nakomelingen van Abraham is gekomen, maar voor de hele mensheid. Lucas gaat verder met Jezus' veertig dagen in de woestijn en de pogingen van de duivel om Hem te verleiden. Die mislukken jammerlijk en Jezus trekt langs dorpen en steden om te preken in synagogen (zeg maar: de Joodse kerk). Overal wordt Hij geprezen. Overal, behalve in de woonplaats van Zijn ouders. Ook hier staat Hij op om te vertellen dat de woorden van Jesaja in vervulling gaan: ‘De Geest van de Heer rust op Mij, want Hij heeft Mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft Hij Mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen.' - Lucas 4:18-19
Aan de slag!Lees de komende tijd meer verhalen in het Oude Testament en zoek naar verwijzingen naar Jezus.Deze overdenking is geschreven door schrijfster Marianne Renes.
Marcus is de schrijver van het tweede evangelie. Hij behoorde niet tot de groep van twaalf discipelen maar trok wel op met de leiders van de vroege kerk, en dan met name Petrus en Paulus. Kerkleiders uit de tweede eeuw na Christus omschrijven Marcus als de leerling en vertaler van Petrus. Ze beschouwen dit Bijbelboek dan ook als de herinneringen van Petrus. Marcus is het kortste evangelie. Het lijkt behoorlijk op dat van Lucas en zeker op dat van Matteüs, maar her en der zijn er ook kleine verschillen. Dat heeft voor een groot deel te maken met de doelgroep. Waar Matteüs zich bijvoorbeeld richt op de Joden, is het evangelie van Marcus in Rome geschreven met name voor de heidense christenen. Je ziet bijvoorbeeld dat Marcus veel joodse gebruiken en termen uitlegt. Verder benadrukt Marcus vooral Jezus' daden en richt hij zich wat minder op het onderwijs van Jezus. Jezus' werk in Galilea Het eerste deel van het boek gaat over Jezus' bediening in de provincie waar hij woont: Galilea. We zien hier dat iedereen zwaar onder de indruk is van Jezus. In het middenstuk van Marcus gaat het over Jezus' reis naar Judea. De leerlingen krijgen onderwijs over de Messias, maar echt begrijpen doen ze het niet. Het derde en laatste deel van Marcus gaat over Jezus' laatste week in Jeruzalem. Maar laten we bij het begin beginnen. Hoewel een groot deel van Marcus' publiek het Oude Testament niet kent, opent hij zijn verhaal met een citaat uit Jesaja over de komst van een belangrijke profeet. Hij legt uit dat deze boodschapper van God de weg vrij moest maken voor de komst van een man die veel groter is dan hij. Deze profeet is natuurlijk Johannes de Doper. Op een dag komt Jezus langs en ook Hij laat zich dopen, hoewel Hij zonder zonde is. Vanuit de hemel daalt de heilige Geest in de vorm van een duif op Jezus neer en God spreekt hoorbaar voor iedereen: ‘Jij bent Mijn geliefde Zoon, in Jou vind Ik vreugde'. Daarna neemt de heilige Geest Jezus mee voor een verblijf van veertig dagen in de wildernis. Evenals Matteüs vertelt Marcus dat Jezus op de proef werd gesteld door Satan, maar hij vertelt er niet bij hoe. Daarna trekt Jezus langs de synagogen om te preken. Zijn boodschap is even simpel als confronterend. ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij, kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws.' - Marcus 1:15 Zoals gezegd, Marcus besteedt niet veel aandacht aan het onderwijs van Jezus, maar hij laat voortdurend Jezus in actie zien. Jezus roept Zijn leerlingen, bevrijdt mensen van demonen en geneest de zieken. Hij levert zo het bewijs dat Hij werkelijk Gods Zoon is. En als Gods Zoon is Hij gelijk aan God. Dat onderstreept Jezus door zelf zonden te vergeven, iets waar de godsdienstige leiders erg overstuur van raken. Andere mensen raken er echter van overtuigd dat Hij door God is gezonden en besluiten Hem te volgen. Anderen twijfelen en weer anderen verzetten zich tegen Hem. Wat is het koninkrijk van God? Jezus probeert aan de hand van gelijkenissen duidelijk te maken wat het koninkrijk van God is. Zo vertelt hij het verhaal van de zaaier (waar we het in het vorige hoofdstuk over hadden), maar ook over het mosterdzaadje dat in de grond valt, sterft en dan tot bloei komt. Het mosterdzaadje is het kleinste zaadje dat de mensen daar kenden, maar het kan uitgroeien tot een struikgewas waar de vogels een nest in kunnen maken. De onderliggende boodschap is dat het koninkrijk van God klein, zwak en onaanzienlijk kan lijken, maar dat het tot veel in staat is. Ondanks Zijn wijze woorden en Zijn machtige wonderen gelooft niet iedereen in Jezus. Zelfs zijn twaalf beste vrienden hebben er moeite mee Hem te begrijpen. Dat blijkt wel wanneer Jezus hen op de man af vraagt: ‘Wie ben Ik volgens jullie?' Petrus geeft het goede antwoord. Jezus is natuurlijk de aangekondigde Messias. Maar, zoals we in Matteüs ook al zagen, Jezus is niet de militaire leider waar ze op hopen. Hij is niet gekomen om de Romeinen het land uit te drijven. Zijn werk is nog veel belangrijker. Hij moet lijden, zoals de profeten al voorspelden. Hij zou sterven, drie dagen dood zijn en dan opstaan. Het kwartje lijkt niet te vallen bij de leerlingen en Jezus roept een grote menigte bij elkaar. Vrij vertaald zegt hij: ‘Wie Mijn volgeling wil zijn, moet zichzelf opzij zetten, zijn kruis op zich nemen en achter Mij aan komen. Wie zijn leven verliest omwille van Mij en het goede nieuws, zal het behouden.' Jezus verlangt dus van Zijn volgelingen dat ze niet langer voor zichzelf leven. Het gaat niet om aardse koninkrijken, om geld, macht of status. Het gaat erom dat we oprecht bij Jezus willen horen. Het zijn gedachten die moeilijk te begrijpen zijn en het is bijna alsof God gedwongen wordt iets nog ongelooflijkers te doen om te bewijzen dat Jezus de Zoon is en God de Vader. Want in de volgende scène gaat Jezus met Petrus, Jakobus en Johannes de berg op. Gods glorie op de berg Plotseling daalt de glorie van God neer op deze berg. Precies zoals hij dat eeuwen daarvoor deed op de berg Sinaï (ook wel Horeb genoemd). Eerst verscheen Hij daar aan Mozes en later aan Elia. En nu, als Jezus op de berg staat, verschijnen die twee profeten aan Hem. En God spreekt opnieuw vanuit de hemel. ‘Dit is Mijn geliefde Zoon. Luister naar Hem!' De drie leerlingen mogen van Jezus niemand vertellen over deze geweldige ervaring. Dit doen ze pas als Hij uit de dood is opgestaan. En opnieuw blijkt dat ze niet begrijpen waarom Hij dat zegt. Als Hij de Zoon van God is, waarom moet Hij dan sterven? Eenmaal beneden aangekomen, blijkt er een grote groep mensen te wachten op Jezus. Hij geneest de zieken en geeft onderwijs aan Zijn leerlingen. Opnieuw zegt Hij dat Hij moet sterven maar weer zal opstaan. De leerlingen begrijpen Hem niet. Jezus brengt nog wat tijd thuis door en maakt zich dan klaar voor Zijn laatste reis naar Jeruzalem. Hij laat Zijn discipelen een ezeltje halen dat nog nooit door iemand is bereden en gezeten op het dier trekt hij de hoofdstad van Palestina in. De symboliek ontgaat de Joden niet. Precies zo zou de Messias Jeruzalem ingaan. Deze wonderlijke leraar moet wel gekomen zijn om hen te bevrijden van de Romeinen en om het koninkrijk van David in ere te herstellen! Jezus is woedend Maar Jezus bekijkt Jeruzalem en gaat dan weer weg uit de stad. De volgende dag keert Hij terug. In de tempel wordt Jezus woedend. Hij smijt de marktkramen om en jaagt de handelaren weg. Deze plek moet immers een plek van gebed zijn en geen rovershol. Ook zoekt Jezus nadrukkelijk de confrontatie met de godsdienstige leiders. Eerst proberen zij Hem nog te dwarsbomen met hun listige vragen, maar iedere keer weet Jezus hen wijs te antwoorden. Het wordt ze nu echt duidelijk: ze moeten met geweld van Jezus zien af te komen. Maar ze zijn bang voor het volk. Voor een groot deel van de gewone mensen is Jezus op zijn minst een bron van inspiratie en een leider. Dus smeden ze een complot om hem te doden. Ondertussen vertelt Jezus zijn leerlingen dat de tempel nog deze generatie verwoest zal worden. En wie Jezus volgt, zal worden vervolgd om de simpele reden dat ze bij Jezus horen. Jezus' dood komt echter met de dag dichterbij. Als Jezus van een maaltijd geniet, komt er een vrouw binnen met uiterst kostbare olie. Ze breekt het flesje en zalft Jezus zoals je een dode zalft. In feite bereidt ze zo Zijn begrafenis voor. Sommige mannen zijn kwaad. Dat flesje had voor veel geld kunnen worden verkocht en dan hadden ze de armen kunnen helpen. Jezus neemt het voor de vrouw op. Ze deed wat ze moest doen en tot in lengte van dagen zullen mensen zich deze vrouw herinneren vanwege wat ze heeft gedaan. Verraden door Judas Voor ‘penningmeester' Judas Iskariot is dit de druppel. In de evangeliën krijgen we het beeld van hem dat hij vooral door geld is gedreven. En als hij geen geld meer achterover kan drukken, besluit hij Jezus uit te leveren. Hij gaat naar de Joodse leiders toe en ze zeggen hem dertig zilverstukken beloning toe als hij Jezus in de val laat lopen. Dat gebeurt ‘s nachts, nadat Jezus eerst met Zijn leerlingen het pesachmaal heeft gevierd. Hiermee herdenken de Joden de bevrijding uit de Egyptische slavernij. Ook Marcus beschrijft hoe Jezus de brood en het wijn op Zijn lichaam en Zijn bloed betrekt. Eeuwen eerder besprenkelde Mozes het volk al met bloed als teken van het verbond dat God met hen had gesloten. Nu zegt Jezus dat Zijn bloed voor een nieuw verbond zorgt. Een nieuwe overeenkomst tussen God en mens, één die bovendien niet alleen geldt voor de Israëlieten maar voor iedereen die zich in geloof aan Hem verbindt. De belofte die Jezus hier doet, is dat we bevrijd worden uit de slavernij van de zonde, dat we eeuwig leven zullen hebben en dat we voor altijd bij God mogen horen. Marcus is echt een schrijver die haast maakt, want vanaf hier gaat het verhaal rap. We zien hoe Jezus bidt in de Hof van Getsemane, hoe hij wordt gearresteerd omdat Zijn leerling Judas Hem aanwijst, hoe Hij wordt berecht, veroordeeld door Pilatus en uiteindelijk wordt gekruisigd. We zijn hier een opvallende parallel met de eerste twee delen van Marcus. De duisternis daalt neer In het eerste deel daalde een duif op Jezus neer nadat Johannes Jezus had gedoopt. In het tweede stuk van Marcus daalde de glorie van God neer op Jezus op de top van de berg. Nu, terwijl Jezus aan het kruis hangt, daalt juist duisternis neer. Dit keer zegt God niet: ‘Jij bent Mijn geliefde Zoon'. Jezus zegt: ‘Mijn God, Mijn God, waarom he...
Egypte, Babylonië, Assyrië, het Romeinse Rijk… verschillende wereldrijken spelen een cruciale rol in de Bijbelse geschiedenis. Al is het maar door de vele confrontaties en oorlogen met de Israëlieten. Maar hoe zag de wereldkaart er in Bijbelse tijden uit? Een wat moeten we weten over deze rijken om de Bijbel beter te begrijpen? En ook geen verkeerde vraag in deze rare tijd: wat zegt de Bijbel over hoe wij ons nu moeten verhouden ten opzichte van machtige rijken en de Trumps en Poetins van de wereld? David Boogerd vraagt het Koert van Bekkum, hoogleraar Oude Testament.
Gelijkenissen In de passage hierna gaat Jezus daarop in door een aantal gelijkenissen over het koninkrijk van de hemel te vertellen. Een gelijkenis is eigenlijk een verhaal dat iets duidelijk moet maken. Hij vertelt bijvoorbeeld over een boer die zaad strooit op vier verschillende soorten ondergrond. Een deel valt op de weg en wordt opgegeten door vogels, een deel valt op rotsgrond en de zon verschroeit het opkomende gewas, een deel wordt verstikt tussen de distels en het laatste zaad valt in vruchtbare aarde en groeit zoals het hoort. Jezus legt aan Zijn leerlingen uit dat het zaad Gods Woord is en de ondergrond staat voor de typen mensen. De duivel krijgt de kans het zaad weg te roven, of mensen reageren enthousiast maar doen uiteindelijk toch niets met wat ze hebben gehoord, of mensen laten zich zo afleiden door dagelijkse zorgen dat Gods Woord geen kans krijgt. Er is ook goede, vruchtbare grond en deze mensen zullen vrucht dragen voor het koninkrijk. De impliciete boodschap is dat alleen God de grond kan veranderen. Bid dan ook dat Gods Woord in jouw leven als zaad in goede grond mag zijn. Toch begrijpen zowel vriend als vijand Jezus nog steeds niet echt. Hun beeld van de Messias is dat van een Bevrijder, Iemand die de Romeinen het land uit zal zetten en het koninkrijk van David zal herstellen. Ze worden nog enthousiaster als Jezus tot tweemaal toe duizenden mensen te eten geeft. Voor hen is Jezus een profeet zoals Mozes, die ook het brood uit de hemel liet komen. Nou ja, niet hij natuurlijk, maar God. Ook gaat Jezus door met het doen van wonderen. Toch weet Jezus dat de meeste mensen, en dan vooral de godsdienstige leiders, Hem diep in hun hart afwijzen. Ze geloven niet werkelijk in Hem. ‘Wie denken jullie dat Ik ben?' Jezus vraagt zijn leerlingen, ‘Wie denken jullie dat Ik ben?' De leider van de leerlingen, Petrus, geeft het goede antwoord. De Messias. Dan legt Jezus uit dat Hij inderdaad de aangekondigde Verlosser is. Maar Hij zal de overwinning niet behalen door strijd, maar door lijden heen. Petrus verzet zich tegen dat idee maar krijgt behoorlijk op zijn kop. Ook zegt Jezus dat hij en alle andere mensen die Hem willen volgen hun kruis moeten opnemen en achter Hem aan moeten gaan. Dat betekent dat ze niet meer voor zichzelf leven, maar voor Hem. Matteüs beschrijft opnieuw een stuk onderwijs van Jezus over het koninkrijk van de hemel. Hij schudt Zijn publiek goed door elkaar. In een tijd dat kinderen niet echt meetelden, zegt Jezus dat wie het koninkrijk wil binnengaan juist moet geloven als een kind. Ben je een leider dan moet je dienen. Is jou kwaad aangedaan dan moet je geen wraak nemen maar vergeven. Wil je rijk worden, geef dan je bezit aan de armen. Dan komt de tijd waarvoor Jezus naar de aarde is gekomen. Eindelijk gaat Eva's nakomeling de slang vermorzelen, maar het kruipende dier met zijn gemene tanden zal Hem in de hiel bijten. Het volk heeft nog steeds een andere verwachting en als Jezus Jeruzalem binnenrijdt op een ezel is het volk uitzinnig. Zo zou de Messias namelijk Zijn entree maken. Ze verwachten dat het snel gedaan is met de Romeinen. Een plan om Jezus te doden Jezus brengt de nacht door buiten de stad en gaat vroeg in de ochtend naar het tempelplein om onderwijs te geven. Hij geeft de godsdienstige leiders er flink van langs. Hij toont aan hoe diep hypocriet ze zijn. Aan de buitenkant lijken ze zuiver, maar aan de binnenkant zijn ze door en door verrot, zegt Jezus. De reactie laat zich raden. Als er nog enige twijfel was bij deze leiders dan was die nu weggenomen. Ze moesten van Jezus af zien te komen, want Hij bedreigde hun positie. Eerst proberen ze Hem met woorden en vragen te verslaan, maar dit mislukt jammerlijk. Dus smeden ze een plan om Hem te doden. Jezus is diep bedroefd. Niet omdat Hij moet sterven, want dat wist Hij. Hij is bedroefd omdat het overgrote deel van het volk Jezus afwijst. Hij ziet ook in de toekomst welk lot Jeruzalem wacht en dat de tempel opnieuw verwoest gaat worden. Dat doen de Romeinen uiteindelijk in het jaar 70 als ze een opstand bloedig neerslaan. Jezus rouwt om de stad en het leed dat gaat komen. Nadat Jezus het tempelplein verlaat, geeft Hij voor de laatste keer onderwijs. Hij vertelt over de moeilijke tijden die de mensheid te wachten staan. Het gaat hier enerzijds over die oorlog tussen de Romeinen en de Joden en anderzijds over de eindtijd. Ofwel: de jaren en dagen voor Jezus' terugkomst op aarde. Er zullen veel tekenen zijn, maar wanneer God Zijn Koninkrijk definitief op aarde vestigt, kan eigenlijk niemand weten. Daarom, zo zegt Jezus, moet je altijd klaar zijn. Hij roept Zijn leerlingen op om het goede nieuws van het koninkrijk van de hemel te blijven verspreiden. Het pesachmaal Op een avond diezelfde week viert Jezus het pesachmaal met zijn twaalf leerlingen. Pesach is het Joodse feest dat door God werd ingesteld de avond voordat Egypte werd getroffen door de tiende plaag. Alle eerstgeborenen in het land zouden sterven, tenzij het bloed van een perfect lam op de deurposten zou worden geschilderd. De Israëlieten aten die avond ongezuurd brood en geroosterd vlees van het lam. Ieder jaar opnieuw moest het volk dit feest vieren om zo de bevrijding uit Egypte te herdenken. Jezus betrekt deze viering op zichzelf. Hij vergelijkt Zijn bloed met de wijn die wordt gedronken en Zijn lichaam met het brood dat wordt gegeten. Op dezelfde manier zou Jezus' lichaam worden gebroken en zou Zijn bloed vloeien. ‘Tot vergeving van zonden', voegt Jezus daaraan toe. Tijdens de maaltijd gebeuren er nog twee opvallende dingen. Ten eerste zegt Jezus dat er een verrader in hun midden is. Judas Iskariot, de penningmeester van het gezelschap die wel eens wat geld achterover drukt, had die dag al afgesproken dat hij Jezus in ruil voor dertig zilverstukken zou uitleveren aan de Joodse leiders. Een slaaf was in die tijd dertig zilverstukken waard. Ten tweede krijgt Petrus te horen dat ook hij Jezus zal verraden door driemaal te ontkennen dat hij Hem kent. Die dappere Petrus kan zich dat niet voorstellen. Gescheiden van de Vader Na de maaltijd gaat Jezus naar de Hof van Getsemane. Terwijl Zijn leerlingen in slaap vallen, bidt Hij driemaal tot Zijn hemelse Vader. Drie keer vraagt Hij of Hij de beker niet hoeft leeg te drinken. In het Oude Testament wordt regelmatig gesproken over de ‘beker met Gods toorn'. Hiermee wordt bedoeld de straf die de zondige mens verdient omdat hij niet trouw is aan God. Jezus is niet bang voor de kruisdood. Hij ziet er tegenop die beker leeg te drinken. Ten diepste betekent het dat Hij dan gescheiden zal zijn van Zijn Vader in de hemel. Toch blijft Hij trouw. Hij doet wat God van Hem vraagt. Hij maakt de elf leerlingen wakker en ziet dan de twaalfde leerling, Judas, met een groep bewapende mannen aan komen lopen. Hij verraadt Jezus met een kus. Ze nemen de Zoon van God met geweld mee naar het Sanhedrin. Dat is de raad van Joodse leiders. Ze beschuldigen Jezus van godslastering, maar mogen Hem zelf niet ter dood brengen. Daarom gaan ze vroeg in de ochtend naar de Romeinse gouverneur Pilatus. Vanuit de Romeinse geschiedenis weten we dat Pilatus erg onder druk stond van Rome om de vrede te bewaren. Hij is bang voor zijn eigen positie. Hij ziet dat Jezus onschuldig is, maar is bang voor een opstand. Daarom veroordeelt hij Jezus toch tot de dood via kruisiging. Ondertussen heeft Petrus alles van een afstandje bekeken. Driemaal wordt hem gevraagd of hij ook bij Jezus hoort. Hij ontkent driemaal. Jezus dood zorgt voor herstel De Romeinse soldaten martelen Jezus en spijkeren Hem dan bij zijn polsen en enkels vast aan een kruis. Uiteindelijk sterft Jezus een langzame, uiterst pijnlijke verstikkingsdood. Op dat moment scheurt het voorhangsel in de tempel en verschillende mensen staan uit de dood op. Jezus heeft de straf van de mens op zich genomen. Zijn dood herstelt de relatie tussen God en mens die was verbroken sinds Adam en Eva van de verboden vrucht aten. Toch is de overwinning nog niet volledig behaald. Jezus blijft drie dagen dood. Dan staat Hij op uit de dood. Hij verschijnt aan enkele vrouwen en later ook aan andere leerlingen. Zo bewijst Hij dat Hij weer leeft. Matteüs beschrijft de hemelvaart van Jezus niet, maar vertelt wel wat Zijn laatste woorden aan hem en de andere toehoorders waren: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot Mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat Ik jullie opgedragen heb. En houd dit voor ogen: Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.' - Matteüs 28:18-20 Matteüs begon zijn evangelie met de aankondiging van de geboorte van de Immanuël die was voorspeld in Jesaja. Immanuël betekent ‘God met ons' en hier, vlak voor Jezus terugkeert naar Zijn Vader in de hemel, zegt Jezus ‘Ik ben met jullie, tot het einde van de wereld'.
Introductie: Evangeliën & Handelingen (1 minuut) Het Oude Testament beslaat ruim driekwart van de totale Bijbel en niet alle teksten zijn altijd even aangenaam om te lezen, hoewel je hopelijk ook de liefde van God hebt gezien en de hoop die voor ons in het verschiet ligt. Als je de Bijbel van voorkant tot achterkant leest, kan het zelfs zijn dat je een lichte zucht van verlichting slaat als je bij het Nieuwe Testament aankomt. Eindelijk komen we de Lijdende Dienaar / de Messiaanse koning tegen. Maar wie is die nieuwe Koning? Dat is waar de vier volgende Bijbelboeken - de zogeheten ‘evangelieën' - over gaan. Maar er is veel gebeurd sinds Maleachi,de laatste profeet die is opgenomen in het Oude Testament. Hij leefde ruim vierhonderd jaar voor Jezus werd geboren. Dus vier eeuwen lang liet God niet of nauwelijks van zich horen. Inmiddels was er in de regio veel veranderd. De Romeinen waren de nieuwe wereldmacht geworden en hadden Palestina ingenomen. Als het volk ooit een verlosser nodig had dan was het nu wel. Hij kwam ook, maar niet op de manier waarop de Joden Hem verwachtten. En Hij deed en zei andere dingen dan waar ze op hoopten. Maar Hij vervulde wel Gods beloften en behaalde de overwinning op de zonde, de dood en al het kwaad. Matteüs (15 minuten) Matteüs schrijft zijn evangelie ergens tussen het jaar 50 en 70 en zijn doelgroep zijn de Joden van die tijd. Vandaar dat hij erg veel moeite doet om aan te tonen dat Jezus de beloofde Messias is, een Koning uit het nageslacht van David. Daarom citeert deze Matteüs het Oude Testament meer dan zestig keer. Hij wil aantonen dat Gods beloften via Jezus in vervulling zijn gegaan. Matteüs zelf is trouwens een Joodse belastingambtenaar voor de Romeinen. Een corrupte verrader dus die belastingen heft voor de vijand en bovendien een deel van dat geld in eigen zak stopt. Hij en vele andere zondaren worden door Jezus met open armen welkom geheten. Het is dus niet gek dat Jezus niet goed lag bij veel mensen in die tijd, vooral niet bij de mensen met macht en geld. Matteüs werd door Jezus uitgekozen om bij de ‘twaalf' te horen. Dit waren Jezus' beste leerling-vrienden in wie Hij het meeste tijd stak. Waarom? Om hen klaar te stomen om over het Koninkrijk van God te vertellen na Zijn dood en opstanding. Goed nieuws Maar laten we bij het begin beginnen. De eerste vier Bijbelboeken van het Nieuwe Testament worden de ‘evangeliën' genoemd. Het woord ‘evangelie' is afgeleid van een Grieks woord dat ‘goed nieuws' betekent. Matteüs is doordrenkt van goed nieuws. Op iedere pagina zien we Gods Zoon in actie, hoewel er ook weerstand is. Dit eerste evangelie bestaat uit een introductie, gevolgd door verschillende gedeelten met onderwijs en verhalen en dan een korte afsluiting. De eerste vier hoofdstukken vormen samen de opening. In hoofdstuk 1 noemt Matteüs de voorouders van Jezus op. Hij begint bij Abraham, Isaak en Jakob, komt onder meer langs David en Salomo en eindigt bij Jozef, de vader van Jezus. Dit lijkt voor ons wat saai, maar het is eigenlijk een hele slimme manier om de lijn van het Oude Testament door te trekken. Als we de namen van Abraham en David lezen bijvoorbeeld, denken we aan direct aan de beloften die ze kregen van God. Hetzelfde geldt voor de andere namen van wie de verhalen in het Oude Testament uitgebreid of beknopt worden geschreven. Toch is vooral de connectie met David belangrijk, omdat God had beloofd dat de verlosser uit Davids nageslacht zou komen. Het geboorteverhaal Daarna gaat Matteüs verder met het geboorteverhaal van Jezus. Waar we dit verhaal straks in Lucas door de ogen van Maria bekijken, zien we nu vooral wat Jozef meemaakte. Hij komt er namelijk achter dat Maria, zijn verloofde, zwanger is. Er moet een engel aan te pas komen om Jozef te vertellen dat Maria geen overspel heeft gepleegd. Ze blijkt zwanger te zijn van Gods Geest, precies zoals al aan de profeet Jesaja was voorspeld. Matteüs laat trouwens zien dat verhaal van Jezus lijkt op het verhaal van Mozes. Want net zoals in Egypte de jongetjes gedood moesten worden, worden ook alle jongens van twee jaar en jonger in Bethlehem gedood. Waarom? Omdat een lokale gouverneur bang was voor de komst van een nieuwe Koning. Een groep mannen uit het verre oosten die een grote ster hadden gezien, hadden hem dit verteld. Een engel waarschuwt Jozef echter en hij vlucht met zijn gezin naar Egypte. Dus net als Mozes komt Jezus later terug uit Egypte. En zo zijn er nog wel meer overeenkomsten. Jezus laat zich dopen In Matteüs 3 verschijnt opeens Jezus' neef op het toneel, Johannes de Doper. Hij is een profeet zoals Elia en roept de mensen op om zich te laten dopen. Daarmee wassen ze symbolisch hun zonden. Jezus is op dat moment nog niet gestorven en opgestaan, maar deze mensen verbinden zich toch al aan het offer dat Jezus later gaat brengen. Zelfs Jezus, die zonder zonde is, laat zich dopen door deze Johannes. Johannes protesteert, maar Jezus antwoordt Zijn neef: ‘Laat het nu maar gebeuren, want het is goed dat we op deze manier Gods gerechtigheid vervullen.' Jezus hoefde niet te worden gedoopt, maar Jezus wil de wil van Zijn hemelse Vader doen. Jezus laat zich dopen uit gehoorzaamheid en Hij geeft hiermee het goede voorbeeld voor zijn volgelingen. Het mooie is ook dat wie zich tegenwoordig laat dopen, zich identificeert met de dood én opstanding van Christus. Maar hier, als Jezus zich laat dopen, identificeert Hij zich juist met ons. Na deze gebeurtenis zondert Jezus zich af in de woestijn. Veertig dagen lang verblijft Hij daar om zich voor te bereiden op zijn actieve bediening. Dit alles zint Gods tegenstander niet. Satan weet dat Jezus gekomen is om alle beloften te vervullen en hij probeert Jezus een misstap te laten maken. De eerste belofte die God deed na de zondeval was dat op een dag een kind van Eva de slang zou vermorzelen. Dat probeert de duivel op een sluwe manier te voorkomen. Jezus is gekomen om Koning te worden en beter dan ieder ander weet de satan dat Jezus moet lijden om Zijn doel te bereiken. Dus biedt hij de Zoon van God een korte route aan: de hele aarde wordt van Jezus als hij één keer knielt voor Satan. Gelukkig voor ons weigerde Jezus. Hij zou hebben gewonnen, maar wij verloren. De bergrede In hoofdstuk vijf begint een gedeelte waarin Jezus onderwijs geeft en vervolgens aantoont dat Hij de aangekondigde Messias is. Deze preek van Jezus wordt wel de Bergrede genoemd, omdat hij sprak vanaf een berg of heuvel. Hier vertelt Jezus over het ‘koninkrijk van de hemel'. Matteüs is overigens de enige die spreekt over het ‘koninkrijk van de hemel' en niet over ‘het koninkrijk van God'. Dat komt omdat de Joden van die tijd het woord ‘God' uit respect voor de Heer liever niet gebruikten. Het koninkrijk dat Jezus beschrijft, heeft overduidelijk een ander karakter dan dat van aardse koninkrijken. Het zijn de mensen met een nederig hart die deel uitmaken van het hemelse koninkrijk. De treurenden worden getroost, de zachtmoedigen bezitten het land, de barmhartigen ontvangen goedheid en ga zo maar door. Jezus roept alle mensen op om zich te bekeren en Hem te volgen. Maar dat betekent niet dat Jezus de wet aan de kant zet en ervoor in de plaats komt. Hij geeft aan dat Hij juist de vervulling van de wet is. Hij is gekomen om het hart van mensen te veranderen. Er volgen negen korte verhalen waarin we Jezus aan het werk zien. Door het doen van wonderen bewijst Hij dat Hij werkelijk Gods Zoon is. Verschillende mensen worden genezen of bevrijd van demonen, hij kalmeert een storm en brengt zelfs een gestorven meisje terug tot leven. ‘Volg Mij' Tweemaal roept hij zijn toehoorders op om Hem te volgen. Matteüs schrijft hier ook hoe hij zelf een volgeling wordt, terwijl hij nota bene een corrupte belastingambtenaar en verrader van het volk is. De conclusie? Je kunt Jezus' genade alleen ervaren als je in Hem gelooft en Zijn leerling wordt. Het is goed om je te realiseren dat Matteüs zijn boek niet in chronologische volgorde heeft geschreven. Wat het eerst wordt beschreven, is niet per se als eerste gebeurd. In het begin van zijn bediening deed Jezus Zijn werk vooral alleen, al waren er steeds meer mensen die Hem gingen volgen. Uiteindelijk koos hij twaalf mannen uit, onder wie Matteüs, die regelmatig met Hem door de provincie Galilea trokken en later ook door Judea. Tussendoor gingen ze gewoon naar huis. Maar het volgende gedeelte in Matteüs gaat over hoe Jezus deze twaalf mannen er in tweetallen op uit stuurt. Hij traint ze om zelf goed te doen, zelf te bidden voor genezing van mensen en zelf over het koninkrijk van de hemel te vertellen. Het legt uit dat velen hun boodschap zullen aannemen, maar dat er tegenstand en vervolging komt met name vanuit de leiders. In deze hoofdstukken lezen we hoe de mensen reageren op Jezus en Zijn radicale boodschap. Sommigen aanvaarden Hem, anderen wijzen Hem af. Bijzonder pijnlijk is wel dat Zijn eigen moeder, broers en zelfs Johannes de Doper moeite hebben Hem te geloven. Jezus gedraagt Zich zo anders dan ze hadden verwacht.
Luister in deze nieuwe uitzending van Voice Faith naar de derde lesavond van de Holy Spirit School. God heeft jou een Helper gezonden die relatie met jou wil bouwen. Leer Hem kennen, vertrouwen en groei in de vruchten en gaven van de Geest om met kracht Gods Koninkrijk te bouwen en sterk te staan in alles wat God voor je heeft.Kijk iedere week naar Voice of Faith LIVE om 20:00.
Nahum Nadat de profeet Jona de Assyrische stad Nineve met veel tegenzin had opgeroepen zich te bekeren, deden ze dit. Dat was waarschijnlijk rond het jaar 798 voor Christus. Maar ruim tachtig jaar later is Nineve de waarschuwing weer vergeten en nu voorspelt Nahum de ondergang van de stad. Dit keer gaan de inwoners door met hun goddeloze praktijken en uiteindelijk wordt de stad ingenomen en vernietigd door de Babyloniërs. Het had niet zo ver hoeven komen. Nahum beschrijft God ook als een goede God. Hij is als een veilig fort in tijden van nood. Habakuk Habakuk is een man die van God houdt en zijn best doet niet te zondigen. Maar hij wordt van binnen verscheurd door het feit dat anderen bij herhaling Gods wetten overtreden. De Heer laat hem weten dat Hij de Babyloniërs - ook wel Chaldeeën genoemd - zal gebruiken om Juda te straffen. Dit zorgt zacht gezegd voor teleurstelling bij Habakuk. Hij stelt dezelfde vraag die wij misschien ook wel hebben. Waarom zet God een ander, trouweloos volk in om het kwaad te stoppen in Juda? Is dat niet kwaad met kwaad vergelden? Het antwoord: ieder volk dat zich laat leiden door zijn eigen trots gaat uiteindelijk ten onder, maar wie zich houdt aan Gods wet zal leven. (Overigens, wie het Oude Testament goed leest, realiseert zich dat niemand zich volledig aan de wet kan houden, maar dat hij of zij op God moet vertrouwen voor vergeving van zonden. Dat is wat we telkens zien.) Habakuk eindigt met een mooie psalm over de tempel in Jeruzalem. God zal Zijn volk redden. Habakuk hoopt dat hij dat nog zal meemaken, maar zelfs al raakt hij alles kwijt, dan nog zal hij vreugde vinden in de Heer. Op een dag komt alles goed. Sefanja De profeet Sefanja leefde in dezelfde tijd als Habakuk, zo rond 626 voor Christus. Zijn boodschap lijkt ook op die van zijn collega. Eerst brengt hij een boodschap van wanhoop. De Heer zal de kwade volken verwoesten en zelfs de aarde zal vergaan door het vuur van God. Maar één vers later lezen we hoe God niet langer boos is. Sterker nog, de volken zijn nu gezuiverd en ze komen van ver om God te dienen. Niemand, ook Jeruzalem niet, hoeft meer kwaad te vrezen. Haggai Haggai is de eerste Bijbelse profeet die optreedt ná de ballingschap. Misschien herinner je je nog dat een deel van de ballingen terugkeerde naar Juda nadat de Babyloniërs waren verslagen door de Perzen. Onder hen waren Zerubbabel (een nakomeling van David) en Jozua (een afstammeling van Aäron). In feite waren zij de koning en de hogepriester, maar niet officieel. Na terugkomst in Jeruzalem werd begonnen aan de bouw van de tempel, maar al gauw wordt dat werk neergelegd. Wel bouwen de teruggekeerde mensen huizen voor zichzelf. Als de opbrengst van de landbouw tegenvalt, openbaart God aan Haggai dat dit komt doordat de mensen de tempel negeren. Zerubbabel en Jozua luisteren naar Haggai en laten de tempel herbouwen. Zacharia ‘Zacharia' is het langste Bijbelboek van de kleine profeten. Er zitten verhalen in, maar ook visioenen en profetieën. (Een visioen laat een beeld van de werkelijkheid zien en een profetie is zwartwit gezegd een voorspelling van de toekomst.) Deze geven een goede inkijk in de geestelijke strijd, want Zacharia ziet bijvoorbeeld hoe satan probeert om Jozua zwart te maken. Letterlijk. De engelen geven Jozua in opdracht van God echter schone kleren. Hij mag dus zijn taak als priester oppakken. Hij is schoongemaakt en kan bemiddelen tussen God en mens. Ook Zerubbabel krijgt hoopvolle woorden te horen. Niet door kracht of geweld zal hij slagen in zijn leidersrol, maar door de Geest van de Heer. Helaas is het nog geen eind goed, al goed. Het tweede deel van Zacharia bevat profetieën over tijden van moeilijkheden, maar uiteindelijk zal God Zijn volk redden. Hij zal heersen over de aarde en alle volken zullen Hem aanbidden in Jeruzalem. Maleachi Maleachi leefde zo'n vierhonderd jaar voor Christus. Hij laat ons zien dat de mens uit zichzelf niet in staat is om zich aan Gods wet te houden. Hij geeft als het ware gesprekken weer tussen God en Zijn volk. God roept de mens namelijk op trouw te blijven. Daaruit kun je afleiden dat de Israëlieten daar nog altijd niet in zijn geslaagd. Om eerlijk te zijn: het lukt ons vandaag de dag ook niet. Er is meer voor nodig dan goede bedoelingen. En zo bouwt het Oude Testament op naar zijn cliffhanger. ‘Let op', zegt God, ‘Ik stuur een nieuwe profeet, een man zoals Elia.' Jezus zou ons later vertellen dat Hij die ‘Elia' niet was. Het was Jezus' neef, die wij kennen als Johannes de Doper. Samenvatting van de profetische boeken (1 minuut) De profeten spreken namens God en gaan ver - heel ver - om aan het volk duidelijk te maken dat hun eigen gedrag tot hun ondergang zal leiden. In de historische boeken zagen we al dat Israël op enkele perioden na deze waarschuwingen in de wind sloeg. Het noordelijke én zuidelijke rijk werden verslagen door buitenlandse machten en weggevoerd. De profeten zagen dit aankomen. God zette hen in om deze boodschap over te brengen, ook al wist Hij dat de Israëlieten niet tot inkeer zouden komen. Hoewel God wereldrijken gebruikt om Israël, Juda en de landen om hen heen te straffen voor hun goddeloze gedrag, ontkomen ook die arrogante rijken niet aan het oordeel. Zij worden op hun beurt weer verslagen. Zo laat God zien dat Hij geen kwaad kan tolereren. Is er dan geen hoop voor de mens? De mens kan uit zichzelf toch nooit voldoen aan Gods standaard? Dat klopt. Maar er is wel degelijk hoop. God zelf zal voorzien, in de vorm van een Messiaanse Koning. Deze Koning is geen heerser zoals de leiders op aarde die met macht, corruptie en geweld hun koninkrijken vestigen. Nee, deze Koning komt als een Lijdende Dienaar. Hij zal zelfs worden vermoord, maar later ook weer leven en Gods koninkrijk definitief vestigen. Er komt een nieuw Jeruzalem. Mensen uit alle volken zullen God daar aanbidden en God zelf zal tussen hen in wonen. Deze plaats is mooier dan de Hof van Ede. Zo ver is het nog niet. De profetische boeken en dus het Oude Testament eindigen met een open vraag. Wie is deze Dienaar en wanneer komt Hij?
Rechtvaardigheid: een fundament van het Oude Testament en een waarde die ons vandaag de dag nog steeds verbindt. In Deuteronomium roept Mozes op tot eerlijkheid en gelijkheid in rechtspraak, principes die ons leven en onze samenleving vormgeven. Hoe geef jij rechtvaardigheid vorm in jouw dagelijks leven?
Wat maakt iemand een goede leider? En waarom hebben we eigenlijk leiders nodig? De Bijbel staat vol met leiders: koningen, priesters, rechters, herders en oudsten. Maar het gaat vaak net even anders dan je denkt. Of héél anders. Stuurmannen en -vrouwen met wisselend ‘succes' als het gaat om zaken als rechtvaardigheid, moed en dienstbaarheid. Wat kunnen we leren van de successen en fouten van Bijbelse leiders, en hoe kunnen we deze lessen toepassen in ons eigen leven? David Boogerd in gesprek met theoloog en predikant Almatine Leene.
Hij wordt gezien als de grondlegger van maar liefst drie wereldreligies: Abraham, zoon van Terach. Een rondtrekkende nomade die uitgroeit tot de vader van alle gelovigen. Dat klinkt als een behoorlijke geschiedenis, en dat is het ook. Intriges, oorlogen, plagen maar ook gesprekken met God volgen elkaar in Abrahams levensverhaal in rap tempo op. Het is een geschiedenis waarin veel fundamenten van de rest van de Bijbel worden gelegd. Zonder Abraham is de Bijbel – en ook Jezus – eigenlijk nauwelijks te begrijpen. Daarom dit tweeluik over 'vader Abraham'. David Boogerd in gesprek met hoogleraar Oude Testament Koert van Bekkum, die David ook wijst op een groot geheim in de verhalen van Abraham.
In deze wereld lijkt het bijna een natuurwet: the winner takes it all. Maar wie de Bijbel leest, stuit op een andere, tegendraadse geschiedenis. De meeste Bijbelverhalen zijn namelijk geschreven vanuit het perspectief van een kleine, zwakke minderheid, in plaats van de grote, sterke machten. Opvallend. Maar wat zegt dit over God? Is de Bijbel vooral voor… losers? Een aflevering over een profeet die geen woord heeft gesproken, een koning met een ivoren paleis en een les van de gouden aambei. David Boogerd in gesprek met theoloog Alain Verheij, schrijver van het boek 'Ode aan de verliezer'.