Welkom bij de Bijbel in 1 Dag Podcast. Mijn naam is Jan Heijnen. Ik ben auteur van het boek ‘De Bijbel in 1 Dag’. Ik geloof dat de Bijbel Gods Woord is en dat we allemaal deel uitmaken van Zijn verhaal. De Bijbel is ook een vreemd boek soms. Ik help chris
2 Korintiërs (5 minuten) Van de brieven die Paulus aan de gemeente in Korinte heeft geschreven, zijn er twee bewaard gebleven. Over de eerste hebben we het in het vorige hoofdstuk gehad. We weten echter dat er veel meer contact is geweest tussen de kerkleden in het Griekse Korinte en de apostel Paulus. Hij was deze kerk zelf gestart, maar van een leien dakje ging het allemaal niet. Zeker niet nadat hij leiders had aangesteld en zelf was doorgereisd naar de volgende stad. Er kwamen bij herhaling berichten dat het niet goed ging. De kerk moest dus worden gecorrigeerd. Helaas reageerden de meeste kerkleden niet erg positief op Paulus' pogingen hen van afstand te besturen. De brief die we hiervoor hebben besproken, werd grotendeels afgewezen. Dus stuurde Paulus medewerkers en minimaal nog een brief. Hij ging zelf ook nog een keer terug, en dat was een ‘pijnlijk' bezoek, zoals hij dat zelf omschrijft in 2 Korintiërs. Uiteindelijk ging een groot deel van de christenen in Korinte inzien dat Paulus gelijk had. Maar niet iedereen. Sommigen probeerden Paulus nog steeds door het slijk te halen. De tweede brief aan Korinte die in de Bijbel is opgenomen, is waarschijnlijk geschreven in het jaar 55 of 56. Paulus wil de Korintiërs laten zien dat hij nog steeds van hen houdt en met hen verder wil. Tegelijk grijpt hij de gelegenheid aan om zich te verdedigen tegen de mensen die achterbakse dingen over hem zeggen. Verzoening met de gemeente De brief bestaat uit drie delen. In het eerste deel verzoent Paulus zich met de gemeente. Hij zegt blij te zijn dat ze tot inkeer zijn gekomen, maar vraagt zich hardop af waarom ze het conflict met hem zochten. Het heeft te maken met de ‘schijnapostelen' die zijn gekomen. Dat zijn de mensen die achter zijn rug om slecht over hem praten. Hun evangelie klopt niet en ze proberen aan invloed te winnen. In tegenstelling tot Paulus zijn dit rijke, succesvolle mannen, die ook nog eens goed in het openbaar kunnen spreken. Paulus toont aan dat de christenen in Korinte te werelds denken. Ze moeten juist de waarden en normen van het koninkrijk van God volgen. Het gaat niet om je status of je vaardigheden. Het is veel belangrijker dat je nederig bent en de ander dient. Toen Paulus naar Korinte kwam, was het niet zijn doel om zelf indruk te maken. Nee, hij wilde laten zien hoe indrukwekkend Jezus is. Jezus zelf gaf het goede voorbeeld door zijn troon in de hemel op te geven en als een slaaf naar deze aarde te komen. Paulus wil Hem navolgen, leeft daarom nederig en dient zo de Korintiërs. Vrijgevigheid en schijnapostelen Daarna schakelt Paulus naar een ander heikel thema: vrijgevigheid. De christenen in Jeruzalem waren getroffen door een hongersnood en hadden grote tekorten. Terwijl andere kerken in de regio collectes hielden om hun broeders en zusters te helpen, deden ze dat in Korinte in eerste instantie niet. Paulus vindt dat vreemd, want ‘Jezus werd arm omwille van ons, zodat wij rijk konden worden. Hij stierf als een arme slaaf, wij werden rijk door genade'. Hij gebruikt hier financiële termen om uit te leggen wat Jezus voor ons heeft gedaan. In de brief aan de Romeinen lezen we dat de christenen in Korinte uiteindelijk wel een collecte hebben gehouden voor Jeruzalem. Tot slot rekent Paulus af met de schijnapostelen. Deze mannen laten zich voorstaan op hun afkomst en Bijbelkennis, maar ze moeten het toch afleggen tegen Paulus. Hij kent het hele Oude Testament uit zijn hoofd. Hij heeft zelf tijd doorgebracht met de opgestane Jezus en heeft Jezus ook in visioenen gezien. Het belangrijkste is echter dat Paulus zijn hele leven in dienst heeft gesteld van het evangelie. Hij heeft altijd zijn eigen broek opgehouden en nooit om geld gevraagd, in tegenstelling tot de valse apostelen. Het lijkt bijna alsof Paulus er spijt van krijgt dat hij zich zo laat gaan. Alles wat hij net heeft gezegd, telt eigenlijk niet. Paulus is zwak en heeft vele tekortkomingen. Dat is echter juist zijn kracht, want God kan veel beter werken door zwakke mensen heen. In hun zwakheid wordt Gods kracht zichtbaar. Paulus roept de lezer / luisteraar op om zichzelf te onderzoeken Prachtige beelden van God, Jezus en heilige Geest Hoewel de brief leest als een reactie op discussies die gaande zijn, zitten er ook veel pareltjes van wijsheid in. Als je de tekst met aandacht bekijkt of luistert, dan zie je dat Paulus een prachtig beeld van God de Vader, Jezus de Zoon en de heilige Geest schildert. God is een Trooster, de Schepper, heeft Jezus opgewekt uit de dood en zal gelovigen ook laten opstaan. Jezus heeft geleden voor ons, heeft Gods beloften vervuld, is de Heer die Gods licht laat schijnen in ons hart en is omwille van ons arm geworden. De heilige Geest is God en het bewijs dat de gelovige gered is. Gods tegenstrever, Satan, wordt ook benoemd. Hij is de ‘god van deze wereld' (met een kleine ‘g'!), een bedrieger en de leider van de hemelse en menselijke bedriegers. Paulus zegt in feite dat Satan zeker macht heeft. Hij beïnvloedt mensen die niet aan Gods kant staan. Hij heeft ook een leger demonen. Dat zijn de engelen die Satan zijn gevolgd toen hij in opstand kwam tegen God. Toch is zijn macht beperkt en, zoals we verder in de Bijbel zullen zien, tijdelijk. Het evangelie in één vers In hoofdstuk 5, vers 21 vat Paulus bovendien het hele evangelie samen in één vers: ‘God heeft Hem die de zonde niet kende voor ons één gemaakt met de zonde, zodat wij door Hem rechtvaardig voor God konden worden.' Ofwel: Jezus was zonder zonde en hoefde niet te sterven. Maar Hij nam de zonde op zich, zodat wij zondeloos konden worden. Hij stierf in onze plaats, waardoor wij - net als Hij - bij God mogen horen. Twee hoofdstukken verder zegt Paulus hoe wij moeten reageren op dat offer: we moeten tot inkeer komen. Een ander woord dat vaak wordt gebruikt is: ‘bekeren'. Je kunt dat ook vertalen met ‘omkeren'. We lopen als het ware op een pad naar de zonde en moeten ons omkeren en weer naar God lopen. Wij kunnen dat doen, omdat Jezus de prijs heeft betaald voor de zonde. Dat is een cadeau dat wij mogen aannemen en uitpakken. Het is gratis, maar niet goedkoop.
1 Korintiërs (5 minuten) De Griekse stad Korinte was in de eerste eeuw een echte handelsstad met een strategisch gelegen haven. Het is dan ook niet raar dat Paulus tijdens zijn tweede zendingsreis evangeliseerde in Korinte. Dat staat beschreven in Handelingen 18. Vanuit deze stad kon hij vele mensen bereiken. En als mensen van buiten de stad in Korinte tot geloof kwamen, namen ze dat weer mee naar hun eigen woonplaats. Korinte was echter ook een stad waar veel zonde was. Er stonden talloze tempels voor allerlei afgoden, en dronkenschap, prostitutie en andere misstanden kwamen veel voor. Nadat Paulus een kerkelijke gemeente had gesticht in deze stad, bleef hij enige tijd bij hen, stelde leiders aan en trok dan naar een andere stad. Natuurlijk hield hij contact met de christenen in Korinte en hij was niet blij met wat hij hoorde. Veel kerkleden bleven willens en wetens zondigen. Daarom stuurde Paulus verschillende brieven om de christenen te corrigeren. Twee van deze brieven zijn bewaard gebleven. In dit hoofdstuk kijken we naar de eerste brief. Die heeft de toepasselijke naam: 1 Korintiërs. Vijf thema's In deze eerste brief komen vijf thema's aan de orde. In elk van die thema's pakt Paulus één probleem bij de horens. De oplossing voor het probleem of de misstand is een stukje van het evangelie. Hiervan kunnen we leren dat we ook de problemen in onze eigen kerken en levens moeten zien door een Bijbelse bril. Paulus begint bij een serieuze uitdaging: het gebrek aan eenheid. Na Paulus waren nog andere leraren langsgekomen om de christenen te onderwijzen. Een zekere Apollos, maar ook Petrus. Hoewel Paulus, Apollos en Petrus allen dezelfde boodschap hadden, legden ze natuurlijk wel de nadruk anders. Of misschien gebruikten ze gewoon andere woorden. Wat er ook precies is gebeurd, er ontstond groepjesvorming in de kerk in Korinte. Sommigen zeiden dat ze bij Apollos hoorden, anderen bij Petrus, weer anderen bij Paulus. Er was zelfs een groep die zei: ‘Wij volgen alleen Jezus'. De ene club smeet verwijten naar de andere groep. Niet echt volwassen gedrag dus en zeker geen goede voedingsbodem om te doen wat Christus vraagt van Zijn volgelingen: een voorbeeld zijn voor de rest van de wereld. Paulus laat zien dat hij en de andere apostelen ook slechts zwakke dienaren zijn. Het is Christus die de Kerk bouwt. ‘Ik schrijf dit alles niet om u te beschamen, maar om u als mijn geliefde kinderen terecht te wijzen', zegt Paulus in 1 Korintiërs 4. ‘Hoeveel opvoeders in het geloof in Christus u ook zult hebben, u hebt maar één vader. Door Christus Jezus ben ik uw vader geworden, omdat ik u het evangelie heb gebracht. Ik roep u dus op mij na te volgen.' Seksuele immoraliteit Het volgende hete hangijzer op zijn lijstje is seksuele immoraliteit. Eén man ging naar bed met zijn stiefmoeder (iets wat zelfs bij de heidenen niet voorkwam), anderen hadden seks buiten het huwelijk. De christenen in Korinte praatten dit bovendien goed. Christus had hen vrijgemaakt, dus konden ze doen en laten wat ze wilden. Daar is Paulus het niet mee eens, want Christus is immers voor die zonden gestorven. Christus heeft de prijs niet betaald zodat we net zoveel kunnen zondigen zoveel als we willen. Integendeel. We zijn juist verlost van de zonden zodat we níet meer hoeven te zondigen. Ons lichaam is schoongemaakt en moeten we zien als een tempel van de Heer. We kunnen er dus niet zomaar mee doen wat we willen. ‘U bent gekocht en betaald, dus bewijs God eer met uw lichaam.' - 1 Korintiërs 6:20 Doe de ander geen pijn Het derde thema waar Paulus over schrijft, is het eten van vlees van offerdieren. De vraag is: als een rund is geslacht en geofferd aan een afgod, en zijn vlees wordt daarna verkocht voor consumptie, mag je het als christen dan eten? Paulus zegt dat het in principe oké is, want de afgoden zijn slechts houten of metalen beelden. Maar er kunnen situaties zijn waarin het beter is om dit vlees niet te eten. Bijvoorbeeld als je aan tafel zit met iemand die het offervlees nog altijd als een offer aan de afgod ziet. Door zijn gebrek aan kennis, gaat zijn geweten opspelen. Hij kan het niet opbrengen om dat vlees te eten en je brengt hem in gewetensnood als jij er wél van eet. Dit is een dilemma waar wij vandaag de dag niet mee te maken hebben, maar het onderliggende principe is heel belangrijk. Uit liefde voor Christus en uit liefde voor je broeder of zuster moet je soms een stap terugzetten. Als jij iets vrij kunt doen, maar een ander heeft daar moeite mee, doe het dan niet. Doe de ander geen pijn. Chaotische samenkomsten Daarna gaat Paulus verder met problemen tijdens de samenkomsten. Sommige christenen in Korinte hadden zeer krachtige, geestelijke gaven ontvangen. Ze konden bijvoorbeeld in andere talen spreken tijdens het bidden of profeteerden hardop. Het is niet moeilijk voor te stellen dat kon leiden tot chaotische taferelen. En dat had zo zijn invloed op de andere kerkgangers, zeker mensen die misschien wel voor het eerst kwamen. Het kon mensen echt afschrikken. Daarom zegt Paulus: als er in andere talen wordt gesproken, dan hooguit twee of drie mensen, en alleen als er iemand is die uitleg kan geven. Want de mensen die in de andere taal bidden, verstaan zelf niet wat ze zeggen. Wordt er geprofeteerd, dan ook door maximaal twee of drie personen. En anderen moeten toetsen of die woorden echt van God komen. ‘Doe alles tot opbouw van de gemeente' Paulus roept de christenen op alles te doen tot opbouw van de gemeente. De kerk is eigenlijk als een lichaam met verschillende delen. Ieder deel is uniek, maar ieder deel is ook belangrijk. Bescherm vooral de zwakke delen. Hij schrijft ook een lofzang op de liefde. Liefde is geduldig, verdraagzaam en onzelfzuchtig. Zonder liefde stelt al het andere niets voor. Liefde zal nooit vergaan. Tot slot tackelt Paulus nog de discussie over de opstanding van de doden. Volgens een deel van de christenen was Jezus niet weer levend geworden. ‘Maar dat maakt niets uit', voegden ze daaraan toe. Paulus gaat daar vol tegenin. Jezus was wel degelijk dood en is daarna opgewekt. Er is voldoende bewijs voor, want honderden mensen hebben hem gezien ná Zijn dood. Die opstanding is van levensbelang. Als Jezus nog steeds dood was, dan was Hij voor niets gestorven. Dan konden we beter geen volgeling van Hem zijn, want de overwinning over zonde en dood is dan niet behaald. Gelukkig heeft het reddingsplan van God wel gewerkt. Daarom roept Paulus de gemeente in Korinte, maar ook ons in de 21e eeuw, op om waakzaam te zijn, te volharden in het geloof en moedig en standvastig te zijn.
Het einde van Handelingen betekent ook het einde van de verhalende delen van de Bijbel. Nu volgt een serie brieven geschreven door sommige van de hoofdfiguren uit het Nieuwe Testament: de apostelen Paulus, Petrus en Johannes, twee broers van Jezus (Jakobus en Judas) en een onbekende schrijver. Deze brieven zijn ontzettend belangrijk, want ze leggen ons uit wat het Goede Nieuws nu precies is. We horen rechtstreeks van mensen die Jezus op aarde hebben meegemaakt, die jarenlang het Oude Testament hebben bestudeerd en die specifieke openbaringen van Jezus hebben gehad. Dit zijn de mensen die door Jezus persoonlijk zijn geroepen om te vertellen wat Gods reddingsplan voor de wereld is. Zij hebben de eerste kerken gesticht en geleid. Maar de brieven zijn wel allemaal in een bepaalde context geschreven. Het is makkelijk om ze uit hun verband te rukken en helaas gebeurt dat ook vaak. Omdat in de volgende hoofdstukken elke brief kort wordt besproken, gaan we niet op alle details diep in. We richten ons op de hoofdlijnen en het grote verhaal van God en mens. Bij elke brief geef ik je voor zover mogelijk de achtergrond, zodat we de tekst en de boodschap beter begrijpen. Romeinen (10 minuten) Na het Oude Testament zagen we eindelijk de beloofde Verlosser op het toneel verschijnen, maar… Hij ging ook weer terug naar de Hemel. Wel kwam de heilige Geest en die nam het werk over. De heilige Geest is actief in mensen en één van die mensen was Paulus. In Handelingen kwamen we Paulus tegen als de Jood die de volgelingen van Jezus gevangen probeerde te nemen en zelfs te doden als zij het goede nieuws probeerden te delen. Jezus greep Hem op een dag in zijn nekvel en ook Paulus werd een christen. Sterker nog, hij is één van de belangrijkste verspreiders van het geloof geworden. Dankzij de kerken die hij stichtte bereikte het evangelie de uithoeken van het Romeinse rijk. Paulus schreef ook veel brieven, waarvan sommige bewaard zijn gebleven. Eén van de bekendste en zeker één van de belangrijkste brieven, is de brief die hij aan de kerk in Rome richtte. Voordat we dieper op de brief ingaan, even een korte biografie van deze Paulus. Paulus is zijn Griekse naam. In het Hebreeuws heet hij Saul (of Saulus), net zoals de eerste koning van Israël. Hij werd omstreeks het jaar nul geboren en kwam uit de stad Tarsus, gelegen in het huidige Turkije. Hij was een Jood, maar ook een Romeins staatsburger. Hij moet een gedreven man zijn geweest, want hij was lid van de Farizeeën. Dat waren godsdienstige leiders die zich erg strikt aan de wetten van God hielden. Een groot deel van zijn leven woonde hij in Jeruzalem. Tot hij Jezus, na diens dood en opstanding, ontmoette op de weg naar Damascus. Hij kwam tot geloof en verbleef enkele jaren in wat nu Jordanië is. Tijdens die periode heeft hij veel openbaringen van God gekregen. Die theologische kennis heeft hij verwerkt in zijn brieven. Paulus en Rome Zoals we in Handelingen zagen, heeft Paulus minstens drie zendingsreizen gemaakt. Aan het eind van zijn derde reis ging Paulus naar Jeruzalem. Daar werd hij opgepakt door de Joden en uiteindelijk kwam hij in handen van de Romeinen. Na twee jaar in ‘voorlopige hechtenis' te hebben gezeten, deed Paulus een beroep op de keizer. Als Romeins burger had hij het recht om in Rome te worden berecht. Na een gevaarlijke reis, die zijn metgezellen en hij ternauwernood overleefden, kwam Paulus in Rome aan. Daar werd hij onder huisarrest geplaatst. In deze periode schreef hij een groot deel van zijn brieven. Niet de brief aan de Romeinen overigens. Die had hij voor zijn arrestatie al geschreven, waarschijnlijk in het jaar 56 vanuit Korinte. Uiteindelijk werd Paulus vrijgesproken en kon hij weer enige tijd buitenshuis evangeliseren. Hij kon niet lang van zijn vrijheid genieten. Paulus werd opnieuw opgepakt. Inmiddels was er een nieuwe keizer en was de vervolging toegenomen. Paulus werd in een cel gestopt en uiteindelijk onthoofd. Vermoedelijk ergens tussen 64 en 68 na Christus. In de tijd dat Paulus zijn brief aan de Romeinen schreef, bestond de kerk daar al enige tijd. Het zou zelfs kunnen dat de wortels van de Romeinse kerk helemaal teruggaan naar de dag waarop de apostelen de heilige Geest in zich kregen en ze op straat preekten tegen alle pelgrims. In het begin bestond de kerk in Rome dus vooral uit Joden, later kwamen daar ook andere nationaliteiten bij. Op een gegeven moment kwam er echter een keizer aan de macht die alle Joden verdreef uit Rome. Pas na vijf jaar mochten ze terugkomen. Al die tijd hadden de niet-Joden de kerk in Rome geleid en dus waren veel Joodse gebruiken verdwenen. Dat zorgde voor verdeeldheid, vooral tussen het Joodse en het niet-Joodse kamp. Paulus besloot Rome te bezoeken en kondigde zijn bezoek aan met deze brief. Hij hoopte twee dingen te bereiken: ten eerste dat er meer eenheid zou komen en ten tweede dat de christenen in Rome hem konden helpen een zendingsreis naar Spanje te maken. (Het is niet bekend of hij deze reis ooit heeft gemaakt.) De brief aan de Romeinen is lang en soms ingewikkeld. Zelfs de apostel Petrus geeft toe dat de brieven van Paulus af en toe moeilijk te begrijpen zijn, maar ze vertellen wel de waarheid (2 Petrus 3:16). Tegelijk is ‘Romeinen' misschien wel de beste uitleg van wat het goede nieuws precies is. Laten we maar eens naar deze brief gaan kijken. ‘Voor dit evangelie schaam ik mij niet' Direct aan het begin vat Paulus bovendien zijn hele boodschap samen, als hij zegt: Voor dit evangelie schaam ik mij niet, want het is Gods reddende kracht voor allen die geloven, voor Joden in de eerste plaats, maar ook voor andere volken. In het evangelie openbaart zich dat God enkel en alleen wie gelooft als rechtvaardige aanneemt, zoals ook geschreven staat: ‘De rechtvaardige zal leven door geloof.' - Romeinen 1:16-17 In de rest van dit Bijbelboek legt hij uit wat het evangelie inhoudt, hoe God de mensen redt die geloven, zowel de Joden als de niet-Joden, en dat wij dus alleen maar hoeven te geloven. Paulus toont aan dat de wereld van binnen verrot is door het werk van de zonde. Ons hart en ons verstand zijn niet zuiver meer. Van nature keren we ons af van God en omarmen we afgoden. We proberen ons geluk en onze betekenis te vinden in materiële dingen. We eren wat geschapen is en niet de Schepper. Als de Joden dit lezen, zouden ze naast hun schoenen kunnen gaan lopen. Zij zijn toch Gods uitverkoren volk? Maar zo werkt het niet, legt Paulus uit. Ook zij staan schuldig tegenover God, zoals blijkt uit de verhalen in het Oude Testament. Zij hebben Gods wetten en voorschriften gekregen, maar niemand kan zich daaraan houden. Het logische gevolg is dat ieder mens verloren zou moeten gaan. Gelukkig is er evangelie - goed nieuws! Paulus zegt: Gods gerechtigheid, waarvan de Wet en de Profeten al getuigen, wordt nu ook buiten de wet zichtbaar: God schenkt vrijspraak aan allen die in Jezus Christus geloven. En er is geen onderscheid. Iedereen heeft gezondigd en ontbeert de nabijheid van God; en iedereen wordt uit genade, die niets kost, door God als een rechtvaardige aangenomen omdat hij ons door Christus Jezus heeft verlost. - Romeinen 3:21-24 God ziet je zonden niet meer De wet laat zien wat goed is in Gods ogen, maar is niet in staat om ons te bevrijden van de zonde. God moet dus iets buiten de wet om doen. Dat heeft hij gedaan door Jezus in onze plaats te straffen. Iedereen heeft gezondigd, maar als je in Jezus gelooft, ziet God jouw zonden niet meer. Er is voor jouw overtredingen betaald en dus mag je bij Gods familie horen. Paulus noemt dit proces ‘rechtvaardiging'. Je wordt ‘rechtvaardig' gemaakt. Al je zonden uit het verleden en alle zonden die je in de toekomst nog zult begaan, zijn vergeven. Het enige wat nodig is, is dat je gelooft. Met andere woorden: dat je vertrouwt op God, zoals we eigenlijk door de hele Bijbel heen hebben gezien. Paulus beschrijft dat Abraham, die de wet niet had, op Gods beloften vertrouwde en dat hij zo ‘rechtvaardig werd'. Dit leidt natuurlijk wel tot een probleem. Als onze zonden zijn vergeven, maakt het dan nog uit dat we zondigen? Sterker nog, hoe meer we zondigen, hoe meer genade God uitstort. Dus misschien is het wel beter juist meer te zondigen. Dat in geen geval, zegt Paulus. Door ons geloof verbinden we ons met de dood en opstanding van Jezus. Hij is dood voor de zonde en wij ook. Hoewel we moeten accepteren dat we altijd blijven zondigen, moeten we toch proberen dat niet te doen. Als we de heilige Geest in ons laten werken, gaan we steeds meer op Jezus lijken en Jezus was vrij van zonde. Dit proces noemen we ‘heiliging'. Het woord ‘heilig' betekent ‘apart gezet voor God' en het staat los van ‘rechtvaardiging'. Wij kunnen niets bijdragen aan onze rechtvaardiging. Jezus heeft ons verlost en als we in Hem geloven, zijn we rechtvaardig. We zijn dus gered en horen bij Gods familie. Het is niet zo dat God ons pas accepteert als we ons gedrag aanpassen, als we de zonde verslagen hebben. Wij kunnen die zonde niet verslaan, dat heeft Jezus al gedaan. Als we eenmaal zijn opgenomen in die familie, dan willen we steeds meer op Jezus gaan lijken. We doen ons best en de heilige Geest stelt ons in staat om te breken met zondig gedrag. Tegelijk zullen we nooit honderd procent volmaakt zijn en God weet dat. Niets kan ons scheiden van Zijn liefde Dit leidt wel tot strijd in ons binnenste, maakt Paulus duidelijk in hoofdstuk 7. We weten dankzij d...
Handelingen is het vervolg op de evangeliën en in het bijzonder op het evangelie van Lucas. Deze arts die vele ooggetuigen interviewde over Jezus schreef naast zijn evangelie ook het boek Handelingen. Net als in zijn eerste boek, richt hij zich tot Theofilus. Wie deze Theofilus was, is niet bekend. Zijn naam betekent ‘Iemand die God liefheeft'. Wellicht was hij een hooggeplaatste Romeinse ambtenaar. Maar het staat vast dat zowel Lucas als Handelingen niet alleen voor deze ene man zijn geschreven. Lucas' doelgroep was veel breder. Hij wilde iedereen bereiken met het goede nieuws. Waarschijnlijk is dit boek geschreven rond het jaar 60-62. Toen zat Paulus namelijk voor het eerst gevangen en het boek eindigt met die gevangenschap. Paulus' vrijlating, tweede gevangenschap en marteldood worden niet beschreven. Ook de moord op een andere belangrijke figuur, Petrus, komt niet voor in Handelingen en evenmin de val van Jeruzalem in het jaar 70. De acties van de heilige Geest Handelingen betekent ‘acties' of ‘daden'. In veel Bijbelvertalingen wordt dit Bijbelboek vaak ‘De Handelingen van de Apostelen' genoemd. Lucas vertelt wat de apostelen zoal doen en meemaken, maar eigenlijk gaat het niet direct over hen. Het gaat veel meer over wat de heilige Geest door hen heen doet. Dat is wat Lucas duidelijk wil maken. In een wat meer letterlijke vertaling staat er in het eerste vers: ‘Het eerste boek heb ik gemaakt, o Theofilus, over alles wat Jezus begonnen is te doen én te onderwijzen (…)'. - Handelingen 1:1 Als het evangelie van Lucas gaat over wat Jezus begon te doen, dan gaat Handelingen over wat Hij na Zijn opstanding deed. Alleen maakt Lucas direct duidelijk dat Jezus zelf werd opgenomen in de hemel en dat niet veel later Zijn Geest in Zijn volgelingen kwam wonen en hen de meest wonderlijke dingen liet doen en zeggen. Ook wordt duidelijk dat God niet alleen om het volk Israël geeft, maar dat ook mensen uit andere volken deel uit mogen maken van Zijn koninkrijk. Laten we niet op de zaken vooruit lopen. Lucas opent zijn verhaal met te zeggen dat gedurende veertig dagen na Zijn opstanding Jezus aan de leerlingen en andere volgelingen blijft verschijnen. Hij spreekt met hen over het koninkrijk van God. Nog steeds begrijpt niet iedereen dat Zijn koninkrijk niet van deze wereld is. Ze vragen Hem of Hij nu snel Israël in ere zal herstellen. ‘Getuig van Mij' ‘Dat is niet aan jullie om te weten', antwoordt Jezus. ‘Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van Mij getuigen in heel Jeruzalem, in heel Judea en Samaria tot aan de uiteinden van de aarde.' Het goede nieuws van Jezus' offer moet zich dus over de hele wereld verspreiden. Nadat Hij dit had gezegd, werd Hij opgenomen in de hemel. Dit plaatje doet denken aan een visioen dat de profeet Daniël kreeg. ‘Iemand die leek als een mens werd op de wolken naar de hemel gebracht voor Gods troon en Hij kreeg alle macht, eer en koningschap', staat in Daniël 7. De leerlingen moeten dus wachten. Terwijl ze dat doen, brengen ze veel tijd door in gebed. Ook vervangen ze Judas Iskariot, die zichzelf had opgehangen nadat hij Jezus had verraden. Zo zijn de leerlingen weer met twaalf man. Tien dagen na Jezus' hemelvaart (dus zo'n 50 dagen na Zijn opstanding) zijn de leerlingen bij elkaar als er plotseling in het huis een hevige wind opsteekt. Ook verschijnen vlammen boven hun hoofden. De heilige Geest is geland. De wind en het vuur staan symbool voor Gods aanwezigheid. In het Oude Testament zagen we die aanwezigheid in de tabernakel en de tempel, nu leeft Hij in de mens via Zijn Geest. God leefde onder Zijn volk, maar ze konden Hem niet benaderen. Alleen speciaal aangewezen priesters die een zuiveringsritueel vol verwijzingen naar de dood van Jezus hadden ondergaan, konden bij de tabernakel in de buurt komen. Maar nadat Jezus was gestorven, scheurde het dikke gordijn tussen het ‘heilige der heiligen' en de rest van de tempel. De mens kan weer bij God komen. Sterker nog, God wil zo dichtbij mogelijk zijn en ín de mens wonen. Vandaar dat Hij hier in Handelingen Zijn heilige Geest stuurt. Het begin van de kerk Die Geest geeft kracht en moed. Ogenblikkelijk gaan de leerlingen naar buiten om te preken. Jeruzalem zit vol met pelgrims die het Joodse Pinksterfeest komen vieren. Velen van hen spreken geen Aramees. Dat was de taal die destijds in Palestina werd gesproken. Toch verstaat iedereen wat ze zeggen. Dan neemt Petrus het woord. Hij vertelt over Jezus, Zijn dood en Zijn opstanding. Hij legt uit dat Jezus door God tot Messias en Heer is aangesteld. Die dag komen drieduizend mensen tot geloof. Het is het begin van de ‘Jezusbeweging', het begin van de kerk, wat wij nu het christendom noemen. Niet al deze mensen hebben zuivere Joodse wortels en dus is dit een eerste aanwijzing dat Gods koninkrijk open staat voor iedereen die in Jezus gelooft, niet alleen voor de nakomelingen van Abraham. Dit zagen we in het Oude Testament natuurlijk ook wel, als je goed leest, maar toch was het iets dat de vroege kerk moest leren. De godsdienstige leiders die Jezus hadden laten kruisigen, hadden verwacht dat ze met Zijn dood ook verlost zouden zijn van Zijn volgelingen. Plotseling blijken Jezus' leerlingen toch weer over Jezus te vertellen. (Ze worden vanaf hier ‘apostelen' genoemd. Een apostel is iemand die een boodschap overbrengt.) De apostelen beweren zelfs dat Hij weer leeft. Aangezien Zijn lichaam weg is uit het graf, kunnen ze niet bewijzen dat Hij nog dood is. Ze doen wel hun best de apostelen het zwijgen op te leggen. Petrus en de anderen zijn regelmatig in de tempel te vinden om te onderwijzen en zieken te genezen. Ook zamelen ze geld in voor de armen, iets wat eigenlijk de taak is van de Joodse leiders en de priesters die in de tempel dienen. Dat staat immers in de wet van God. De dood van Stefanus Ze arresteren Petrus en Johannes en waarschuwen hen niet meer te spreken over Jezus. Petrus antwoordt dat ze God moeten gehoorzamen. Niet veel later worden hij en de andere leerlingen opnieuw gearresteerd. Dit keer opent een engel de deur van de gevangenis en zo ontsnappen ze. De volgende dag pakken de leiders hen opnieuw op. Tijdens de hoorzitting vertellen de apostelen wie Jezus werkelijk is. Ze worden geslagen en vervolgens laat de Joodse Raad hen gaan. Steeds meer mensen gaan geloven in de opgestane Jezus en de twaalf apostelen wijzen mannen aan die de kerk kunnen leiden, zodat zij zich kunnen richten op gebed en onderwijs. Stefanus is één van die nieuwe leiders, een trouwe dienaar van God die veel wijsheid heeft ontvangen. Hij wordt opgepakt en houdt een lange speech waarin hij bijna de hele Bijbel samenvat. Hij legt de nadruk op hoe de Joodse leiders altijd Gods boodschappers hebben tegengewerkt, inclusief Jezus en de apostelen. De reactie laat zich raden: Stefanus wordt ter plekke vermoord. Terwijl hij sterft, ziet hij echter Jezus aan de rechterhand van Gods troon staan, een krachtige belofte voor iedereen die wordt gedood omwille van Jezus' naam. De andere volgelingen van Jezus worden bang, maar het gevolg is dat ze juist gaan doen wat Jezus hun in het begin had opgedragen. Ze verlaten Jeruzalem en trekken naar Judea, Samaria en andere gebieden om het goede nieuws te vertellen. Ook niet-Joden zijn welkom Vanaf nu wordt het nog duidelijker dat ook niet-Joden welkom zijn in Gods koninkrijk. Eerst zien we de apostel Filippus die naar Samaria gaat. Onderweg leidt de heilige Geest hem naar een Ethiopische ambtenaar, die tot geloof komt en zich door hem laat dopen. Daarna trekt hij verder en overal waar hij komt, leidt hij mensen tot Jezus. Dan verschuift het verhaal plotseling naar Saulus, die later Paulus wordt genoemd. Laten we hem voor het gemak vanaf nu alvast Paulus noemen. Deze Paulus is een godsdienstige leider, een gedreven man en een harde werker. Hij doet extra zijn best om de mensen die ‘De Weg' volgden (zoals de christenen zich toen noemden), te laten arresteren. Onderweg naar Damascus wordt hij plotseling verblind door een fel licht. Ook hoort hij de stem van Jezus, die aan Paulus vraagt waarom hij Hem vervolgt. Paulus krijgt zijn gezichtsvermogen pas enkele dagen later terug als een volgeling van Jezus naar hem toekomt en de handen oplegt. De apostelen zijn nog bang voor hem, maar uiteindelijk leren ze hem vertrouwen. Net als zij gaat Paulus publiekelijk vertellen dat Jezus weer leeft en ongetwijfeld dat hij Hem heeft ontmoet op de weg naar Damascus. Ondertussen maakt God middels een visioen duidelijk aan Petrus dat ze groter moeten denken en dat ze ook de heidenen, ofwel de niet-Joden, moeten vertellen over Jezus. Een Romeinse legerofficier laat Petrus komen. Hij heeft een goed hart en probeert God te dienen. In een droom heeft God hem verteld dat hij Petrus moet laten halen. Nu is het Petrus pas echt duidelijk dat God geen onderscheid maakt tussen Joden en heidenen. Terwijl hij preekt in het huis van de Romein, daalt de heilige Geest neer op de aanwezigen. Paulus en Barnabas op reis Niet iedereen begrijpt dat Jezus ook is gekomen voor de niet-Joden. Jezus' volgelingen die zijn uitgewaaierd, vertellen het goede nieuws uitsluitend aan de Joden in die landen en provincies. Behalve in de stad Antiochië, de hoofdstad van Syrië in die tijd. (Tegenwoordig ligt deze stad in Turkije.) In Antiochië krijgen ook Grieken het goede nieuws te horen en velen komen tot geloof. Hier worden Jezus' volgelingen voor het eerst ‘christenen' gen...
S4, A36 Houd stand, zoals de gelovigen die je voorgingen
De laatste week De laatste week breekt aan. Deze begint met een maaltijd bij Lazarus thuis. Zijn zus Maria giet kostbare olie over Jezus, waarmee ze Hem in feite voorbereid op Zijn dood. Daarna is er de zondagse intocht waarbij Jezus als Messias wordt verwelkomd in Jeruzalem. Hoewel Jezus weet dat Hij vrijdags zal sterven, investeert Hij bijna al Zijn beschikbare tijd in onderwijs aan Zijn leerlingen. Ze houden een maaltijd en geen van de leerlingen wast de voeten van een ander. Dat is immers het werk van een slaaf of een dienaar. Toch kiest hun Leider, Jezus, ervoor om wél de voeten van de anderen te wassen. Deze ene daad laat zien hoe God werkelijk is. Liefdevol en dienend. ‘En zo', zegt Jezus, ‘moeten ook jullie elkaar liefhebben en dienen'. Er volgt meer onderwijs. Eén van de bekendste verhalen is dat wij geënt moeten zijn in God zoals een wijnrank vastzit aan de wijnstok. God is de Bron van ons leven. Maar net als wijnranken moeten wij worden gesnoeid. Niet omdat God ons pijn wil doen, maar omdat we zo meer vrucht zullen dragen: we kunnen zo nuttiger zijn voor Hem. Jezus vertelt ook dat Hij weggaat. Dit maakt Zijn leerlingen verdrietig, maar Jezus zegt dat het nodig is. Alleen zo kan de heilige Geest in ons komen wonen. Als God in de vorm van de heilige Geest in ons leeft, is Jezus altijd bij ons. Nergens in de Bijbel wordt de term ‘Drie-eenheid' gebruikt om God, Jezus en de heilige Geest aan te duiden. Maar het idee dat er één God is in drie verschijningsvormen wordt hier wel beschreven door Johannes. God de Vader, Jezus de Zoon en de heilige Geest zijn ieder apart actief, en toch zijn ze één. Wat is dan de rol van de heilige Geest? Jezus zegt dat Hij ons zal overtuigen van de waarheid. Hij zal ons ook de kracht geven om Zijn missie te voltooien in de wereld. Hoewel Jezus het offer brengt dat nodig is om de zonde te verslaan, is het aan de volgelingen van Jezus om dit goede nieuws te vertellen op deze wereld. Hij waarschuwt wel dat er tegenstand en vervolging komt, maar voorspelt eveneens de overwinning voor wie volhoudt. Hij bidt een prachtig gebed voor Zijn leerlingen en alle volgelingen die nog zouden komen. ‘Ik ben het' Jezus gaat met zijn leerlingen naar de Olijfgaard en dan komen soldaten eraan lopen, geleid door de verrader Judas. ‘Wie zoeken jullie?', vraagt Jezus. ‘Jezus uit Nazaret', antwoorden ze. ‘Ik ben het', zegt Jezus. De soldaten deinzen achteruit en vallen zelfs op de grond. ‘Ik ben.' Dat zei God tegen Mozes toen Mozes Hem om Zijn naam vroeg. In Johannes zegt Jezus zeven keer iets over wie Hij is met de woorden: ‘Ik ben …'. Ik ben het Brood van het leven. Ik ben het Licht van de wereld. Ik ben de Deur voor de schapen. Ik ben de Opstanding en het Leven. Ik ben de goede Herder. Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Ik ben de ware Wijnstok. Iedere stelling zegt iets over Jezus' identiteit. En hier openbaart Jezus opnieuw wie Hij is. ‘Ik ben het.' Ofwel: ‘Ik ben God.' Hadden de vijandelijke soldaten door dat Hij dit bedoelde? Ze waren in ieder geval diep onder de indruk en lijken besluiteloos. Petrus is dat niet. Hij pakt zijn zwaard en slaat een oor af van de slaaf van de hogepriester. (Lucas vermeldt dat Jezus de oor van de slaaf genas.) Jezus wijst Petrus terecht. ‘Zou ik de beker die de Vader Mij gegeven heeft niet leegdrinken?' - Johannes 18:11 Jezus gaat Zijn dood tegemoet, maar niet omdat Hij in de val is gelopen. Hij legt Zijn leven vrijwillig af. Het past allemaal in Gods reddingsplan. De leerlingen maken zich echter uit de voeten. De soldaten voeren Jezus mee naar de Joodse raad en uiteindelijk leiden de Joden Hem naar de Romeinse gouverneur Pilatus. Jezus wordt ervan beschuldigd dat Hij claimt een koning te zijn. Als Pilatus Hem daarnaar vraagt, antwoordt Hij: ‘Mijn koninkrijk is niet van deze wereld'. Impliciet geeft Jezus dus toe dat Hij wel degelijk koning is. En iedere Jood die zich koning noemt, is een bedreiging voor de Romeinse keizer. Pilatus is duidelijk ongemakkelijk. Eigenlijk ziet hij niet zoveel gevaar in Jezus. Met een list probeert hij de Joden af te schepen. Hij laat een Joodse moordenaar komen en vraagt het volk wie hij vrij moet laten. De moordenaar Barabbas of Jezus? Opgehitst door hun leiders kiest het volk voor Barabbas. Barabbas was schuldig, Jezus onschuldig. Toch is het Jezus die sterft en niet de moordenaar. Hij draagt de straf die Barabbas verdient. Het is volbracht Jezus wordt gemarteld en gekruisigd, het ultieme bewijs dat in Gods Koninkrijk alles anders is dan hier op aarde. De enige ware Koning, de God die mens werd, de Mens die niet had gezondigd, juist Hij sterft. Hij draagt zo de straf voor ons. En op een bijzonder moment: op dat tijdstip slachten de Joden namelijk het lam voor het pesachmaal. Nu denk je misschien, maar Jezus had de avond daarvoor toch al de maaltijd gevierd waarmee de uittocht uit Egypte werd herdacht? Dat klopt. Dit heeft er waarschijnlijk mee te maken dat voor sommige Joden een dag begon bij de zonsopkomst. Dit was bijvoorbeeld zo in Galilea, waar Jezus vandaan kwam. Maar voor Joden in Jeruzalem begon een nieuwe dag bij zonsondergang. Daardoor wordt in de tijd van Jezus het pesachfeest dus niet in het hele land op hetzelfde moment gevierd. Jezus at zelf van het pesachmaal volgens de Galilese tijdsrekening, terwijl Hij stierf tijdens het slachten van het lam door de Joden die in Jeruzalem wonen. Vlak voor Jezus de laatste adem uitblaast, verzucht Hij: ‘Het is volbracht'. Dit zijn misschien wel de mooiste woorden die ooit zijn gesproken in de geschiedenis van de mensheid. HET IS VOLBRACHT! Jezus heeft het offer gebracht dat nodig was om de dood te verslaan. Wie in Jezus gelooft, ontvangt vergeving van zonden. Hij of zij hoort bij God. Jezus wordt in een graftombe gelegd door een rijke man die Josef heet én door Nikodemus. Het lijkt erop dat beiden in het geheim volgeling van Jezus waren geworden. Het graf is leeg ‘s Zondags gaat Maria uit Magdala naar het graf (volgens de andere evangeliën met andere vrouwen) en ontdekt dat Jezus weg is. Petrus en Johannes rennen naar het graf. Ze ontdekken dat het linnen keurig is opgevouwen, maar er is geen lichaam. De twee mannen geloven dat er een wonder is gebeurd en gaan terug naar het huis waar ze verblijven. Maria blijft staan bij het graf en dan ziet ze plotseling twee engelen. ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald!', zegt ze. ‘En ik weet niet waar ze Hem hebben heengebracht.' Achter haar verschijnt Jezus, maar ze kijkt niet goed naar Hem. Dan noemt Hij haar naam. ‘Maria!' Ze draait zich met een ruk om. ‘Rabboeni!' Meester! Jezus draagt haar op de leerlingen te vertellen dat Hij weer leeft. En niet veel later verschijnt Hij ook aan hen. Alleen Tomas is er niet bij en hij gelooft niet dat Jezus uit de dood is opgestaan. Een week later komt Jezus opnieuw uit het niets op bezoek. ‘Leg je vingers hier, kijk naar Mijn handen en leg je hand in Mijn zij', zegt Jezus. ‘Wees niet langer ongelovig, maar geloof.' Tomas antwoordt: ‘Mijn Heer, Mijn God!' En Jezus zegt: ‘Omdat je Me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien, maar toch geloven.' Die laatste woorden zijn bedoeld voor ons. Wij hebben Jezus niet gezien een week na Zijn opstanding. Gelukkig zijn wij als we toch geloven. Een ontroerend slot Maar Johannes heeft nog een ontroerend slot voor ons in petto. De leerlingen hebben hun oude beroep opgepakt en zijn weer gaan vissen. Jezus had hen geroepen met de woorden ‘Ik maak vissers van mensen van jullie', maar hier vissen ze op de dieren die in het water leven. Het zit echter niet mee. De netten blijven leeg. Een man roept vanaf de kant van het water dat ze het net aan de andere kant moeten uitgooien. Ze doen wat de man zegt en plotseling zit het net volledig vol met vis. Pas dan herkennen ze dat het hier om Jezus gaat en Petrus springt over boord om naar Hem toe te lopen. Johannes vertelt ons met dit verhaal dat we veel meer vis zullen vangen als we gehoorzaam zijn. Hij bedoelt dat we veel meer zullen bereiken en dat veel mensen tot geloof zullen komen als we Jezus' aanwijzingen opvolgen. Jezus maakt een vuurtje, braadt vis en eet zelf ook, opnieuw een bewijs dat Hij geen geest is maar weer echt leeft. Dan neemt Hij Petrus apart. Petrus kampt nog met een diep schuldgevoel. Driemaal heeft hij Jezus publiekelijk verraden. Nu vraagt Jezus driemaal of Petrus van Hem houdt. Driemaal antwoordt Petrus bevestigend. Jezus geeft hem de opdracht om een leider te worden van Jezus' volgelingen, die later christenen genoemd worden. Hij moet hen leiden zoals een herder zijn schapen leidt. Tegelijk maakt Hij Petrus duidelijk dat hij op een dag ter dood zal worden gebracht. Dan vraagt Petrus wat er met Johannes zal gebeuren. Jezus antwoordt dat hem dat niets aangaat. De schrijver van dit evangelie laat weten dat zijn taak was om zijn hele leven te getuigen van wie Jezus was. Johannes is vervolgd, gemarteld en uiteindelijk verbannen naar het eiland Patmos, maar voor zover bekend is hij de enige leerling die geen gewelddadige dood is gestorven. Tot het einde van zijn lange leven heeft hij over Jezus verteld. Dit boek, vol met herinneringen aan Jezus, Zijn onderwijs en Zijn daden, is daar het bewijs van.
S4, A35 Hoe de Bijbel gelezen wil worden
Het vierde en laatste evangelie dat we hebben ontvangen, is het Bijbelboek dat is geschreven door Johannes, één van de twaalf leerlingen. Zijn naam wordt opvallend genoeg consequent niet genoemd in deze tekst, terwijl de namen van de andere leerlingen wel veel voorkomen. In plaats van zijn eigen naam te gebruiken, heeft Johannes het telkens over ‘de leerling van wie Jezus hield'. Daarmee laat Johannes zijn nederigheid zien. Toen hij zijn evangelie had geschreven, wist bovendien iedereen dat hij de auteur was. Hoogstwaarschijnlijk schreef hij zijn herinneringen aan Jezus op tussen 80 en 90 na Christus. Dus ruim een halve eeuw na de kruisiging van Jezus. Dat lijkt veel tijd, maar de boeken die wij hebben over bekende figuren als Julius Caesar zijn vaak pas honderden jaren na het leven van die persoon verschenen. Nieuwe verhalen over Jezus Johannes kent de drie andere evangeliën en probeert ze aan te vullen, bijvoorbeeld door details te geven die in de andere boeken ontbreken, maar ook door hele nieuwe verhalen over Jezus te vertellen die nog niet zo bekend waren. Naast dit evangelie heeft Johannes ook nog drie brieven geschreven en het boek Openbaring. Die komen later nog voorbij, nu eerst deze prachtige hervertelling over Jezus. ‘In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God.' Zo opent Johannes. Achttien verzen lang bezingt Johannes de grootsheid van God de Vader en God de Zoon, die apart en toch één zijn. Er is een Engelse Bijbelvertaling die heet ‘The Message', ofwel ‘De boodschap'. Eigenlijk is het geen vertaling maar meer een eigentijdse interpretatie van de Bijbel. In de bewoording van The Message zegt Johannes: ‘God moved into the neighborhood'. God verhuisde naar onze buurt. Dat is precies wat Johannes probeert duidelijk te maken aan ons. God werd mens en kwam onder ons wonen. Hij was één van ons, maar toch nog steeds God. Hij was het Licht dat de duisternis kwam wegjagen, maar de meesten hebben niet herkend wie Hij echt was. Waarom Johannes dit evangelie schreef Dat Johannes zo begint, is niet vreemd. Helemaal aan het eind van zijn evangelie vertelt Johannes waarom hij dit allemaal heeft opgeschreven: zodat we Jezus wél zullen herkennen en we in Hem zullen geloven. Die rode draad zien we in het hele Bijbelboek. Zo zit het boek vol met ‘tekenen' die Jezus heeft gedaan. Dat zijn wonderen die duidelijk maken dat Hij daadwerkelijk de zoon van God is. Het eerste wonder is een op het oog verwarrende gebeurtenis. Jezus, Zijn vrienden en moeder zijn op een bruiloft in de stad Kana. Tot grote schaamte van de organisator is de wijn voortijdig op. Jezus' moeder vraagt Jezus er wat aan te doen. Op dat moment toont ze haar geloof in Hem als de Zoon van God. Het is bijna alsof ze zegt: ‘Het wordt tijd dat je laat zien wie je bent.' Jezus antwoordt dat Zijn tijd nog niet is gekomen. Hij kan Zich nog niet in volle glorie laten zien, want eerst moest Hij worden gekruisigd. Toch doet Hij zijn eerste teken. Hij loopt naar zes gigantische stenen kruiken, elk gevuld met 80 tot 120 liter water. Dit water was bedoeld voor het zuiveringsritueel van de Joden. Hij verandert het water in de beste wijn die de gasten ooit hebben geproefd. Deze gebeurtenis zit uiteraard vol symboliek. Jezus zelf vergelijkt Gods Koninkrijk met een uitgebreid feest en hier in Kana laat Jezus de overvloed van dat hemelse feest zien. Maar ook is dit wonder met de wijn een verwijzing naar het bloed van Jezus dat zal vloeien. Dit bloed is wat ons zuivert van de zonde. Voor de tweede keer geboren worden Andere tekenen die Jezus doet in Johannes zijn de genezing van de zieke zoon van een ambtenaar, de genezing van een verlamde man, het voeden van vijfduizend mensen, lopen op het water, de genezing van een blinde man en het opwekken van Lazarus uit de dood. Ook de opstanding van Jezus uit de dood is uiteraard een teken. Nadat Jezus weer tot leven was gekomen, doet hij nog één wonder. Hij laat Zijn discipelen een enorme hoeveelheid vis vangen. Maar voordat Jezus deze wonderen doet, gaat Hij naar de tempel. Hij bestormt de handelaren en veegt als het ware het tempelplein schoon. De andere evangeliën beschrijven dit aan het eind van Jezus' leven. Johannes dus aan het begin van Zijn bediening. Het is mogelijk dat Jezus niet één maar twee keer Zijn woede liet blijken. Als de godsdienstige leiders Jezus bedreigen, antwoordt Hij: ‘Breek deze tempel maar af, en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen'. Hij doelt hiermee op Zijn eigen lichaam, niet op de stenen tempel. Uiteraard wordt Hij niet begrepen. Op een nacht bezoekt één van die leiders Jezus. Deze Nikodemus komt 's nachts omdat hij niet in het openbaar gezien wil worden met Jezus, maar hij is te nieuwsgierig. Hij maakt echter een grote fout. Hij ziet Jezus slechts als een leraar, niet als de Zoon van God. Nog voor Nikodemus een vraag kan stellen, steekt Jezus al van wal. ‘U moet opnieuw worden geboren', zegt hij. Nikodemus is totaal in de war. Hoe kan dat? Jezus probeert uit te leggen dat ieder mens niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk geboren moet worden. Maar hoe doe je dat? We moeten datgene doen wat de Bijbel ons al sinds Genesis probeert duidelijk te maken: in God geloven, op Hem vertrouwen. ‘Eigenlijk hoef je alleen maar naar Mij te kijken', zegt Jezus. ‘Precies zoals de Israëlieten naar de koperen slang keken.' Herinner je je dat verhaal uit Numeri nog? De Israëlieten in de woestijn hadden gezondigd en als straf stuurde God giftige slangen. Nadat Mozes had gebeden, liet God Mozes een koperen slang maken en aan een paal hangen. Iedereen die was gebeten en naar de koperen slang keek werd genezen. Op dezelfde manier zou Jezus aan een paal worden gehangen, als symbool van onze zonde. Iedereen die naar Hem kijkt wordt gered. Drinken van Jezus Na de ontmoeting met Nikodemus gaat Jezus naar Galilea. Op weg naar Zijn thuisprovincie trekt Hij door Samaria heen, een regio die door de Joden van die tijd wordt vermeden, omdat de Samaritanen geen ‘pure Joden' zijn. Ze hebben zich vermengd met andere volken. Jezus stopt bij een waterput en stuurt Zijn leerlingen weg om boodschappen te doen. Een gescheiden vrouw die relaties met meerdere mannen heeft gehad, komt naar dezelfde bron. Ze is alleen want niemand wil iets met haar te maken hebben. Jezus gaat juist met haar het gesprek aan en onthult dat Hij ‘Levend Water' is. Wie van Hem drinkt, zal nooit meer dorst hebben. Dat zijn vreemde woorden en het duurt dan ook even voor het kwartje valt en de vrouw doorheeft dat ze praat met de aangekondigde Messias. Ze laat uiteindelijk haar kruik staan en rent terug naar haar dorp, waar ze iedereen over Hem vertelt. Jezus blijft enige tijd en veel Samaritanen komen tot geloof. Jezus reist verder en geneest de zieken die bij Hem worden gebracht. Hij doet dat ook op de sabbat, de rustdag van de Joden. De godsdienstleraren zijn kwaad op Hem, maar Jezus zegt dat Hij het werk van Zijn Vader doet. Hij vergelijkt Zichzelf met God en daarom willen de Joodse leiders van Hem af. Het wordt steeds duidelijker dat je niet neutraal kunt blijven als het om Jezus gaat. Je gelooft in Hem of niet. Op een dag geeft Jezus duizenden mensen tegelijk te eten, terwijl ze aanvankelijk niet meer dan vijf broden en twee vissen hadden. Maar als Jezus uitlegt dat het niet gaat om ‘aards brood' maar dat Hij het ‘levensbrood' is en dat mensen van Hem moeten eten om het eeuwige leven te krijgen, begrijpt vrijwel niemand Hem. Ze laten Jezus in de steek. Deze mensen willen een aardse leider die voor brood zorgt en de Romeinen wegjaagt. Ze zijn veel minder geïnteresseerd in een Messias die het weer goed wil maken tussen God en mens. Alleen de twaalf leerlingen blijven bij Jezus. Maar, zegt Johannes onheilspellend, één van hen blijkt een verrader te zijn. Het Licht van de wereld Dan wordt het loofhuttenfeest gevierd, een feest dat zeven dagen duurt en waarbij wordt herdacht dat de Israëlieten veertig jaar lang in de Sinaïwoestijn onder de bescherming van God rondtrokken, waarbij ze verbleven in tenten of hutten. In die periode werd ook de tabernakel gebouwd en God woonde onder Zijn volk in die tabernakel. Hij gaf hen onder meer te drinken in de woestijn. Jezus gaat tijdens dit feest naar de tempel en Hij getuigt over zichzelf en waarom Hij is gekomen. Hij roept de mensen op van Hem te drinken en noemt Zichzelf ‘het Licht van de wereld'. Sommigen besluiten Hem te volgen, anderen twijfelen en weer anderen zijn zo tegen de Persoon en boodschap dat ze Jezus willen doden. Zeker als Hij zegt: ‘De Vader en Ik zijn één.' Jezus trekt zich terug buiten de stad en hoort op een gegeven moment dat Zijn goede vriend Lazarus op sterven ligt. Iedereen weet dat Jezus kan genezen. Toch duurt het nog ruim twee dagen voor Jezus besluit Zijn vriend op te zoeken. Hij vertrekt pas als Hij weet dat Lazarus al dood is. Het wonder dat gaat komen, moet gebeuren. Zo laat Hij zien dat Hij werkelijk macht heeft over de dood. Hij gaat naar Lazarus' graf toe en roept hem. Nog altijd gewikkeld in linnen komt Lazarus het rotsgraf uitgelopen. Veel mensen, inclusief sommige godsdienstige leiders, komen tot geloof in Hem. De andere leiders zijn bang dat dit op een opstand tegen de Romeinen uitdraait en dat zij de tempel zullen vernietigen. Ze besluiten dat Hij nu echt moet worden gedood. De hogepriester spreekt profetische woorden. ‘Besef toch dat het beter is dat één man sterft voor het hele volk, zodat niet het hele volk verloren gaat.' - Johannes 11:50. Dus door Lazarus weer tot leven te laten komen, heeft J...
S3, A34 Hoe belangrijk is Bijbellezen?
Lucas gaat verder met Jezus' veertig dagen in de woestijn en de pogingen van de duivel om Hem te verleiden. Die mislukken jammerlijk en Jezus trekt langs dorpen en steden om te preken in synagogen (zeg maar: de Joodse kerk). Overal wordt Hij geprezen. Overal, behalve in de woonplaats van Zijn ouders. Ook hier staat Hij op om te vertellen dat de woorden van Jesaja in vervulling gaan: ‘De Geest van de Heer rust op Mij, want Hij heeft Mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft Hij Mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen.' - Lucas 4:18-19 De aanwezigen kennen Jezus echter nog uit Zijn jeugd. Toen was Hij gewoon één van hen. Waarom dan nu zo verheven doen? En wat waarschijnlijk ook meespeelde: ze weten waarschijnlijk dat Maria al zwanger was vóór haar huwelijk. Hoe kan de zoon van Jozef dan zich nu vergelijken met de Verlosser die moet komen? Jezus confronteert hen met hun ongeloof en de menigte wordt kwaad. Ze drijven hem naar de rand van de stad om Hem van de berg af te duwen. Dan gebeurt er een wonder. Ze kunnen niet verder en Jezus loopt gewoon tussen hen door weg. Jezus ging naar Kafarnaüm, de stad waar Hij woonde en ging door met Zijn onderwijs. Goed nieuws voor de armen Zijn boodschap was waarschijnlijk telkens dezelfde, de woorden uit Jesaja. Lucas presenteert Jezus als de Messias, maar meer dan de andere schrijvers van de evangeliën heeft Lucas oog voor de onderkant van de samenleving. Voortdurend laat hij zien dat Jezus is gekomen om het goede nieuws te brengen aan de armen. En met armen bedoelt hij niet alleen mensen die weinig of geen geld hebben. Hij bedoelt ook mensen die lichamelijke of geestelijke beperkingen hebben, weduwen, weeskinderen, buitenlanders en andere mensen op wie wordt neergekeken vanwege hun afkomst. Lucas laat ons Jezus aan het werk zien. Hij bevrijdt een man van een demon, laat de koorts verdwijnen van Petrus' schoonmoeder, geneest iemand met een huidziekte, laat een verlamde man weer lopen en verwelkomt een corrupte belastingambtenaar als volgeling. Die belastingambtenaar is natuurlijk Levi, ofwel Matteüs. Hij is niet de enige zondaar die door Jezus wordt vergeven. Hetzelfde gebeurt met een prostituée. Het volk van Israël ervaart het onderwijs en de bediening van Jezus als een bevrijding. Vandaar dat het aantal volgelingen rap toeneemt. Daarom kiest Jezus twaalf leerlingen uit die Zijn intieme vrienden worden. Via deze mannen moet het goede nieuws na Zijn dood worden verspreid, maar één van hen, Judas Iskariot, zal Jezus uiteindelijk verraden. Hij wordt dan ook later door de leerlingen vervangen zodat ze weer een groep van twaalf vormen. Dat getal is niet onbelangrijk. Israël bestond oorspronkelijk uit twaalf stammen. Een radicale boodschap Jezus, de twaalf leerlingen en een grote groep andere volgelingen dalen een berg af en in de vallei begint Jezus te preken. Zijn boodschap is grotendeels hetzelfde als de Bergrede die we in Matteüs zagen. Misschien was het dezelfde toespraak en zat Jezus op de berg, terwijl zijn publiek iets lager zat, of misschien herhaalde Jezus Zijn preken wel eens. Dat is eigenlijk niet zo belangrijk. Het gaat om de boodschap en die is radicaal. Jezus spreekt over het Koninkrijk van God, maar zoals we al eerder zagen: dit is een koninkrijk waar alles net even anders gaat. De rijken houden hun geld niet voor zichzelf, maar delen het met de armen. Leiders dienen hun volgers. Word je iets aangedaan, dan neem je geen wraak maar vergeef je. Je zoekt naar vrede en gerechtigheid en wijst hypocrisie af. Door alles wat Jezus tot nu gedaan heeft, neemt de tegenstand toe. De religieuze leiders hebben juist veel voordeel van hoe de situatie nu is. Zij zijn de belangrijke mensen. Zij vervullen de wet van God. Aan de buitenkant dan. Dus worden zij door de woorden van Jezus te kijk gezet. Bovendien kunnen zij niet de wonderen doen die Jezus doet. Ze verachten Hem omdat Hij omgaat met ‘slechte mensen' en verwijten Hem een dronkaard te zijn. Het ergste is nog dat ze Gods plan verwerpen. Duizenden mensen krijgen te eten Jezus trekt van dorp tot dorp en van stad tot stad om onderwijs te geven en genezingen te doen. Toch besteedt Hij de meeste tijd aan zijn twaalf leerlingen. Hij geeft hen extra uitleg en deelt dingen die Hij niet aan andere mensen vertelt. Uiteindelijk stuurt hij de twaalf twee aan twee uit om zelf te gaan evangeliseren en zelf te bidden voor genezingen. Het is een soort training voor ze en het gaat geweldig goed. De twaalf komen vol vreugde terug en Jezus neemt de tijd om met hen te praten. Maar het volk komt achter hun verblijfplaats en zoekt hen op. Jezus is vriendelijk, geneest mensen en vertelt over Gods koninkrijk. Aan het eind van de dag doet Hij een ander wonder. Met slechts vijf broden en twee vissen geeft Hij duizenden mensen te eten. Lucas beschrijft vervolgens een verhaal dat we ook al in Matteüs en Marcus zagen: Jezus gaat de berg op met drie leerlingen en verandert voor hun ogen. Zijn kleding wordt stralend wit, Hij praat met de profeten Mozes en Elia over zijn ‘levenseinde'. Het Griekse woord dat Lucas hier gebruikt, is ‘exodus'. Hij gebruikt dus een duidelijke verwijzing naar de bevrijding van Israël uit Egypte. Op dezelfde manier zal Jezus zorgen voor bevrijding van de slavernij van de zonde. Dit kan maar op één manier, zoals we verderop in Lucas ontdekken. Even daarvoor had Jezus al proberen uit te leggen aan Zijn vrienden dat de Messias moest lijden en sterven. Nadat ze de berg zijn afgedaald, doet Hij dit nogmaals, maar de mensen begrijpen Hem niet. Ondanks al dit onbegrip richt Jezus Zijn vizier nu volledig op het voltooien van Zijn missie. Lucas 9 vers 51 zegt: ‘Toen de tijd naderde dat Jezus van de aarde zou worden weggenomen, ging Hij vastberaden op weg naar Jeruzalem.' Dit is een duidelijk keerpunt in het verhaal. Jezus is vanaf nu op weg naar de stad waar Hij zal worden gedood. Drie mannen komen één voor één naar Hem toe. Ze willen Hem volgen, maar omdat hun hart niet volledig bij Jezus is, stuurt Hij hen weg. Ditmaal kiest Hij 72 leerlingen uit, die Hij op pad stuurt. Zij moeten voor Hem uit gaan, naar alle steden en dorpen die Hij aan wil doen op weg naar Jeruzalem. Ze vertellen over het Koninkrijk van God, genezen mensen van ziekten en bevrijden van demonen. Dit allemaal in Jezus' naam. Vol vreugde keren ze bij Jezus terug. Jezus antwoordt: ‘Wees niet blij dat de geesten zich aan jullie onderwerpen. Wees blij dat jullie bij God horen.' Op reis met Jezus Het is mooi zoals Lucas Jezus' reis naar Jeruzalem beschrijft. Het is bijna alsof we met Hem meetrekken. We ontmoeten interessante mensen, we leren dingen over het koninkrijk van God, over hoe we het Onze Vader kunnen bidden, over hoe God voor ons zorgt, over hemel en hel, over geld en bezittingen. Jezus laat in woord en daad zien hoe we ons moeten afkeren van aardse bezittingen en hoe we juist voor buitenstaanders moeten zorgen: de armen, de vreemdelingen, de zieken, ja, zelfs de belastingambtenaren! Jezus is gekomen voor hen die hulp nodig hebben. Hij vergelijkt zichzelf met een Herder die 99 schapen achterlaat om het ene verloren schaap te zoeken. En in één van de krachtigste verhalen uit de Bijbel, schildert Jezus een beeld van God van een liefdevolle vader die zijn zondige zoon weer in genade aanneemt, zelfs nadat de zoon hem praktisch heeft doodverklaard. Maar hij heeft ook nog een andere zoon, een man die zijn vader met de lippen eert, maar wiens hart niet bij hem is. Deze oudste zoon gaat niet in op de uitnodiging van de vader om thuis deel te nemen aan het feestmaal. De boodschap? Het is beter als zondaar te hebben geleefd en oprecht tot inkeer te komen dan je hele leven net te doen alsof je van God houdt. Dan komt Jezus in Jeruzalem aan. Het volk verwelkomt Hem als verlosser, maar de Joodse leiders wijzen Hem af en smeden een plan om het volk op te jutten en Hem te doden. Dit verzet tegen Jezus' koninkrijk van vrede en gerechtigheid leidt uiteindelijk tot de opstand van de Joden tegen de Romeinen in het jaar 66. In het jaar 70 werd de tempel uiteindelijk verwoest. Als Jezus in Jeruzalem is, ziet Hij hoe de tempel wordt misbruikt voor handel. Hij is woedend, gooit de marktkramen omver en jaagt de handelaren weg. Deze daad zit vol symboliek. Ten eerste is het een soort voorbode van wat er ruim dertig jaar later zou gebeuren: de vernietiging van de tempel. Ten tweede leidt Jezus' actie tot nog meer debatten tussen hem en de godsdienstige leiders, omdat Hij hun religieuze ideeën omver gooit. Hun besluit staat vast: Jezus moet uit de weg worden geruimd. Ze durven Hem niet op te pakken als Hij omringd is door zoveel mensen en ze wachten hun kans af. Het Pesachmaal Jezus trekt zich terug met zijn leerlingen om het pesachmaal te vieren. Lucas beschrijft hoe Jezus' het Avondmaal instelt, waarbij het brood symbool staat voor Zijn gebroken lichaam en de wijn voor zijn vergoten bloed. Hij is het plaatsvervangende offer voor Abrahams zoon Isaak, voor de Israëlieten in Egypte en voor alle andere zondige mensen die Zijn aanbod tot vergeving aannemen. Zoals we ook in de andere evangeliën hebben gezien, pakken de Joodse leiders Jezus op na die maaltijd. Eerst wordt Hij verhoord door die leiders. Lucas benadrukt Jezus' onschuld. Want als Jezus naar de Romeinse gouverneur Pilatus wordt gebracht, zegt deze tot drie keer toe dat Hij geen overt...
Lucas was een dokter en een metgezel van de apostel Paulus. Behalve dit evangelie schreef hij ook nog Handelingen. Hoewel in onze Bijbel Handelingen pas na Johannes komt, kun je het evangelie van Lucas en het boek Handelingen eigenlijk als één geheel zien. Het evangelie beschrijft het leven van Jezus en Handelingen hoe de volgelingen van Jezus het goede nieuws van Jezus' verlossing brachten naar vele landen. Er is vrij weinig bekend over Lucas, maar hij kwam hoogstwaarschijnlijk uit de Griekse stad Antiochië, een plaats die in het huidige Turkije ligt. Hij was zo goed als zeker geen Jood. Dat betekent dat hij de enige niet-Joodse schrijver is van een Bijbelboek. Het Bijbelboek Lucas is vermoedelijk in het jaar 60 of 61 geschreven. Als arts was Lucas gewend onderzoek te doen. Hij begint zijn verhaal dan ook met de reden waarom hij dit heeft opgeschreven. ‘Er zijn al veel verslagen over het leven van Jezus, maar ik heb nog eens met alle ooggetuigen gesproken', zegt hij. Hij heeft Petrus en Johannes gekend en hen waarschijnlijk geïnterviewd. En wie woonde er bij Johannes? Maria, de moeder van Jezus, want Johannes had aan Jezus beloofd voor haar te zorgen. Het is daarom niet gek dat Lucas het meest uitgebreide geboorteverhaal van Jezus heeft opgetekend. Maria heeft het hem verteld. De geboortes van Johannes en Jezus Hoewel Lucas primair voor een niet-Joods publiek schrijft, neemt hij toch verwijzingen op naar het Oude Testament. Op die manier laat hij zien dat wat er is gebeurd, past in het totale verhaal van God en mens. Lucas' verslag opent met de geboortes van Johannes de Doper en Jezus. Daarna volgt een stuk over Jezus' bediening in Galilea. Dat eindigt abrupt als Jezus aankondigt dat Hij naar Jeruzalem gaat. Vervolgens wordt de laatste week van Jezus beschreven. Het eindigt met Zijn kruisiging en opstanding. In eerste scène van Lucas zien we de oude priester Zacharias aan het werk in de tempel. Net als Abraham en Sarah zo'n tweeduizend jaar geleden, konden hij en zijn vrouw Elizabeth geen kinderen krijgen. Als een engel aan hem verschijnt en aankondigt dat ze alsnog een zoon zullen krijgen die ze Johannes moeten noemen, kan Zacharias dit niet geloven. Als straf voor zijn ongeloof kan hij negen maanden lang niet spreken. Als Elizabeth zes maanden zwanger is, gaat de engel Gabriël opnieuw op pad. Hij zoekt Maria op, een meisje dat waarschijnlijk een jaar of 15 oud was. Ze was verloofd met Jozef, een timmerman uit Nazareth. Omdat ze nog niet zijn getrouwd, hebben ze ook het bed nog niet gedeeld. Toch vertelt de engel haar dat ze zwanger zal worden van de Allerhoogste. Maria gelooft de engel en vraagt: ‘Hoe zal dit gebeuren?' ‘Door de heilige Geest', antwoordt de engel. De maagd wordt zwanger, zoals voorspeld in Jesaja. De nieuwe Elia en de Messiaanse Koning De engel vertelt Maria ook dat haar tante Elizabeth inmiddels in verwachting is. Ze gaat naar haar toe. Als Maria binnenkomt, beweegt Johannes in de buik van zijn moeder en Elizabeth weet ogenblikkelijk dat ook Maria een belangrijk kind draagt. Geïnspireerd door de heilige Geest zegt Maria een gedicht op. Later, als Elizabeth haar kind baart en haar man weer kan praten, spreekt ook Zacharias profetische woorden. Beide gedichten zitten vol verwijzingen naar het Oude Testament. Ze beschrijven de rollen die de twee jongens spelen in het reddingsplan van God. Johannes is de aangekondigde ‘nieuwe Elia'. Hij moet de weg vrij maken voor het Kind van Maria. Deze Jezus is de Messiaanse Koning die is aangekondigd. In Hem worden alle beloften, die onder meer aan Abraham en David zijn gedaan, vervuld. Maar de geboorte van Jezus is nog niet zo makkelijk. Tegen het einde van haar zwangerschap moeten Jozef en Maria zich laten registreren in Bethlehem. Vanwege de afgekondigde volkstelling moesten alle inwoners naar de stad waar hun familie oorspronkelijk vandaan kwam. Zowel Maria als Jozef zijn nakomelingen van David en moeten naar Bethlehem. Het stadje puilt uit van de reizigers en er is geen plek meer in de herberg, zelfs niet voor een zwangere vrouw. Een Baby in een voederbak Gingen Jozef en Maria naar een stal? Om eerlijk te zijn: de Bijbel vermeldt het niet. Het zou ook kunnen dat ze bij familie op bezoek gingen, of dat andere inwoners hun huis voor hen openstelde, of dat ze in een schuurtje mochten verblijven. Er is in ieder geval geen wieg voor handen en daarom wordt de pasgeboren Jezus in een kribbe gelegd. Een voederbak dus. De Zoon van God komt dus ter wereld in een klein stadje in een achtergesteld landje in het grote Romeinse rijk. Zijn ouders zijn arm en zijn eerste bedje is een voederbak voor vee. Het contrast kan bijna niet groter zijn. In de hemel was Jezus een machtige Koning. Nu heeft Hij al het koninklijke afgelegd: Zijn status, Zijn rijkdom en Zijn heerlijkheid. Zie je dat God het onmogelijke doet? Adam en Eva aten van de boom met kennis van goed en kwaad. Zij hoopten zo aan God gelijk te worden. Dat gebeurde niet. Ze mochten niet langer in het paradijs wonen en zouden uiteindelijk sterven. Maar hier, aan het begin van Lucas, wordt God gelijk aan een mens om zo de wereld te redden. Zelfs Jezus' ouders Jozef en Maria kunnen dat niet bevatten. Als ze niet veel later naar Jeruzalem gaan om Jezus in de tempel op te dragen aan God, ontmoeten ze twee oude profeten. Een man, Simeon genaamd, en een vrouw, Hanna. Zij herkennen Jezus als de beloofde Messias. Simeon voorspelt dat Jezus een licht voor velen zal zijn, zowel binnen als buiten Israël. De 12-jarige Jezus Na deze scène spoelt Lucas vooruit. Eigenlijk weten we niets over de jeugd van Jezus. Lucas neemt echter één anekdote op die Maria hem verteld moet hebben. Deze gebeurtenis laat zien dat Jezus ook als kind bijzonder moet zijn geweest. Als 12-jarige gaat hij namelijk met zijn ouders naar Jeruzalem voor één van de traditionele feesten. Maar als Zijn ouders naar huis gaan, blijft Jezus achter. Jozef en Maria hebben dat in eerste instantie niet door, want reizen deden ze in een groot gezelschap. Maar als ze ontdekken dat Hij weg is, haasten ze zich terug naar Jeruzalem. Ze vinden Jezus uiteindelijk in de tempel, waar Hij de godsdienstleraren veel vragen stelde. Ook toen bleek Zijn wijsheid al. Opnieuw maakt Lucas een sprong in zijn verhaal, nu naar het begin van Jezus' bediening. Johannes de Doper blijkt al veel bekendheid te hebben en vele Israëlieten vragen God om vergeving en laten zich dopen. Dit is een noodzakelijke stap om het Koninkrijk van God binnen te gaan en zo bereidt Johannes dus de weg van Jezus voor. Jezus gaat ook naar de rivier de Jordaan en hoewel Hij zonder zonde is, laat ook Hij zich dopen. Lucas vertelt niet waarom, maar in Matteüs zagen we dat Jezus gehoorzaam wil zijn aan Zijn Vader. Direct na Zijn doop bevestigt God wie Jezus is. De heilige Geest daalt op Hem neer in de vorm van een duif en Gods stem klinkt: ‘Jij bent Mijn geliefde Zoon. In Jou vind Ik vreugde'. Jezus' stamboom Vervolgens beschrijft Lucas de stamboom van Jezus' vader. Deze loopt via David en Abraham en vele andere interessante figuren uit de Bijbel uiteindelijk naar Adam. Voor de mensen die het Oude Testament kennen, is het duidelijk wat Lucas probeert te zeggen: dit is de Messias die was aangekondigd. Alle verhalen die je tot nu toe hebt gehoord, leiden naar deze ene Persoon. Hij is de Koning die werd beloofd aan David, Hij is het Lam dat ervoor zorgde dat Abraham Isaak niet hoefde te offeren. Doordat Lucas de lijn nog verder doortrekt helemaal naar de eerste mens toe, laat Hij zien dat Jezus niet alleen voor de nakomelingen van Abraham is gekomen, maar voor de hele mensheid. Lucas gaat verder met Jezus' veertig dagen in de woestijn en de pogingen van de duivel om Hem te verleiden. Die mislukken jammerlijk en Jezus trekt langs dorpen en steden om te preken in synagogen (zeg maar: de Joodse kerk). Overal wordt Hij geprezen. Overal, behalve in de woonplaats van Zijn ouders. Ook hier staat Hij op om te vertellen dat de woorden van Jesaja in vervulling gaan: ‘De Geest van de Heer rust op Mij, want Hij heeft Mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft Hij Mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen.' - Lucas 4:18-19
Marcus is de schrijver van het tweede evangelie. Hij behoorde niet tot de groep van twaalf discipelen maar trok wel op met de leiders van de vroege kerk, en dan met name Petrus en Paulus. Kerkleiders uit de tweede eeuw na Christus omschrijven Marcus als de leerling en vertaler van Petrus. Ze beschouwen dit Bijbelboek dan ook als de herinneringen van Petrus. Marcus is het kortste evangelie. Het lijkt behoorlijk op dat van Lucas en zeker op dat van Matteüs, maar her en der zijn er ook kleine verschillen. Dat heeft voor een groot deel te maken met de doelgroep. Waar Matteüs zich bijvoorbeeld richt op de Joden, is het evangelie van Marcus in Rome geschreven met name voor de heidense christenen. Je ziet bijvoorbeeld dat Marcus veel joodse gebruiken en termen uitlegt. Verder benadrukt Marcus vooral Jezus' daden en richt hij zich wat minder op het onderwijs van Jezus. Jezus' werk in Galilea Het eerste deel van het boek gaat over Jezus' bediening in de provincie waar hij woont: Galilea. We zien hier dat iedereen zwaar onder de indruk is van Jezus. In het middenstuk van Marcus gaat het over Jezus' reis naar Judea. De leerlingen krijgen onderwijs over de Messias, maar echt begrijpen doen ze het niet. Het derde en laatste deel van Marcus gaat over Jezus' laatste week in Jeruzalem. Maar laten we bij het begin beginnen. Hoewel een groot deel van Marcus' publiek het Oude Testament niet kent, opent hij zijn verhaal met een citaat uit Jesaja over de komst van een belangrijke profeet. Hij legt uit dat deze boodschapper van God de weg vrij moest maken voor de komst van een man die veel groter is dan hij. Deze profeet is natuurlijk Johannes de Doper. Op een dag komt Jezus langs en ook Hij laat zich dopen, hoewel Hij zonder zonde is. Vanuit de hemel daalt de heilige Geest in de vorm van een duif op Jezus neer en God spreekt hoorbaar voor iedereen: ‘Jij bent Mijn geliefde Zoon, in Jou vind Ik vreugde'. Daarna neemt de heilige Geest Jezus mee voor een verblijf van veertig dagen in de wildernis. Evenals Matteüs vertelt Marcus dat Jezus op de proef werd gesteld door Satan, maar hij vertelt er niet bij hoe. Daarna trekt Jezus langs de synagogen om te preken. Zijn boodschap is even simpel als confronterend. ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij, kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws.' - Marcus 1:15 Zoals gezegd, Marcus besteedt niet veel aandacht aan het onderwijs van Jezus, maar hij laat voortdurend Jezus in actie zien. Jezus roept Zijn leerlingen, bevrijdt mensen van demonen en geneest de zieken. Hij levert zo het bewijs dat Hij werkelijk Gods Zoon is. En als Gods Zoon is Hij gelijk aan God. Dat onderstreept Jezus door zelf zonden te vergeven, iets waar de godsdienstige leiders erg overstuur van raken. Andere mensen raken er echter van overtuigd dat Hij door God is gezonden en besluiten Hem te volgen. Anderen twijfelen en weer anderen verzetten zich tegen Hem. Wat is het koninkrijk van God? Jezus probeert aan de hand van gelijkenissen duidelijk te maken wat het koninkrijk van God is. Zo vertelt hij het verhaal van de zaaier (waar we het in het vorige hoofdstuk over hadden), maar ook over het mosterdzaadje dat in de grond valt, sterft en dan tot bloei komt. Het mosterdzaadje is het kleinste zaadje dat de mensen daar kenden, maar het kan uitgroeien tot een struikgewas waar de vogels een nest in kunnen maken. De onderliggende boodschap is dat het koninkrijk van God klein, zwak en onaanzienlijk kan lijken, maar dat het tot veel in staat is. Ondanks Zijn wijze woorden en Zijn machtige wonderen gelooft niet iedereen in Jezus. Zelfs zijn twaalf beste vrienden hebben er moeite mee Hem te begrijpen. Dat blijkt wel wanneer Jezus hen op de man af vraagt: ‘Wie ben Ik volgens jullie?' Petrus geeft het goede antwoord. Jezus is natuurlijk de aangekondigde Messias. Maar, zoals we in Matteüs ook al zagen, Jezus is niet de militaire leider waar ze op hopen. Hij is niet gekomen om de Romeinen het land uit te drijven. Zijn werk is nog veel belangrijker. Hij moet lijden, zoals de profeten al voorspelden. Hij zou sterven, drie dagen dood zijn en dan opstaan. Het kwartje lijkt niet te vallen bij de leerlingen en Jezus roept een grote menigte bij elkaar. Vrij vertaald zegt hij: ‘Wie Mijn volgeling wil zijn, moet zichzelf opzij zetten, zijn kruis op zich nemen en achter Mij aan komen. Wie zijn leven verliest omwille van Mij en het goede nieuws, zal het behouden.' Jezus verlangt dus van Zijn volgelingen dat ze niet langer voor zichzelf leven. Het gaat niet om aardse koninkrijken, om geld, macht of status. Het gaat erom dat we oprecht bij Jezus willen horen. Het zijn gedachten die moeilijk te begrijpen zijn en het is bijna alsof God gedwongen wordt iets nog ongelooflijkers te doen om te bewijzen dat Jezus de Zoon is en God de Vader. Want in de volgende scène gaat Jezus met Petrus, Jakobus en Johannes de berg op. Gods glorie op de berg Plotseling daalt de glorie van God neer op deze berg. Precies zoals hij dat eeuwen daarvoor deed op de berg Sinaï (ook wel Horeb genoemd). Eerst verscheen Hij daar aan Mozes en later aan Elia. En nu, als Jezus op de berg staat, verschijnen die twee profeten aan Hem. En God spreekt opnieuw vanuit de hemel. ‘Dit is Mijn geliefde Zoon. Luister naar Hem!' De drie leerlingen mogen van Jezus niemand vertellen over deze geweldige ervaring. Dit doen ze pas als Hij uit de dood is opgestaan. En opnieuw blijkt dat ze niet begrijpen waarom Hij dat zegt. Als Hij de Zoon van God is, waarom moet Hij dan sterven? Eenmaal beneden aangekomen, blijkt er een grote groep mensen te wachten op Jezus. Hij geneest de zieken en geeft onderwijs aan Zijn leerlingen. Opnieuw zegt Hij dat Hij moet sterven maar weer zal opstaan. De leerlingen begrijpen Hem niet. Jezus brengt nog wat tijd thuis door en maakt zich dan klaar voor Zijn laatste reis naar Jeruzalem. Hij laat Zijn discipelen een ezeltje halen dat nog nooit door iemand is bereden en gezeten op het dier trekt hij de hoofdstad van Palestina in. De symboliek ontgaat de Joden niet. Precies zo zou de Messias Jeruzalem ingaan. Deze wonderlijke leraar moet wel gekomen zijn om hen te bevrijden van de Romeinen en om het koninkrijk van David in ere te herstellen! Jezus is woedend Maar Jezus bekijkt Jeruzalem en gaat dan weer weg uit de stad. De volgende dag keert Hij terug. In de tempel wordt Jezus woedend. Hij smijt de marktkramen om en jaagt de handelaren weg. Deze plek moet immers een plek van gebed zijn en geen rovershol. Ook zoekt Jezus nadrukkelijk de confrontatie met de godsdienstige leiders. Eerst proberen zij Hem nog te dwarsbomen met hun listige vragen, maar iedere keer weet Jezus hen wijs te antwoorden. Het wordt ze nu echt duidelijk: ze moeten met geweld van Jezus zien af te komen. Maar ze zijn bang voor het volk. Voor een groot deel van de gewone mensen is Jezus op zijn minst een bron van inspiratie en een leider. Dus smeden ze een complot om hem te doden. Ondertussen vertelt Jezus zijn leerlingen dat de tempel nog deze generatie verwoest zal worden. En wie Jezus volgt, zal worden vervolgd om de simpele reden dat ze bij Jezus horen. Jezus' dood komt echter met de dag dichterbij. Als Jezus van een maaltijd geniet, komt er een vrouw binnen met uiterst kostbare olie. Ze breekt het flesje en zalft Jezus zoals je een dode zalft. In feite bereidt ze zo Zijn begrafenis voor. Sommige mannen zijn kwaad. Dat flesje had voor veel geld kunnen worden verkocht en dan hadden ze de armen kunnen helpen. Jezus neemt het voor de vrouw op. Ze deed wat ze moest doen en tot in lengte van dagen zullen mensen zich deze vrouw herinneren vanwege wat ze heeft gedaan. Verraden door Judas Voor ‘penningmeester' Judas Iskariot is dit de druppel. In de evangeliën krijgen we het beeld van hem dat hij vooral door geld is gedreven. En als hij geen geld meer achterover kan drukken, besluit hij Jezus uit te leveren. Hij gaat naar de Joodse leiders toe en ze zeggen hem dertig zilverstukken beloning toe als hij Jezus in de val laat lopen. Dat gebeurt ‘s nachts, nadat Jezus eerst met Zijn leerlingen het pesachmaal heeft gevierd. Hiermee herdenken de Joden de bevrijding uit de Egyptische slavernij. Ook Marcus beschrijft hoe Jezus de brood en het wijn op Zijn lichaam en Zijn bloed betrekt. Eeuwen eerder besprenkelde Mozes het volk al met bloed als teken van het verbond dat God met hen had gesloten. Nu zegt Jezus dat Zijn bloed voor een nieuw verbond zorgt. Een nieuwe overeenkomst tussen God en mens, één die bovendien niet alleen geldt voor de Israëlieten maar voor iedereen die zich in geloof aan Hem verbindt. De belofte die Jezus hier doet, is dat we bevrijd worden uit de slavernij van de zonde, dat we eeuwig leven zullen hebben en dat we voor altijd bij God mogen horen. Marcus is echt een schrijver die haast maakt, want vanaf hier gaat het verhaal rap. We zien hoe Jezus bidt in de Hof van Getsemane, hoe hij wordt gearresteerd omdat Zijn leerling Judas Hem aanwijst, hoe Hij wordt berecht, veroordeeld door Pilatus en uiteindelijk wordt gekruisigd. We zijn hier een opvallende parallel met de eerste twee delen van Marcus. De duisternis daalt neer In het eerste deel daalde een duif op Jezus neer nadat Johannes Jezus had gedoopt. In het tweede stuk van Marcus daalde de glorie van God neer op Jezus op de top van de berg. Nu, terwijl Jezus aan het kruis hangt, daalt juist duisternis neer. Dit keer zegt God niet: ‘Jij bent Mijn geliefde Zoon'. Jezus zegt: ‘Mijn God, Mijn God, waarom he...
Gelijkenissen In de passage hierna gaat Jezus daarop in door een aantal gelijkenissen over het koninkrijk van de hemel te vertellen. Een gelijkenis is eigenlijk een verhaal dat iets duidelijk moet maken. Hij vertelt bijvoorbeeld over een boer die zaad strooit op vier verschillende soorten ondergrond. Een deel valt op de weg en wordt opgegeten door vogels, een deel valt op rotsgrond en de zon verschroeit het opkomende gewas, een deel wordt verstikt tussen de distels en het laatste zaad valt in vruchtbare aarde en groeit zoals het hoort. Jezus legt aan Zijn leerlingen uit dat het zaad Gods Woord is en de ondergrond staat voor de typen mensen. De duivel krijgt de kans het zaad weg te roven, of mensen reageren enthousiast maar doen uiteindelijk toch niets met wat ze hebben gehoord, of mensen laten zich zo afleiden door dagelijkse zorgen dat Gods Woord geen kans krijgt. Er is ook goede, vruchtbare grond en deze mensen zullen vrucht dragen voor het koninkrijk. De impliciete boodschap is dat alleen God de grond kan veranderen. Bid dan ook dat Gods Woord in jouw leven als zaad in goede grond mag zijn. Toch begrijpen zowel vriend als vijand Jezus nog steeds niet echt. Hun beeld van de Messias is dat van een Bevrijder, Iemand die de Romeinen het land uit zal zetten en het koninkrijk van David zal herstellen. Ze worden nog enthousiaster als Jezus tot tweemaal toe duizenden mensen te eten geeft. Voor hen is Jezus een profeet zoals Mozes, die ook het brood uit de hemel liet komen. Nou ja, niet hij natuurlijk, maar God. Ook gaat Jezus door met het doen van wonderen. Toch weet Jezus dat de meeste mensen, en dan vooral de godsdienstige leiders, Hem diep in hun hart afwijzen. Ze geloven niet werkelijk in Hem. ‘Wie denken jullie dat Ik ben?' Jezus vraagt zijn leerlingen, ‘Wie denken jullie dat Ik ben?' De leider van de leerlingen, Petrus, geeft het goede antwoord. De Messias. Dan legt Jezus uit dat Hij inderdaad de aangekondigde Verlosser is. Maar Hij zal de overwinning niet behalen door strijd, maar door lijden heen. Petrus verzet zich tegen dat idee maar krijgt behoorlijk op zijn kop. Ook zegt Jezus dat hij en alle andere mensen die Hem willen volgen hun kruis moeten opnemen en achter Hem aan moeten gaan. Dat betekent dat ze niet meer voor zichzelf leven, maar voor Hem. Matteüs beschrijft opnieuw een stuk onderwijs van Jezus over het koninkrijk van de hemel. Hij schudt Zijn publiek goed door elkaar. In een tijd dat kinderen niet echt meetelden, zegt Jezus dat wie het koninkrijk wil binnengaan juist moet geloven als een kind. Ben je een leider dan moet je dienen. Is jou kwaad aangedaan dan moet je geen wraak nemen maar vergeven. Wil je rijk worden, geef dan je bezit aan de armen. Dan komt de tijd waarvoor Jezus naar de aarde is gekomen. Eindelijk gaat Eva's nakomeling de slang vermorzelen, maar het kruipende dier met zijn gemene tanden zal Hem in de hiel bijten. Het volk heeft nog steeds een andere verwachting en als Jezus Jeruzalem binnenrijdt op een ezel is het volk uitzinnig. Zo zou de Messias namelijk Zijn entree maken. Ze verwachten dat het snel gedaan is met de Romeinen. Een plan om Jezus te doden Jezus brengt de nacht door buiten de stad en gaat vroeg in de ochtend naar het tempelplein om onderwijs te geven. Hij geeft de godsdienstige leiders er flink van langs. Hij toont aan hoe diep hypocriet ze zijn. Aan de buitenkant lijken ze zuiver, maar aan de binnenkant zijn ze door en door verrot, zegt Jezus. De reactie laat zich raden. Als er nog enige twijfel was bij deze leiders dan was die nu weggenomen. Ze moesten van Jezus af zien te komen, want Hij bedreigde hun positie. Eerst proberen ze Hem met woorden en vragen te verslaan, maar dit mislukt jammerlijk. Dus smeden ze een plan om Hem te doden. Jezus is diep bedroefd. Niet omdat Hij moet sterven, want dat wist Hij. Hij is bedroefd omdat het overgrote deel van het volk Jezus afwijst. Hij ziet ook in de toekomst welk lot Jeruzalem wacht en dat de tempel opnieuw verwoest gaat worden. Dat doen de Romeinen uiteindelijk in het jaar 70 als ze een opstand bloedig neerslaan. Jezus rouwt om de stad en het leed dat gaat komen. Nadat Jezus het tempelplein verlaat, geeft Hij voor de laatste keer onderwijs. Hij vertelt over de moeilijke tijden die de mensheid te wachten staan. Het gaat hier enerzijds over die oorlog tussen de Romeinen en de Joden en anderzijds over de eindtijd. Ofwel: de jaren en dagen voor Jezus' terugkomst op aarde. Er zullen veel tekenen zijn, maar wanneer God Zijn Koninkrijk definitief op aarde vestigt, kan eigenlijk niemand weten. Daarom, zo zegt Jezus, moet je altijd klaar zijn. Hij roept Zijn leerlingen op om het goede nieuws van het koninkrijk van de hemel te blijven verspreiden. Het pesachmaal Op een avond diezelfde week viert Jezus het pesachmaal met zijn twaalf leerlingen. Pesach is het Joodse feest dat door God werd ingesteld de avond voordat Egypte werd getroffen door de tiende plaag. Alle eerstgeborenen in het land zouden sterven, tenzij het bloed van een perfect lam op de deurposten zou worden geschilderd. De Israëlieten aten die avond ongezuurd brood en geroosterd vlees van het lam. Ieder jaar opnieuw moest het volk dit feest vieren om zo de bevrijding uit Egypte te herdenken. Jezus betrekt deze viering op zichzelf. Hij vergelijkt Zijn bloed met de wijn die wordt gedronken en Zijn lichaam met het brood dat wordt gegeten. Op dezelfde manier zou Jezus' lichaam worden gebroken en zou Zijn bloed vloeien. ‘Tot vergeving van zonden', voegt Jezus daaraan toe. Tijdens de maaltijd gebeuren er nog twee opvallende dingen. Ten eerste zegt Jezus dat er een verrader in hun midden is. Judas Iskariot, de penningmeester van het gezelschap die wel eens wat geld achterover drukt, had die dag al afgesproken dat hij Jezus in ruil voor dertig zilverstukken zou uitleveren aan de Joodse leiders. Een slaaf was in die tijd dertig zilverstukken waard. Ten tweede krijgt Petrus te horen dat ook hij Jezus zal verraden door driemaal te ontkennen dat hij Hem kent. Die dappere Petrus kan zich dat niet voorstellen. Gescheiden van de Vader Na de maaltijd gaat Jezus naar de Hof van Getsemane. Terwijl Zijn leerlingen in slaap vallen, bidt Hij driemaal tot Zijn hemelse Vader. Drie keer vraagt Hij of Hij de beker niet hoeft leeg te drinken. In het Oude Testament wordt regelmatig gesproken over de ‘beker met Gods toorn'. Hiermee wordt bedoeld de straf die de zondige mens verdient omdat hij niet trouw is aan God. Jezus is niet bang voor de kruisdood. Hij ziet er tegenop die beker leeg te drinken. Ten diepste betekent het dat Hij dan gescheiden zal zijn van Zijn Vader in de hemel. Toch blijft Hij trouw. Hij doet wat God van Hem vraagt. Hij maakt de elf leerlingen wakker en ziet dan de twaalfde leerling, Judas, met een groep bewapende mannen aan komen lopen. Hij verraadt Jezus met een kus. Ze nemen de Zoon van God met geweld mee naar het Sanhedrin. Dat is de raad van Joodse leiders. Ze beschuldigen Jezus van godslastering, maar mogen Hem zelf niet ter dood brengen. Daarom gaan ze vroeg in de ochtend naar de Romeinse gouverneur Pilatus. Vanuit de Romeinse geschiedenis weten we dat Pilatus erg onder druk stond van Rome om de vrede te bewaren. Hij is bang voor zijn eigen positie. Hij ziet dat Jezus onschuldig is, maar is bang voor een opstand. Daarom veroordeelt hij Jezus toch tot de dood via kruisiging. Ondertussen heeft Petrus alles van een afstandje bekeken. Driemaal wordt hem gevraagd of hij ook bij Jezus hoort. Hij ontkent driemaal. Jezus dood zorgt voor herstel De Romeinse soldaten martelen Jezus en spijkeren Hem dan bij zijn polsen en enkels vast aan een kruis. Uiteindelijk sterft Jezus een langzame, uiterst pijnlijke verstikkingsdood. Op dat moment scheurt het voorhangsel in de tempel en verschillende mensen staan uit de dood op. Jezus heeft de straf van de mens op zich genomen. Zijn dood herstelt de relatie tussen God en mens die was verbroken sinds Adam en Eva van de verboden vrucht aten. Toch is de overwinning nog niet volledig behaald. Jezus blijft drie dagen dood. Dan staat Hij op uit de dood. Hij verschijnt aan enkele vrouwen en later ook aan andere leerlingen. Zo bewijst Hij dat Hij weer leeft. Matteüs beschrijft de hemelvaart van Jezus niet, maar vertelt wel wat Zijn laatste woorden aan hem en de andere toehoorders waren: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot Mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat Ik jullie opgedragen heb. En houd dit voor ogen: Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.' - Matteüs 28:18-20 Matteüs begon zijn evangelie met de aankondiging van de geboorte van de Immanuël die was voorspeld in Jesaja. Immanuël betekent ‘God met ons' en hier, vlak voor Jezus terugkeert naar Zijn Vader in de hemel, zegt Jezus ‘Ik ben met jullie, tot het einde van de wereld'.
Introductie: Evangeliën & Handelingen (1 minuut) Het Oude Testament beslaat ruim driekwart van de totale Bijbel en niet alle teksten zijn altijd even aangenaam om te lezen, hoewel je hopelijk ook de liefde van God hebt gezien en de hoop die voor ons in het verschiet ligt. Als je de Bijbel van voorkant tot achterkant leest, kan het zelfs zijn dat je een lichte zucht van verlichting slaat als je bij het Nieuwe Testament aankomt. Eindelijk komen we de Lijdende Dienaar / de Messiaanse koning tegen. Maar wie is die nieuwe Koning? Dat is waar de vier volgende Bijbelboeken - de zogeheten ‘evangelieën' - over gaan. Maar er is veel gebeurd sinds Maleachi,de laatste profeet die is opgenomen in het Oude Testament. Hij leefde ruim vierhonderd jaar voor Jezus werd geboren. Dus vier eeuwen lang liet God niet of nauwelijks van zich horen. Inmiddels was er in de regio veel veranderd. De Romeinen waren de nieuwe wereldmacht geworden en hadden Palestina ingenomen. Als het volk ooit een verlosser nodig had dan was het nu wel. Hij kwam ook, maar niet op de manier waarop de Joden Hem verwachtten. En Hij deed en zei andere dingen dan waar ze op hoopten. Maar Hij vervulde wel Gods beloften en behaalde de overwinning op de zonde, de dood en al het kwaad. Matteüs (15 minuten) Matteüs schrijft zijn evangelie ergens tussen het jaar 50 en 70 en zijn doelgroep zijn de Joden van die tijd. Vandaar dat hij erg veel moeite doet om aan te tonen dat Jezus de beloofde Messias is, een Koning uit het nageslacht van David. Daarom citeert deze Matteüs het Oude Testament meer dan zestig keer. Hij wil aantonen dat Gods beloften via Jezus in vervulling zijn gegaan. Matteüs zelf is trouwens een Joodse belastingambtenaar voor de Romeinen. Een corrupte verrader dus die belastingen heft voor de vijand en bovendien een deel van dat geld in eigen zak stopt. Hij en vele andere zondaren worden door Jezus met open armen welkom geheten. Het is dus niet gek dat Jezus niet goed lag bij veel mensen in die tijd, vooral niet bij de mensen met macht en geld. Matteüs werd door Jezus uitgekozen om bij de ‘twaalf' te horen. Dit waren Jezus' beste leerling-vrienden in wie Hij het meeste tijd stak. Waarom? Om hen klaar te stomen om over het Koninkrijk van God te vertellen na Zijn dood en opstanding. Goed nieuws Maar laten we bij het begin beginnen. De eerste vier Bijbelboeken van het Nieuwe Testament worden de ‘evangeliën' genoemd. Het woord ‘evangelie' is afgeleid van een Grieks woord dat ‘goed nieuws' betekent. Matteüs is doordrenkt van goed nieuws. Op iedere pagina zien we Gods Zoon in actie, hoewel er ook weerstand is. Dit eerste evangelie bestaat uit een introductie, gevolgd door verschillende gedeelten met onderwijs en verhalen en dan een korte afsluiting. De eerste vier hoofdstukken vormen samen de opening. In hoofdstuk 1 noemt Matteüs de voorouders van Jezus op. Hij begint bij Abraham, Isaak en Jakob, komt onder meer langs David en Salomo en eindigt bij Jozef, de vader van Jezus. Dit lijkt voor ons wat saai, maar het is eigenlijk een hele slimme manier om de lijn van het Oude Testament door te trekken. Als we de namen van Abraham en David lezen bijvoorbeeld, denken we aan direct aan de beloften die ze kregen van God. Hetzelfde geldt voor de andere namen van wie de verhalen in het Oude Testament uitgebreid of beknopt worden geschreven. Toch is vooral de connectie met David belangrijk, omdat God had beloofd dat de verlosser uit Davids nageslacht zou komen. Het geboorteverhaal Daarna gaat Matteüs verder met het geboorteverhaal van Jezus. Waar we dit verhaal straks in Lucas door de ogen van Maria bekijken, zien we nu vooral wat Jozef meemaakte. Hij komt er namelijk achter dat Maria, zijn verloofde, zwanger is. Er moet een engel aan te pas komen om Jozef te vertellen dat Maria geen overspel heeft gepleegd. Ze blijkt zwanger te zijn van Gods Geest, precies zoals al aan de profeet Jesaja was voorspeld. Matteüs laat trouwens zien dat verhaal van Jezus lijkt op het verhaal van Mozes. Want net zoals in Egypte de jongetjes gedood moesten worden, worden ook alle jongens van twee jaar en jonger in Bethlehem gedood. Waarom? Omdat een lokale gouverneur bang was voor de komst van een nieuwe Koning. Een groep mannen uit het verre oosten die een grote ster hadden gezien, hadden hem dit verteld. Een engel waarschuwt Jozef echter en hij vlucht met zijn gezin naar Egypte. Dus net als Mozes komt Jezus later terug uit Egypte. En zo zijn er nog wel meer overeenkomsten. Jezus laat zich dopen In Matteüs 3 verschijnt opeens Jezus' neef op het toneel, Johannes de Doper. Hij is een profeet zoals Elia en roept de mensen op om zich te laten dopen. Daarmee wassen ze symbolisch hun zonden. Jezus is op dat moment nog niet gestorven en opgestaan, maar deze mensen verbinden zich toch al aan het offer dat Jezus later gaat brengen. Zelfs Jezus, die zonder zonde is, laat zich dopen door deze Johannes. Johannes protesteert, maar Jezus antwoordt Zijn neef: ‘Laat het nu maar gebeuren, want het is goed dat we op deze manier Gods gerechtigheid vervullen.' Jezus hoefde niet te worden gedoopt, maar Jezus wil de wil van Zijn hemelse Vader doen. Jezus laat zich dopen uit gehoorzaamheid en Hij geeft hiermee het goede voorbeeld voor zijn volgelingen. Het mooie is ook dat wie zich tegenwoordig laat dopen, zich identificeert met de dood én opstanding van Christus. Maar hier, als Jezus zich laat dopen, identificeert Hij zich juist met ons. Na deze gebeurtenis zondert Jezus zich af in de woestijn. Veertig dagen lang verblijft Hij daar om zich voor te bereiden op zijn actieve bediening. Dit alles zint Gods tegenstander niet. Satan weet dat Jezus gekomen is om alle beloften te vervullen en hij probeert Jezus een misstap te laten maken. De eerste belofte die God deed na de zondeval was dat op een dag een kind van Eva de slang zou vermorzelen. Dat probeert de duivel op een sluwe manier te voorkomen. Jezus is gekomen om Koning te worden en beter dan ieder ander weet de satan dat Jezus moet lijden om Zijn doel te bereiken. Dus biedt hij de Zoon van God een korte route aan: de hele aarde wordt van Jezus als hij één keer knielt voor Satan. Gelukkig voor ons weigerde Jezus. Hij zou hebben gewonnen, maar wij verloren. De bergrede In hoofdstuk vijf begint een gedeelte waarin Jezus onderwijs geeft en vervolgens aantoont dat Hij de aangekondigde Messias is. Deze preek van Jezus wordt wel de Bergrede genoemd, omdat hij sprak vanaf een berg of heuvel. Hier vertelt Jezus over het ‘koninkrijk van de hemel'. Matteüs is overigens de enige die spreekt over het ‘koninkrijk van de hemel' en niet over ‘het koninkrijk van God'. Dat komt omdat de Joden van die tijd het woord ‘God' uit respect voor de Heer liever niet gebruikten. Het koninkrijk dat Jezus beschrijft, heeft overduidelijk een ander karakter dan dat van aardse koninkrijken. Het zijn de mensen met een nederig hart die deel uitmaken van het hemelse koninkrijk. De treurenden worden getroost, de zachtmoedigen bezitten het land, de barmhartigen ontvangen goedheid en ga zo maar door. Jezus roept alle mensen op om zich te bekeren en Hem te volgen. Maar dat betekent niet dat Jezus de wet aan de kant zet en ervoor in de plaats komt. Hij geeft aan dat Hij juist de vervulling van de wet is. Hij is gekomen om het hart van mensen te veranderen. Er volgen negen korte verhalen waarin we Jezus aan het werk zien. Door het doen van wonderen bewijst Hij dat Hij werkelijk Gods Zoon is. Verschillende mensen worden genezen of bevrijd van demonen, hij kalmeert een storm en brengt zelfs een gestorven meisje terug tot leven. ‘Volg Mij' Tweemaal roept hij zijn toehoorders op om Hem te volgen. Matteüs schrijft hier ook hoe hij zelf een volgeling wordt, terwijl hij nota bene een corrupte belastingambtenaar en verrader van het volk is. De conclusie? Je kunt Jezus' genade alleen ervaren als je in Hem gelooft en Zijn leerling wordt. Het is goed om je te realiseren dat Matteüs zijn boek niet in chronologische volgorde heeft geschreven. Wat het eerst wordt beschreven, is niet per se als eerste gebeurd. In het begin van zijn bediening deed Jezus Zijn werk vooral alleen, al waren er steeds meer mensen die Hem gingen volgen. Uiteindelijk koos hij twaalf mannen uit, onder wie Matteüs, die regelmatig met Hem door de provincie Galilea trokken en later ook door Judea. Tussendoor gingen ze gewoon naar huis. Maar het volgende gedeelte in Matteüs gaat over hoe Jezus deze twaalf mannen er in tweetallen op uit stuurt. Hij traint ze om zelf goed te doen, zelf te bidden voor genezing van mensen en zelf over het koninkrijk van de hemel te vertellen. Het legt uit dat velen hun boodschap zullen aannemen, maar dat er tegenstand en vervolging komt met name vanuit de leiders. In deze hoofdstukken lezen we hoe de mensen reageren op Jezus en Zijn radicale boodschap. Sommigen aanvaarden Hem, anderen wijzen Hem af. Bijzonder pijnlijk is wel dat Zijn eigen moeder, broers en zelfs Johannes de Doper moeite hebben Hem te geloven. Jezus gedraagt Zich zo anders dan ze hadden verwacht.
S4, A29 De Geest is je strijder en zuurstof
Nahum Nadat de profeet Jona de Assyrische stad Nineve met veel tegenzin had opgeroepen zich te bekeren, deden ze dit. Dat was waarschijnlijk rond het jaar 798 voor Christus. Maar ruim tachtig jaar later is Nineve de waarschuwing weer vergeten en nu voorspelt Nahum de ondergang van de stad. Dit keer gaan de inwoners door met hun goddeloze praktijken en uiteindelijk wordt de stad ingenomen en vernietigd door de Babyloniërs. Het had niet zo ver hoeven komen. Nahum beschrijft God ook als een goede God. Hij is als een veilig fort in tijden van nood. Habakuk Habakuk is een man die van God houdt en zijn best doet niet te zondigen. Maar hij wordt van binnen verscheurd door het feit dat anderen bij herhaling Gods wetten overtreden. De Heer laat hem weten dat Hij de Babyloniërs - ook wel Chaldeeën genoemd - zal gebruiken om Juda te straffen. Dit zorgt zacht gezegd voor teleurstelling bij Habakuk. Hij stelt dezelfde vraag die wij misschien ook wel hebben. Waarom zet God een ander, trouweloos volk in om het kwaad te stoppen in Juda? Is dat niet kwaad met kwaad vergelden? Het antwoord: ieder volk dat zich laat leiden door zijn eigen trots gaat uiteindelijk ten onder, maar wie zich houdt aan Gods wet zal leven. (Overigens, wie het Oude Testament goed leest, realiseert zich dat niemand zich volledig aan de wet kan houden, maar dat hij of zij op God moet vertrouwen voor vergeving van zonden. Dat is wat we telkens zien.) Habakuk eindigt met een mooie psalm over de tempel in Jeruzalem. God zal Zijn volk redden. Habakuk hoopt dat hij dat nog zal meemaken, maar zelfs al raakt hij alles kwijt, dan nog zal hij vreugde vinden in de Heer. Op een dag komt alles goed. Sefanja De profeet Sefanja leefde in dezelfde tijd als Habakuk, zo rond 626 voor Christus. Zijn boodschap lijkt ook op die van zijn collega. Eerst brengt hij een boodschap van wanhoop. De Heer zal de kwade volken verwoesten en zelfs de aarde zal vergaan door het vuur van God. Maar één vers later lezen we hoe God niet langer boos is. Sterker nog, de volken zijn nu gezuiverd en ze komen van ver om God te dienen. Niemand, ook Jeruzalem niet, hoeft meer kwaad te vrezen. Haggai Haggai is de eerste Bijbelse profeet die optreedt ná de ballingschap. Misschien herinner je je nog dat een deel van de ballingen terugkeerde naar Juda nadat de Babyloniërs waren verslagen door de Perzen. Onder hen waren Zerubbabel (een nakomeling van David) en Jozua (een afstammeling van Aäron). In feite waren zij de koning en de hogepriester, maar niet officieel. Na terugkomst in Jeruzalem werd begonnen aan de bouw van de tempel, maar al gauw wordt dat werk neergelegd. Wel bouwen de teruggekeerde mensen huizen voor zichzelf. Als de opbrengst van de landbouw tegenvalt, openbaart God aan Haggai dat dit komt doordat de mensen de tempel negeren. Zerubbabel en Jozua luisteren naar Haggai en laten de tempel herbouwen. Zacharia ‘Zacharia' is het langste Bijbelboek van de kleine profeten. Er zitten verhalen in, maar ook visioenen en profetieën. (Een visioen laat een beeld van de werkelijkheid zien en een profetie is zwartwit gezegd een voorspelling van de toekomst.) Deze geven een goede inkijk in de geestelijke strijd, want Zacharia ziet bijvoorbeeld hoe satan probeert om Jozua zwart te maken. Letterlijk. De engelen geven Jozua in opdracht van God echter schone kleren. Hij mag dus zijn taak als priester oppakken. Hij is schoongemaakt en kan bemiddelen tussen God en mens. Ook Zerubbabel krijgt hoopvolle woorden te horen. Niet door kracht of geweld zal hij slagen in zijn leidersrol, maar door de Geest van de Heer. Helaas is het nog geen eind goed, al goed. Het tweede deel van Zacharia bevat profetieën over tijden van moeilijkheden, maar uiteindelijk zal God Zijn volk redden. Hij zal heersen over de aarde en alle volken zullen Hem aanbidden in Jeruzalem. Maleachi Maleachi leefde zo'n vierhonderd jaar voor Christus. Hij laat ons zien dat de mens uit zichzelf niet in staat is om zich aan Gods wet te houden. Hij geeft als het ware gesprekken weer tussen God en Zijn volk. God roept de mens namelijk op trouw te blijven. Daaruit kun je afleiden dat de Israëlieten daar nog altijd niet in zijn geslaagd. Om eerlijk te zijn: het lukt ons vandaag de dag ook niet. Er is meer voor nodig dan goede bedoelingen. En zo bouwt het Oude Testament op naar zijn cliffhanger. ‘Let op', zegt God, ‘Ik stuur een nieuwe profeet, een man zoals Elia.' Jezus zou ons later vertellen dat Hij die ‘Elia' niet was. Het was Jezus' neef, die wij kennen als Johannes de Doper. Samenvatting van de profetische boeken (1 minuut) De profeten spreken namens God en gaan ver - heel ver - om aan het volk duidelijk te maken dat hun eigen gedrag tot hun ondergang zal leiden. In de historische boeken zagen we al dat Israël op enkele perioden na deze waarschuwingen in de wind sloeg. Het noordelijke én zuidelijke rijk werden verslagen door buitenlandse machten en weggevoerd. De profeten zagen dit aankomen. God zette hen in om deze boodschap over te brengen, ook al wist Hij dat de Israëlieten niet tot inkeer zouden komen. Hoewel God wereldrijken gebruikt om Israël, Juda en de landen om hen heen te straffen voor hun goddeloze gedrag, ontkomen ook die arrogante rijken niet aan het oordeel. Zij worden op hun beurt weer verslagen. Zo laat God zien dat Hij geen kwaad kan tolereren. Is er dan geen hoop voor de mens? De mens kan uit zichzelf toch nooit voldoen aan Gods standaard? Dat klopt. Maar er is wel degelijk hoop. God zelf zal voorzien, in de vorm van een Messiaanse Koning. Deze Koning is geen heerser zoals de leiders op aarde die met macht, corruptie en geweld hun koninkrijken vestigen. Nee, deze Koning komt als een Lijdende Dienaar. Hij zal zelfs worden vermoord, maar later ook weer leven en Gods koninkrijk definitief vestigen. Er komt een nieuw Jeruzalem. Mensen uit alle volken zullen God daar aanbidden en God zelf zal tussen hen in wonen. Deze plaats is mooier dan de Hof van Ede. Zo ver is het nog niet. De profetische boeken en dus het Oude Testament eindigen met een open vraag. Wie is deze Dienaar en wanneer komt Hij?
De ‘kleine profeten' vormen het slotakkoord van het Oude Testament. Dit is een verzameling van vrij korte, profetische Bijbelboeken. Dat ze ‘de kleine profeten' worden genoemd, heeft trouwens weinig met het postuur van deze mannen te maken, maar alles met de lengte van deze teksten. Het mooie van deze twaalf boeken? Je ziet het hart van God, alle belangrijke thema's van het Oude Testament komen terug én ze werken toe naar een cliffhanger. Zo worden de Israëlieten gewaarschuwd dat hun relatie met God is verstoord. De oproep is om hun fouten toe te geven, te stoppen met hun afgoderij en terug te keren naar God. Met andere woorden, God geeft hun de kans zich te bekeren. Sommige van deze boeken zijn geschreven voor de ballingschap, andere net daarna. In het boek Koningen hebben we al gezien dat Israël Gods waarschuwingen over het algemeen niet serieus nam en daar uiteindelijk de prijs voor betaalde. Daarom worden Gods oordelen beschreven. Zowel die voor Israël als die voor de volken die Israël onderdrukken en zich evenmin aan Gods wetten houden. Ook beschrijven de profeten de ‘Dag van de Heer'. Dit is de dag waarop God Zijn oordeel zal uitspreken. Een tijd van rampspoed voor mensen die niet bij God willen horen en een zegen voor mensen die wel op God vertrouwen. Zo is er ook hoop en iets om naar uit te kijken: het nieuwe Jeruzalem, een plaats net zo mooi als de Hof van Eden, een plek waarin God weer onder de mensen zal wonen en de hoofdstad van het koninkrijk van de Messiaanse koning. Oké, wie zijn de ‘kleine profeten' en wat hebben ze te vertellen? Hosea Het begint met Hosea, die leefde in het noordelijke koninkrijk rond 750 voor Christus. Hosea kreeg een moeilijke opdracht. Hij moest Gods verbond met het volk Israël uitbeelden. Zoals eerder gezegd, een verbond is een overeenkomst. Een soort contract eigenlijk. Een vorm van een contract is bijvoorbeeld een huwelijk waarbij man en vrouw trouw aan elkaar beloven. Om het huwelijk tussen God en Israël uit te beelden, moest Hosea trouwen met een hoer. Hij redde haar zo uit de prostitutie, maar later was ze hem ontrouw en keerde ze terug naar het bordeel. Hosea kocht vervolgens zijn eigen vrouw terug van het bordeel. Normaal gesproken zou een Israëlische man niet met een prostituee trouwen. En hij zou haar zeker niet terugkopen als ze opnieuw haar oude beroep ging uitoefenen. Toch was dat wat Hosea deed. Op dezelfde manier betaalde God jaren later losgeld voor Israël (en voor ons!) door Zijn Zoon te offeren. Hosea laat zo Gods verlossingsplan zien, al wist hij waarschijnlijk niet hoe God de mens zou vrij kopen. Joël Het is niet bekend wanneer ‘Joël' is geschreven. Het zou kunnen dat dit was net voor de val van Jeruzalem of anders ongeveer 400 jaar voor Christus. Joël vergelijkt een sprinkhanenplaag die het land teistert met de dag van het oordeel. Het boek benadrukt hoe God zonden zal straffen, roept op tot bekering, en laat zien dat er bij God genade en verlossing te vinden is. Dit geldt niet alleen voor Israël maar voor alle natiën. In het nieuwe Jeruzalem zal geen hongersnood zijn zoals tijdens en na de sprinkhanenplaag, maar een overvloed aan voedsel. Amos Amos was een herder uit het zuidelijke rijk dat bestond uit de stammen Juda en Benjamin, maar hij preekte in het noorden. Hij deed dat net vóór of misschien wel in dezelfde periode als Hosea. Amos is om eerlijk te zijn een wat deprimerend boek. Het gaat er vooral over dat Israël nu Gods vijand is en dat God hen zal verwijderen uit het land, net zoals Hij dat eerder deed met de volken die in Kanaän woonden voordat de Israëlieten bezit namen van het land. Amos kreeg te maken met veel tegenstand. Toch heeft hij uiteindelijk ook een paar woorden van hoop. Na het oordeel volgt herstel. Obadja Obadja speelt zich waarschijnlijk af net na de val van Jeruzalem. Misschien dus in dezelfde periode als Joël. Het is het kortste boek uit de Bijbel: slechts één hoofdstuk lang. Het gaat over Edom. De Edomieten zijn afstammelingen van Esau, de tweelingbroer van Jakob. Nadat Jeruzalem was gevallen en een deel van het volk in ballingschap was afgevoerd, plunderden de Edomieten wat er over was van de stad. Veel inwoners die niet waren meegevoerd naar Babylon werden als slaven verkocht. Obadja waarschuwt de Edomieten dat God ook hen zal straffen. De ‘Dag van de Heer' nadert. Het is een dag waarop iedereen verantwoording af moet leggen. Niet alleen Edom, alle volken. Jona Jona is een kort verhaal en waarschijnlijk het meest bekende bijbelverhaal voor iedereen die ooit naar zondagschool is geweest. Het is een boek met een diepe boodschap en heeft bovendien een unieke vorm. Het verhaal speelt zich af tijdens de regering van Jerobeam, ongeveer 750 jaar voor Christus. Als je het goed leest, ontdek dat je er veel humor in Jona zit verstopt. Als God Jona roept om naar Nineve te gaan, gaat Jona de andere kant op. Alsof je als mens kunt wegrennen voor een almachtige God. De reactie van Jona is trouwens wel te begrijpen. Nineve lag in Assyrië (het huidige Irak). De Assyriërs vielen regelmatig andere volken aan en deden de vreselijkste dingen. Ze waren de terroristen van die tijd. Zoals gezegd kan Jona niet vluchten van God. Hij wordt opgeslokt door een vis en wordt pas na drie dagen uitgespuugd. Hij heeft geen andere keus en met tegenzin gaat hij naar Nineve, een stad die volgens hem verwoesting verdient. Maar als Jona heeft gepreekt, bekeren de Assyriërs in de stad zich. Dat is iets waar Jona ontzettend boos over is. Om hem een lesje te leren, laat God een plant groeien om Jona van schaduw te voorzien. Een dag later is de plant al weer weg, omdat God die door een worm heeft laten opvreten. Jona is opnieuw woedend op God. Eigenlijk staat Jona symbool voor Israël. En waar in Nineve iedereen - inclusief de dieren! - hun zonden belijden, doet Jona dat niet. Hij blijft star en boos. Micha Micha is een profeet die vaak wordt aangehaald. Hij schreef zijn boek nog voordat het noordelijke koninkrijk ten prooi viel aan Assyrië. Micha wordt vaak vergeleken met Jesaja omdat dezelfde thema's aan bod komen, maar dan uiteraard een stuk korter. Micha bestaat eigenlijk uit drie preken. Ze gaan onder meer over corruptie: rechters die zich laten omkopen, rijken die wegkomen met misdaden, de armen die moeten lijden en priesters die de mensen alleen ‘helpen' tegen betaling, in plaats van God te dienen. Hierom kan Israël straf verwachten. Toch laat elke preek ook hoop zien. Micha voorspelt dat er Iemand zal komen die het volk als een Herder zal leiden in een tijdperk waarin vrede en rechtvaardigheid hand in hand gaan. Dit is uiteraard de Messiaanse Koning die ook door andere profeten is aangekondigd. Ooit zal God de beloften die Hij aan Abraham heeft gedaan nakomen.
BONUS - Pasen Challenge: De geboorte van een plantje op dorre grond
Daniël was een jonge man die samen met drie vrienden meegenomen werd door de Babyloniërs nadat ze Jeruzalem hadden ingenomen. Daniël is een bijzonder figuur in de Bijbel. Hij is een afstammeling van David en een trouwe volgeling van God. Zelfs in een land dat vijandig staat tegenover de godsdienst van het overwonnen volk Israël, houdt Daniël zich aan Gods wet. Met gevaar voor eigen leven moeten we daar bij zeggen. Het Bijbelboek ‘Daniël' bestaat eigenlijk uit twee delen. In de eerste zes hoofdstukken worden de verhalen van Daniël en zijn vrienden verteld. Eerst weigeren ze het voedsel te eten dat niet voldoet aan Gods voorschriften. Later buigen de drie vrienden - Sadrach, Mesach en Abednego - niet voor het beeld van de koning Nebukadnessar. Ze worden in een grote vuuroven gegooid, maar verbranden niet. Sterker nog: Nebukadnessar ziet een vierde figuur, een engel, rondlopen in de oven. Maar eerder al legt Daniël de droom uit van koning Nebukadnessar. Een reusachtig standbeeld van verschillende materialen wordt verwoest door een grote, rollende steen. Het standbeeld staat symbool voor elkaar opvolgende koninkrijken. De rotsblok die het beeld verwoest, verandert in een berg en staat symbool voor Gods Koninkrijk. Dit is een belangrijk thema van Daniël. De kwaadaardige koninkrijken brengen veel geweld naar deze wereld, maar uiteindelijk zal God ingrijpen. Er komt een einde aan de hoogmoed van deze volken en er komt een koninkrijk van vrede en gerechtigheid. Waarschuwingen voor de koningen Niet veel later in het boek waarschuwt God Nebukadnessar en zijn zoon Belsassar dat ze zich nederiger moet opstellen. Dat doet Hij via een droom die door Daniël moet worden uitgelegd. Ze weigeren hun trots te laten varen en Nebukadnessar wordt waanzinnig. Nu zouden we misschien zeggen dat hij een ernstige psychose kreeg. Zeven jaar lang leeft hij als een wild dier. Na die zeven jaar ‘krijgt hij zijn verstand terug' (zoals hij zelf zegt) en hij heeft zijn lesje geleerd. Nebukadnessar geeft God de eer die Hem toekomt en wordt nog een tijdje koning. Zijn opvolger (en zoon) Belsassar heeft niets geleerd van wat er met zijn vader is gebeurd en laat God links liggen. Op een avond tijdens een groot feest schrijft een vinger op een muur dat zijn tijd is gekomen. Die nacht wordt Belsassar in zijn slaap door een moordenaar om het leven gebracht. Het machtige Babylon wordt overgenomen door de Meden en de Perzen. God zegent Daniël en daardoor krijgt hij een hoge positie. De andere bestuurders zijn jaloers en willen hem ten val brengen. Maar omdat Daniël zo eerlijk en betrouwbaar is, kunnen ze hem alleen pakken via een list. Ze laten de nieuwe machthebber, Darius, een wet uitvaardigen die mensen verbiedt een andere god te aanbidden. Daniël bidt echter vrolijk hardop en bovendien met het raam open. Voor straf wordt hij in een leeuwenkuil gegooid, maar de wilde beesten vallen hem niet aan. Zo is de bemoedigende les voor christenen van alle tijden dat God helpt stand te houden tijdens vervolging. Dat zagen we ook bij de drie vrienden. Veelzeggend zijn hun woorden voordat ze in de oven worden gegooid: ‘Wij zijn ervan overtuigd dat God ons zal redden en zelfs al doet Hij dit niet, dan nog zullen wij uw goden niet vereren!' De visioenen van Daniël Daniël was ook een profeet en met name de laatste zes hoofdstukken laten de visioenen zien die Daniël heeft ontvangen. Hij ziet vier beesten: een soort leeuw met vleugels, een dier dat op een beer lijkt, een soort gevleugelde panter met vier koppen, en een dier met ijzeren tanden en tien horens. Drie van de horens maken plaats voor een andere hoorn. Een engel moet de droom aan Daniël uitleggen. Elk dier staat voor een koninkrijk. Het laatste beest is een zeer kwaadaardig koninkrijk. De nieuwe hoorn staat symbool voor een bijzonder arrogante koning. Iemand die zichzelf boven God plaatst. Hij vervolgt Gods kinderen. In de droom worden deze koninkrijken uiteindelijk verwoest en geoordeeld. Er verschijnt ‘iemand die op een mens lijkt'. Oudere Bijbelvertalingen zeggen: ‘de Mensenzoon'. Dit is de verlosser die later Gods koninkrijk op aarde zal vestigen. Toen Jezus op aarde leefde, noemde Hij zichzelf de Mensenzoon. In de droom is te zien hoe iedereen Hem dient. In een volgend visioen ziet Daniël een ram en een geit. Met de ram wordt het koninkrijk van de Meden en Perzen bedoelt, terwijl de geit symbool staat voor het oude Griekenland. De geit heeft meerdere hoorns, en één daarvan staat symbool voor de zeer kwaadaardige koning waar we eerder over hoorden. Nu vertelt God dat deze koning Jeruzalem zal aanvallen en de tempel zal onteren met afgoden. Maar hij zal geen stand houden tegen God en uit de weg worden geruimd. Het is een hoopvol beeld, maar Daniël raakt ook ernstig in de war. Hij wil onder meer graag weten hoe lang dit nog gaat duren. Hij raadpleegt de boeken van Jeremia en ontdekt dat de ballingschap zeventig jaar zou duren. Die tijd is bijna voorbij en hij smeekt God zich te houden aan Zijn beloften. En ondanks dat nergens wordt beschreven dat Daniël iets verkeerds doet, belijdt hij toch de zonden van het volk. Dan verschijnt een engel aan Daniël. De engel vertelt met een ingewikkelde profetie dat er ooit een gezalfde vorst zal komen, en dat Jeruzalem zal worden hersteld. Toekomstige koningen Daniël krijgt nóg een visioen. God vertelt hem opnieuw van de koningen die nog zullen komen. Eén van hen is bijvoorbeeld de koning die wij kennen als ‘Alexander de Grote', een Griekse veroveraar. Maar al deze koninkrijken verdwijnen weer. Uiteindelijk komt er één koning uit het noorden die Jeruzalem zal veroveren en zijn afgoden neerzet in Gods tempel. Het is onduidelijk welke koning hier wordt bedoeld. Misschien de Syrische koning die in de tweede eeuw voor Christus in Jeruzalem veel joden liet doden en zijn goden in de tempel plaatste. Het kan ook zijn dat de Romeinen worden bedoeld en de verwoesting van Jeruzalem en de tempel in 70 na Christus. Of misschien moet dit visioen nog realiteit worden. Omdat de profetieën in de Bijbel vaak op meer dan één manier uitkomen, geloof ik dat al deze interpretaties waar zijn. Ze zijn op verschillende manieren werkelijkheid geworden en de volledige vervulling komt nog. Het boek Daniël gaf zo hoop aan het volk van God tijdens de ballingschap, tijdens de verovering door de Syrische koning, tijdens de Romeinse onderdrukking en het geeft nu nog steeds hoop, zeker voor mensen die worden vervolgd vanwege hun geloof. Het patroon dat Daniël beschrijft, zien we van Genesis tot Openbaring. De mens is zondig, maar God straft de zonde, vergeeft en redt. De oproep aan ons mensen is om op God te vertrouwen. Verder hoeven we niets te doen. Alleen trouw blijven, zoals Daniël en zijn vrienden lieten zien. Uiteindelijk zal God een eind maken aan al het kwaad en Zijn koninkrijk vestigen.
S4, A26 Jezus volgen is je kruis opnemen
Ezechiël was een jonge priester die net als vele andere Israëlieten werd meegevoerd naar Babel. Op een dag zit hij in het ‘vluchtelingenkamp' aan de rivier als God hem een visioen toont. In zijn beeld ziet hij hemelse wezens met vier koppen. De vleugels van de wezens raken elkaar aan en met zijn allen houden ze een koepel in de lucht. Het is een soort podium waar een troon op staat. Op de troon zit Iemand die op een mens lijkt. ‘De stralende verschijning van de Heer', zegt Ezechiël hierover. Bij een oppervlakkige lezing van deze tekst valt het niet zo snel op, maar de vraag is: wat doet God hier in Babylon? Zijn heerlijkheid hoort te zijn in de tempel in Jeruzalem, waar de ark van het verbond staat. Natuurlijk kan God ook in Babylon spreken tot een profeet als Ezechiël, maar het verontrustende is dat in deze droom Gods troon is verhuisd. Al snel wordt duidelijk waarom Gods troon niet meer in de hoofdstad van Zijn volk staat. Na de eerste aanval van de Babyloniërs komt namelijk een tweede, waarbij Jeruzalem en de tempel nu ook verwoest zullen worden. God roept Ezechiël als profeet om hen te waarschuwen, maar vertelt er ook bij dat de mensen niet naar hem zullen luisteren. Ezechiël beeldt uit De taak van een profeet is niet makkelijk. Ezechiël moet zelfs uitbeelden wat het volk te wachten staat. Zo speelt hij een oorlog na, moet hij zijn haar afscheren en zelfs doen alsof hij de zondebok is die elk jaar op de Grote Verzoendag de woestijn in wordt gestuurd. Hij ligt een jaar op zijn zij en kookt zijn eten boven een hoopje stront, als een teken van het smerige voedsel dat het volk straks krijgt. Wat we in alle voorgaande Bijbelboeken hebben gezien, zien we nu weer. Het volk luistert niet, precies zoals God had voorspeld. Hun hart is te hard. Een jaar later geeft God een nieuw visioen aan Ezechiël. Dit keer laat God zien hoe de tempel wordt onteerd en hoe afgoden worden aanbeden voor het volk. De Heer maakt duidelijk dat de mensen die aan deze kwalijke praktijken meedoen, worden omgebracht. Ezechiël ziet de glorie van God vertrekken uit de tempel, precies zoals in zijn visioen van een jaar eerder. De troon op een koepel, gedragen door hemelse wezens. Het verbond verbroken? Het is een tragisch beeld, want het lijkt erop alsof het verbond tussen God en Zijn volk wordt verbroken. Maar dat is niet zo. God vertelt Ezechiël dat de mensen een nieuw hart nodig hebben, een hart van vlees en bloed. En God zal dat geven. Ook zal Hij uiteindelijk het volk laten terugkeren. De boeken van de profeten zijn soms moeilijk te begrijpen. Toch zijn ze belangrijk, want ze laten Gods hart zien, Zijn passie om Zijn heerlijkheid te delen met ons. In Ezechiël leren we dat de mens van nature zondig is. We zijn niet in staat om ons aan de wet te houden. God zal ons de verandering van ons hart geven die nodig is. Hij is genadig. Maar omdat God niet alleen barmhartig maar ook rechtvaardig is, kan Hij het kwaad niet ongestraft zijn gang laten gaan. Er blijken dan weer twee categorieën mensen te zijn: zij die hun vertrouwen op God stellen en zij die God afwijzen. Mensen die trots zijn en die niets met God te maken willen hebben, zullen worden geoordeeld. Dit geldt voor Israël, voor Jeruzalem maar ook voor volken om Israël heen. De hoofdstukken die deze oordelen beschrijven, zijn om moedeloos van te worden, maar in het laatste deel van het boek communiceert God hoop. De Heer neemt Ezechiël mee naar een vallei met droge botten. Hier is een leger gestorven. Maar God brengt de mensen weer tot leven. De botten krijgen hun vlees, hun organen en hun huid weer terug. Ook wordt het hart van steen vervangen door een hart van vlees. De transformatie is compleet. Dit zijn nieuwe mensen gemaakt van oude mensen. Dit verhaal doet denken aan Genesis 2, waarin God Adam en Eva creëert. Er komt dus een tweede schepping, één waarin de mens weer een relatie met God kan hebben, zoals Adam en Eva dat ook hadden voor ze van de verboden vrucht aten. Wat doet God met het overgebleven kwaad? Toch blijven er nog vragen over. Wat doet God bijvoorbeeld met al het kwaad dat nog in de wereld heerst? En keert God terug naar de tempel in Jeruzalem? Daar geeft God antwoord op aan het einde van Ezechiël. Eerst wordt de ondergang beschreven van een heerser die ‘Gog' wordt genoemd. Hij vertegenwoordigt de verschillende tirannieke volken in die tijd. Ze verzetten zich tegen Gods plan om Zijn volk te redden en worden daarom verwoest. Zodra het kwaad is verslagen, verschuift de focus naar het herstel van de wereld. Ezechiël beschrijft een nieuwe tempel, één die nog groter en majestueuzer is dan de tempel die Salomo ooit bouwde. Gods troon - ofwel: Gods glorie - keert ook terug naar de tempel. Het zou kunnen dat er in het toekomstige koninkrijk van God weer een tempel komt. Persoonlijk denk ik dat de nieuwe tempel in Ezechiëls visioen vooral een symbool is voor het feit dat mensen weer vrij toegang hebben tot God. God woont dan weer onder ons. Dit gebeurde natuurlijk al toen Jezus naar de aarde kwam, maar gebeurt pas ten volle als Jezus weer terugkeert naar de aarde en Zijn koninkrijk definitief zal vestigen. Gods beloften komen vaak in fases uit. Ezechiël zegt niet in welke stad deze nieuwe tempel staat, wat voor mij ook een reden is om dit vooral symbolisch te zien. Maar het is zo'n krachtig beeld… Uit de tempel stroomt namelijk water. Levend water. Want als het uitkomt in de dode zee, komt het leven terug in de zee. Er groeien weer planten en bomen, dieren nemen bezit van het land, vissen van het water. Het is alsof we terug zijn in Genesis 1. In deze ‘tuin' of ‘hof' wordt een stad gesticht. En de naam van stad? ‘De Heer is daar!'
Klaagliederen is een verzameling van vijf treurige liederen. Je zou ze ook ‘begrafenisliederen' kunnen noemen. Deze gedichten zijn waarschijnlijk geschreven door Jeremia, maar zeker weten doen we het niet. Het is wel de reden dat de Klaagliederen in de christelijke Bijbel ná Jeremia komen, terwijl het niet echt een profetisch boek is. Het is geschreven in de tijd van de val van Jeruzalem, waarin de Babyloniërs de stad verwoesten, mensen vermoorden en nog meer leed aanrichten. Interessant is dat ieder vers van ieder gedicht begint met een letter van het Hebreeuwse alfabet, dat uit 22 letters bestaat. Daardoor lijkt het alsof de dichter het lijden van Israël van A tot Z beschrijft. Het eerste, tweede en vierde lied bestaan uit 22 verzen, keurig op volgorde van het alfabet. Het derde gedicht is eveneens op volgorde, maar dit is 66 verzen lang. Het vijfde en laatste lied bevat weer 22 verzen, maar ze staan niet op volgorde van het alfabet, alsof de schrijver hier de weg kwijt was en de chaos in zijn hoofd regeert. Het lied van de weduwe In het eerste lied horen we van een weduwe, die later de stad Sion blijkt te zijn. Sion is een andere naam voor Jeruzalem. Ze is alleen en niemand troost haar. Ze bekent haar zonden en vraagt aan God om verlossing. Klaagliederen is één van de redenen dat de Bijbel zo uniek is. Welke almachtige God zou toestaan dat mensen zo over Hem spreken? In het tweede lied wordt Hij zelfs als een vijand neergezet. Maar God geeft ruimte aan deze emoties. In het hart van Klaagliederen vinden we dus het langste gedicht, drie verzen per letter. We horen rechtstreeks van een eenzame man die spreekt over zijn lijden en zijn verdriet. Veel van zijn woorden lijken op andere passages uit het Oude Testament. De klaagzang van Job, rouwgedichten uit de Psalmen en zelfs stukken uit Jesaja over de lijdende Dienaar. De man aan het woord erkent dat het lijden komt door de ontrouw van de mens. Toch geeft juist dit hem hoop. Als God Zijn belofte hield over straf dan zal Hij ook zijn belofte over vergeving en verlossing laten uitkomen. Hij zegt: Genadig is de HEER: wij zijn nog in leven! Zijn ontferming kent geen grenzen. Elke morgen schenkt hij nieuwe weldaden. – Veelvuldig blijkt uw trouw! Ik besef: mijn enig bezit is de HEER, al mijn hoop is op hem gevestigd. Goed is de HEER voor wie hem zoekt en alles van hem verwacht. Goed is het geduldig te hopen op de HEER die redding brengt. (Klaagliederen 3: 22-26) Smeken om Gods genade Het vers ‘Elke morgen schenkt Hij nieuwe weldaden' wordt vaak geciteerd. Het is makkelijk om dit te zeggen als het goed met je gaat. Maar wat als rampspoed je treft? Toch is dat wat de dichter hier doet. Het leed is echter niet van de ene op andere dag voorbij. Eerst wordt in lied 4 het verschrikkelijke lijden tijdens de belegering van Jeruzalem beschreven. Aan de andere kant herinnert de dichter zich ook nog hoe mooi het ooit was. Dat maakt het lijden extra zwaar. In het vijfde lied wordt gesmeekt om Gods genade. De schrijver bidt om een einde aan het lijden, om een terugkeer naar Jeruzalem en de dagen van vroeger. Er komt geen antwoord, geen laatste verlossend woord van hoop. Wel zegt Jeremia of wie dan ook maar de auteur is: ‘U, Heer, U zit voor eeuwig op Uw troon'. Het is alsof we ons moeten vasthouden aan dat gegeven. God zit op Zijn troon. Hij heeft beloften gedaan van verlossing, vrede en herstel. Er zal een nieuwe Koning komen. Maar tot die tijd maken we soms perioden van diep lijden mee.
S4, A24 Jezus volgen is met Jezus op weg gaan
Jeremia is de profeet die na Jesaja kwam. Hij maakte de laatste veertig jaar van het koninkrijk Juda mee. Hij werd door God geroepen toen hij nog maar een jonge priester was. Het grootste deel van zijn leven moest hij nare boodschappen verspreiden over het aanstaande oordeel dat het zuidelijke rijk te wachten stond. Het noordelijke rijk bestaande uit tien stammen van Israël was al weggevoerd door de Assyriërs. Toen God Jeremia riep, heerste koning Josia nog in Juda. Hij was de laatste goede koning, die ervoor zorgde dat de God van Israël werd aanbeden en geen afgoden. In de dagen van Josia rustte de zegen van God nog op het land en het volk. Na zijn dood ging het volledig bergafwaarts met Juda. Jeremia kreeg de ondankbare taak om de leiders en de mensen te waarschuwen voor de straf die zou komen. Hij riep op tot bekering maar slechts weinig mensen luisterden. Toch bleef hij klagen en daarom wordt hij ook wel de ‘klagende profeet' genoemd. God gaat niet over één nacht ijs Veel mensen hebben moeite met de straffen van God. Of anders gezegd: waarom staat God dit toe of dat? Het boek Jeremia laat zien dat God niet over één nacht ijs ging. Hij had het volk via Mozes al gewaarschuwd wat er zou gebeuren als ze Hem zouden verlaten. De Judeeërs en Benjaminieten hadden gezien wat er gebeurd was met hun broeders en zusters in het noorden. Jesaja riep op tot inkeer en deze Jeremia nu ook. Maar de mensen luisteren niet. Jeremia wordt voor leugenaar uitgemaakt, zelfs gevangen gezet en gemarteld met stokslagen. Uiteindelijk, tot groot verdriet van de profeet, komen zijn woorden uit. Babylon neemt in 597 voor Christus de macht over. Koning Sedekia mag namens de Babylonische koning Nebukadnessar regeren. Zo'n tien jaar later komt Sedekia in opstand en wordt Jeruzalem opnieuw belegerd. Het is onduidelijk hoelang dit precies duurde, maar na 18 of zelfs 30 maanden viel de stad en werden talloze mensen meegevoerd naar Babel. Jeremia wist dat het ging gebeuren en maakte het lijden bovendien mee, al ging hij niet naar Babylon. Hij werd ontvoerd door een groep mensen die naar Egypte vluchtte en stierf daar. Het Bijbelboek Jeremia is geschreven door Baruch, een vriend, leerling en secretaris van Jeremia. God had Jeremia opdracht gegeven Zijn profetieën op te schrijven. Baruch voegde er ook verhalen over het leven van Jeremia aan toe. Het verhaal begint met de roeping van Jeremia. Net als Mozes verzet hij zich tegen de opdracht die God hem wil geven. Hij vindt zichzelf nog te jong, maar God zegt hem dat hij voor niemand bang hoeft te zijn, want Hij zal hem terzijde staan en redden. Jeremia accepteert de missie en profeteert iedere keer als God hem dat vraagt. Hij doet dat met bloemrijke taal. Zo wordt Israël vergeleken met een overspelige vrouw en de leiders worden corrupt genoemd. Door de afgoderij en gebrek aan integriteit is er veel onrecht in de samenleving. Weduwen, wezen, vreemdelingen en andere kwetsbare groepen worden uitgebuit en niet beschermd. Dat is een duidelijke overtreding van Gods wet. Er worden zelfs kinderoffers gebracht. Naderend oordeel Ondertussen gaat de tempeldienst gewoon door. Jeremia gaat naar de tempel en brengt Gods boodschap van een naderend oordeel. ‘Beter je leven, dan mogen jullie in dit land blijven wonen. Vertrouw niet op die bedrieglijke leus: “Dit is de tempel van de Heer!”,' zegt Jeremia. God is woest dat het volk denkt dat hen niets kan gebeuren en dat Zijn naam onteerd wordt. ‘Kijk maar eens naar wat Ik met het noordelijke volk heb gedaan', zegt God. Hij draagt Jeremia op zijn hoofd kaal te scheren - een schande in die tijd - en het haar weg te gooien. Op diezelfde manier zal God zich ontdoen van Juda. Een leger dat komt uit het noorden zal de tempel verwoesten. Later wordt duidelijk dat het hier om Babylon gaat. Inmiddels heeft Babylon een nieuwe koning gekregen, Nebukadnessar. In het eerste jaar van zijn regering laat God Jeremia aan de inwoners van Jeruzalem vertellen dat de Babylonische legers eraan komen en dat het volk zeventig jaar in ballingschap moet doorbrengen. Babylon is als een beker met wijn. De beker is tot de rand gevuld met Gods rechtvaardige woede vanwege alle misstanden, zonden en afgoderij. Hoofdstuk na hoofdstuk vertelt Jeremia wat het volk te wachten staat. Maar de Babylonische opmars zou niet alleen een straf voor Israël zijn. Ook de omringende landen, die net zo min doen wat God van hen verlangt, zullen ten prooi vallen aan dit nieuwe wereldrijk. Gedichten van hoop Te midden van deze zwarte bladzijden uit de menselijke geschiedenis vinden we ook gedichten van hoop. God bevestigt aan Jeremia wat hij ook al tegen Mozes zei: dat Hij Zijn kinderen niet in de steek zal laten. Het volk zal uiteindelijk terugkeren. Er zal een nieuw verbond worden gesloten tussen God en mens. Uiteindelijk zal datgene gebeuren wat de wet niet voor elkaar kan krijgen: het hart van de mens wordt veranderd. ‘Maar dit is het verbond dat Ik in de toekomst met Israël zal sluiten – spreekt de HEER: Ik zal Mijn wet in hun binnenste leggen en Hem in hun hart schrijven. Dan zal Ik hun God zijn en zij Mijn volk. Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden: “Leer de HEER kennen,” want iedereen, van groot tot klein, kent Mij dan al – spreekt de HEER. Ik zal hun zonden vergeven en nooit meer denken aan wat ze hebben misdaan.' (Jeremia 31:33-34) En ook: ‘De dag zal komen – spreekt de HEER – dat Ik de belofte die Ik het volk van Israël en Juda heb gedaan, gestand zal doen. Op die dag, in die tijd, zal ik aan Davids stam een rechtmatige telg laten ontspruiten, die recht en gerechtigheid in het land zal handhaven. Dan wordt Juda verlost en de inwoners van Jeruzalem zullen in vrede leven. En de naam van de stad zal zijn “De HEER is onze gerechtigheid”. Want dit zegt de HEER: Er zal altijd een nakomeling van David op de troon van Israël zitten en er zullen altijd Levitische priesters zijn die mij dienen, die brandoffers zullen brengen, graanoffers zullen opdragen en vredeoffers zullen bereiden.' (Jeremia 33:14-18) Er zal dus een Verlosser komen, een Gezalfde. En als Hij er is, dan zullen de andere volken de God van Israël als de enige ware God erkennen. Voor het zover is, volgt eerst het oordeel over Israël en de omringende landen, uitgevoerd door Babylon. Dat God Babylon gebruikt, wil niet zeggen dat God hun geweld, hun misdaden en hun zonden goedkeurt. Integendeel. De koning van Babylon - zo blijkt later - ziet zichzelf ook als een gelijke van God. En dus zal God uiteindelijk ook Babylon oordelen. Later worden ze verslagen door de Perzen. Aan het einde van Jeremia zien we hoe alle voorspellingen uitkomen en hoe Jeruzalem en de tempel worden verwoest. Het boek eindigt echter met vrijwel hetzelfde slothoofdstuk als 2 Koningen. Er wordt verteld hoe koning Jojachin van Juda, na 37 jaar gevangenschap, gratie krijgt van de koning van Babylonië. Deze afstammeling mag voortaan aan het hof wonen. En zo blijft de hoop levend.
S4, A23 Jezus volgen is opnieuw geboren worden
Na de boeken van Mozes, de historische en profetische boeken komen de profetische boeken. Profeten zijn mensen die boodschappen van God doorgeven. Vaak voorspellen ze wat er in de toekomst gaat gebeuren. De profetische boeken zijn soms moeilijk te begrijpen. Zeker als het gaat om wat er in de toekomst gaat gebeuren. Toch laten de profetische boeken vooral een God zien die achter Zijn volk aanzit en hen probeert te behoeden voor misstappen. Hij is als de Echtgenoot van een overspelige vrouw. Ondanks de ontrouw van Zijn volk blijft God vechten voor het hart van Israël (én de rest van de wereld). Hij maakt duidelijk dat Israël tekort schiet als Zijn dienaar en dat er een Lijdende Knecht zal komen, die uiteindelijk Koning wordt. Dit is de Messias - de Verlosser - die de wereld zo nodig heeft. Jesaja (10 minuten) Jesaja is waarschijnlijk de bekendste profeet die we kennen. ‘Jesaja' betekent ‘De Heer redt' en de naam lijkt dus erg op bijvoorbeeld ‘Jozua' en ‘Jezus'. Het Bijbelboek dat Jesaja's naam draagt, is als het ware een mini-Bijbel. Het beschrijft de val van de mens, de gevolgen van de zonde, hoe de mens zonder God steeds verder wegzakt en hoe God uiteindelijk redding brengt. Jesaja leefde zo'n 750 jaar voor Christus. Dat is dus de tijd die in het Bijbelboek Koningen wordt beschreven. Juda en het tienstammenrijk (Israël genoemd) leefden naast elkaar. In 722 werd Israël verslagen door Assyrië en hield het tienstammenrijk op te bestaan, precies zoals Jesaja voorspelde. Hij profeteerde ook over de ballingschap van Juda. Het eerste deel van Jesaja is weinig hoopvol. Tussen hoofdstuk 1 en hoofdstuk 39 wordt vooral gesproken over de zonde en het oordeel van God voor mensen die volharden in hun rebellie. Vanaf hoofdstuk 40 is de toon een stuk positiever. Dan krijgen we te horen over de hoop die we vinden in God en beloften over genade, herstel en vrede. Vier thema's komen nadrukkelijk naar voren in dit Bijbelboek: 1. God is de Heilige van Israël; 2. Israël is Gods heilige volk; 3. Jeruzalem is Gods heilige stad; 4. God roept de heidenen (dus de mensen die niet tot het volk Israël behoren) op om Hem te aanbidden. Ook profeteert Jesaja over de Messias (de ‘Gezalfde'). Dit zijn een paar sleutelverzen: Jezus' geboorte: Daarom zal de Heere Zelf u een teken geven: Zie, de maagd zal zwanger worden. Zij zal een Zoon baren en Hem de naam Immanuel geven. (7:14, Herziene Statenvertaling) Jezus' bediening: De geest van God, de HEER, rust op mij, want de HEER heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen, heeft hij mij gezonden, om aan verslagen harten hoop te bieden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan geketenden hun bevrijding, om een genadejaar van de HEER uit te roepen en een dag van wraak voor onze God, om allen die treuren te troosten, om aan Sions treurenden te schenken een kroon op hun hoofd in plaats van stof, vreugdeolie in plaats van een rouwgewaad, feestkledij in plaats van verslagenheid. (61:1-3a) Jezus' lijden en dood: Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam. Wij echter zagen hem als een verstoteling, door God geslagen en vernederd. Om onze zonden werd hij doorboord, om onze wandaden gebroken. Voor ons welzijn werd hij getuchtigd, zijn striemen brachten ons genezing. Wij dwaalden rond als schapen, ieder zocht zijn eigen weg; maar de wandaden van ons allen liet de HEER op hem neerkomen. (53:4-6) Jezus' opstanding: Neig uw oor en kom tot Mij, luister, en uw ziel zal leven; want Ik zal met u een eeuwig verbond sluiten: de betrouwbare gunstbewijzen aan David. (55:3, Herziene Statenvertaling) Met dit in ons achterhoofd gaan we kijken wat er zoal gebeurd in Jesaja. In de eerste hoofdstukken zien we Gods aanklacht tegen Israël en Jeruzalem en wordt ook in detail het oordeel beschreven. Het zesde hoofdstuk is echter uniek in de Bijbel, omdat het een inkijkje geeft in de hemel. Jesaja wordt namelijk in een visioen naar de troonzaal van God getransporteerd, waar enkele hemelwezens uitroepen hoe heilig God is. Jesaja is doodsbang. Hij weet dat geen zondig mens de heilige God kan zien en dat kan overleven. Dan gebeurt er iets bijzonders, iets wat we niet mogen missen. Een engel raakt Jesaja aan met een stukje houtskool. Het is een symbolische handeling. God zuivert Jesaja hier van zijn zonden. Dat kon vanwege het offer dat Jezus later zou brengen. Jesaja's opdracht De Heer geeft Jesaja een opdracht: hij moet het volk vertellen van Gods aanstaande oordeel. We verwachten en hopen natuurlijk dat de mensen zullen luisteren en zich zullen bekeren. God legt aan Jesaja uit dat dit niet zal gebeuren. Toch moet hij deze opdracht volbrengen en trouw blijven aan Gods plan. Jesaja vraagt hoe lang hij moet profeteren. God antwoord, ‘Totdat de steden en huizen geheel verlaten zijn en er geen mens meer woont, tot heel het land verwoest is, één grote woestenij. Totdat de Heer de mensen heeft weggevoerd en er totale verlatenheid heerst in het land. En als er nog een tiende deel achterblijft, dan gaat ook dat in vlammen op, zoals een eik of een terebint wordt geveld voor een vuur. Er blijft slechts een stronk over, en het zaad in die stronk is heilig.' Als het volk een bos is, dan blijft dus slechts één stronkje over. Een heel klein beetje hoop dus. Maar het zaad in die stronk is wel heilig. Dat roept de vraag op: ‘Wie is dat heilige zaad?' Het duurt niet lang voor God die vraag via Jesaja's woorden beantwoordt. Eerst gaat de profeet naar koning Achaz, een afstammeling van David en de koning van Jeruzalem. Hij vertelt hem dat zijn ondergang nadert. Assyrië zal eerst het tienstammenrijk verwoesten en daarna is Juda aan de beurt. Toch mag hij ook een boodschap van hoop brengen. Uit de maagd zal namelijk een zoon geboren wordt, een ‘Immanuel'. Immanuel betekent ‘God met ons'. Ook zegt Jesaja, ‘Uit de stronk van Isaï schiet een telg op'. Isaï is een andere naam voor Jesse, de vader van David. ‘En op Hem zal de Geest van de Heer rusten.' Deze nieuwe Koning zal Gods volk bevrijden en een tijdperk van vrede en gerechtigheid zal aanbreken. Zoals gezegd, Jesaja voorspelde niet alleen de komst van Assyrië, maar ook de komst van Babylon. Deze koninkrijken waren echte wereldmachten in die tijd, arrogant en gewelddadig. Babylon was zelfs een paar graden erger dan de Assyriërs voor hen. De Babylonische koningen beschouwden zichzelf als hoger dan alle andere goden in deze wereld. God heeft Zijn oordeel voor zowel Assyrië als Babylon als enkele andere natiën klaar. Gelukkig is het oordeel nooit het laatste hoofdstuk dat God schrijft. Het kwaad moet worden gestraft, zeker. Maar bij God is er altijd hoop op genade, voor zowel de afstammelingen van Israël als voor de andere volken. Eerst zien we nog hoe God de aarde verwoest en zuivert, maar daarna wordt een geweldig feest beschreven op de berg Sion (waar Jeruzalem ligt). Deze feestmaaltijd is voor ALLE volken. Dus ook voor de volken die er in de eerdere passages flink van langs kregen. De boodschap is duidelijk: het kwaad zal worden vernietigd en wie zijn hoop in de Heer vindt, mag deelnemen aan de feestmaaltijd. Dat klinkt enerzijds zo eenvoudig, maar anderzijds is het zo moeilijk. De leiders van Jeruzalem vertrouwen bijvoorbeeld meer op militaire bescherming van Egypte dan op God. Jesaja spreekt hen daar op aan. Alleen berouw tonen en terugkeren naar God kan Jeruzalem redden van Assyrië, de grote vijand. Hizkia luistert naar Jesaja en smeekt God om de stad en zijn koninkrijk te redden. God luistert. Hij laat een engel in één nacht 185.000 Assyrische soldaten ombrengen. Helaas gaat Hizkia een volgende keer wel de mist in. Hij laat een groep Babylonische vertegenwoordigers alles in zijn stad zien, inclusief de tempel, de paleizen en de schatkamers. Het is een poging om een nieuwe alliantie voor bescherming te smeden. Jesaja vertelt hem dat hij een grote fout heeft gemaakt. Dat blijkt ook wel. Een eeuw later komt Babylon om Jeruzalem te vernietigen en haar schatten te roven. De inwoners worden meegevoerd naar Babylon. Is de hoop dan toch verloren? Nee. Het boomstronkje met daarin het heilige zaad is overgebleven, precies zoals God had voorspeld. Is Jesaja de enige schrijver? De tweede helft van Jesaja is dan ook een stuk hoopvoller. Maar er is iets geks aan de hand. God spreekt hier namelijk alsof de ballingschap al heeft plaatsgevonden. We moeten dan ook weer even naar de tijdlijn kijken. Jesaja leefde zo'n honderd jaar vóór de Babyloniërs Jeruzalem innamen en een groot deel van de bevolking meenamen (dat was in 597 voor Christus). De tempel werd tien jaar later verwoest en opnieuw werden Israëlieten meegenomen naar Babylon. Jesaja voorspelde dit al en bewees zo een profeet van God te zijn. Het zou goed kunnen dat hij ook voorspellingen deed voor de periode na de ballingschap. Als God Jesaja honderd jaar vooruit kon laten kijken, kon Hij hem ook tweehonderd jaar in de toekomst laten zien. Maar het zou ook kunnen dat het tweede gedeelte van het boek is geschreven door profeten in de traditie van Jesaja. Zeg maar, Jesaja's leerlingen en leerlingen van die leerlingen. In de hoofdstukken 8, 29 en 30 zegt God namelijk tegen Jesaja dat hij bepaalde zaken moet opschrijven en de boekrollen moet verzegelen. Het is mogelijk dat deze mensen die boekrollen van Jesaja later hebben geopend en deze hebben geïnterpreteerd volgens de tijd waarin ze leefden. De meeste academici geloven dat Jesaja niet alleen door Jesaja is geschreven. Zelf neig...
S4, A22 Jezus volgen is je hart laten breken
Net als je denkt dat de Bijbel niet gekker kan worden, kom je aan bij Hooglied, een Bijbelboek waar je rode oortjes van zou kunnen krijgen. In het Engels wordt Hooglied meestal ‘Song of Songs' genoemd, ofwel ‘Lied der Liederen'. Dat is net zoiets als ‘het Heilige der Heiligen' (de heiligste plaats van alle heilige plaatsen) en ‘Koning van de Koningen' (de belangrijkste koning). Hooglied is dan ook het hoogste lied, het meest verheven lied. De meeste Bijbelvertalingen zeggen dat Salomo de auteur van Hooglied is. Dat zou kunnen, want hij heeft meer dan duizend liederen geschreven. Maar de inhoud komt niet erg overeen met zijn leven. Het is dan ook waarschijnlijker dat het lied vóór Salomo is geschreven, als een soort terechtwijzing. Er komen drie personages aan het woord, een man, een vrouw en de vriendinnen van de vrouw (‘meisjes van Jeruzalem' genoemd in de NBV-vertaling). Net zoals het Bijbelboek Ester noemt Hooglied God niet bij naam, maar is Hij op de achtergrond aanwezig. De man en de vrouw zijn fysiek erg tot elkaar aangetrokken en zijn constant op zoek naar elkaar. Je moet de metaforen die worden gebruikt om elkaars eigenschappen te omschrijven overigens niet letterlijk nemen. Dan zouden deze mensen er wel erg vreemd uitzien. Zo zegt zij over de liefde van haar leven: ‘Mijn lief glanst en schittert, hij steekt boven duizenden uit. Zijn hoofd is van goud, het zuiverste goud, zijn lokken zijn als dadeltrossen, ravenzwart. Zijn ogen zijn als duiven bij een stromende beek, die baden in water, die gedompeld zijn in melk. Zijn wangen zijn als balsemtuinen, die overheerlijk geuren. Zijn lippen zijn als lelies, die druipen van vloeiende mirre.' En zo gaat ze verder tot ze zelfs zijn voeten heeft beschreven. De boodschap is duidelijk: ze vindt alles geweldig aan hoe hij eruit ziet en eert ieder lichaamsdeel. Gelukkig voor deze Bijbelse Romeo en Julia vinden ze elkaar. De gedichten eindigen telkens vóór ze gaan vrijen, net zoals in een film het beeld op zwart gaat voor zo'n intiem moment. In het volgende gedicht zijn de twee geliefden weer op zoek naar elkaar en herhaalt zich de cyclus. Zo wordt voortdurend de seksuele liefde bezongen. Het is prachtig om zo lief te hebben en zo geliefd te worden. Het verhaal heeft een open einde. De vrouw vraagt aan de man om samen weg te lopen. En dan is het afgelopen, net zoals de meeste romantische films en boeken. De twee geliefden gaan samen verder. We hopen dat ze nog lang en gelukkig leven. Natuurlijk dringt zich de vraag op: waarom is dit boek opgenomen in de Bijbel? Wat wil God dat wij hier van leren? Ik denk dat het antwoord op deze vraag uit meerdere lagen bestaat, die los van elkaar én allemaal samen waar zijn, zoals schillen van een ui. De meest duidelijke laag is dat je de tekst min of meer letterlijk moet nemen. Het gaat hier om een man en een vrouw die elkaar liefhebben en zich intens tot elkaar voelen aangetrokken. Een laag dieper gaat het over God en Israël. Ook God verlangt naar zijn volk en het volk verlangt naar God. God is de man in het verhaal, Israël de vrouw en de liefde is het verbond met God. In het Nieuwe Testament schrijft de apostel Paulus aan de kerk in Efeze over de liefde van Christus voor Zijn bruid, de Kerk. Dat is de derde laag. Christus houdt van Zijn vrouw (de kerk). Maar er is nog iets opvallends aan de bloemrijke omschrijvingen in Hooglied. De man en de vrouw gebruiken veel metaforen die te maken hebben met de natuur in het algemeen en tuinen in het bijzonder. In zekere zin doet Hooglied denken aan de Hof van Eden. Net als Adam en Eva voor de zondeval zijn de man en de vrouw in Hooglied naakt, onschuldig, nog niet aangeraakt door de zonde. Ze lijken wel volmaakt, zoals Adam en Eva eens volmaakt waren. Is dat niet mooi? Voor elke herinnering aan hoe perfect de aarde was voor de eerste zonde, is er ook een belofte aan hoe het eens zal zijn. Als je Hooglied leest, wakkert dat hopelijk je verlangen aan naar hoe het eens weer zal zijn. Samenvatting van de poëtische boeken (1 minuut) Op het oog lijken de vijf poëtische boeken weinig met elkaar gemeen te hebben. Toch zijn er veel overeenkomsten. In Job bijvoorbeeld maken we kennis met een man die veel lijdt en niet begrijpt waarom. God beantwoordt die vraag ook niet, maar roept Job wel op om trouw te zijn. Hij vergeeft Job, herstelt en geneest hem, en uiteindelijk ontvangt Job het dubbele van wat hij heeft verloren. Job leerde Gods karakter nu pas echt kennen. Ook in de Psalmen roepen de mensen het uit tot God. Ze mogen alles tegen Hem zeggen, zo lang ze maar trouw aan Hem blijven. ‘Blijf hopen op God', is de boodschap. ‘Ooit komt er Iemand die jullie zal verlossen'. Het boek Spreuken draagt ons op ‘wijs' te zijn. Dat gaat dieper dan je te houden aan allerlei waarheden en principes. Ware wijsheid is ‘God vrezen'; niet bang voor Hem zijn maar Hem wel boven jezelf plaatsen. Vertrouw op Hem. Prediker belicht dit thema op een andere manier. Deze leraar lijkt de weg kwijt te zijn, maar ontdekt dan dat het leven wel degelijk zin heeft. Tenminste, als je op God vertrouwt. Dat is een nogal verstandelijke redenatie. In Hooglied neemt het gevoel het over. Hier wordt de liefde tussen een man en een vrouw bezongen, maar het gaat verder dan dat. Hooglied gaat ook over de diepe liefde tussen God en Israël, én over de liefde tussen Jezus en de Kerk. Hooglied is ook een belofte. Zoals het eens was tussen Adam en Eva, en tussen God en mens, zo zal het ooit weer worden.
S4, A21 Op die dag zal een bron ontspringen
Hoe zou je het vinden, na alles wat we geleerd hebben over de inhoud van de Bijbel, om te horen dat het leven zinloos is? Lucht en leegte, even ongrijpbaar als de wind? Misschien zou je de Bijbel wel dichtslaan. Toch is dit precies wat het boek Prediker doet. Maar wacht nog even! Voor je je handen in de lucht gooit: het boek gaat veel dieper dan deze oppervlakkige visie dat het leven niets voorstelt. Het eerste vers stelt ons voor aan ‘Prediker', een zoon van David en koning in Jeruzalem. Je kunt het Hebreeuwse woord voor Prediker, Qohelet, ook vertalen met ‘Leraar'. Letterlijk betekent het zelfs ‘iemand die mensen samenbrengt'. Wie deze man werkelijk was, dat weten we niet. Sommigen denken Salomo, of een latere koning. Of het is iemand die zich voordoet als een ‘Salomo-achtig figuur'. Om eerlijk te zijn, het is niet heel relevant om te weten wie deze Prediker is. Prediker is namelijk niet de auteur van dit Bijbelboek, maar een personage. Dat is een belangrijk onderscheid. Als schrijver gebruik ik personages om een bepaald punt te maken, maar dat wil niet zeggen dat ik het eens ben met wat hij/zij doet of zegt. Ik heb hem/haar wel nodig om het verhaal in een bepaalde richting te duwen. De auteur van Prediker gebruikt deze verteller op dezelfde manier. Hij introduceert Prediker, laat hem een monoloog houden en aan het eind vat hij samen wat Prediker heeft gezegd en verbindt er een conclusie aan. ‘Alles is leegte' ‘Lucht en leegte', begint Prediker. ‘Lucht en leegte, alles is leegte.' Feitelijk zegt hij, ‘Het leven is als rook. Je ziet het, je voelt het, maar het is ongrijpbaar en kan zomaar uit je handen glippen.' Hij gebruikt talloze voorbeelden om aan te tonen dat het eigenlijk niet uitmaakt wat wij doen. Zo heeft Prediker als koning feesten georganiseerd waarbij de wijn rijkelijk vloeide, paleizen en wijngaarden gebouwd, goud en zilver verzameld en het bed gedeeld met vele vrouwen. Hij is er niet gelukkiger van geworden (veel van deze dingen gaan zelfs tegen de geboden van God in). Sterker nog, tragedie lag altijd om de hoek. Hij krijgt zelfs een afkeer van het leven. Prediker is misschien daarom wel één van mijn minst favoriete Bijbelboeken. Het is allemaal zo neerslachtig en als je niet uitkijkt, ga je mee in de redenatie van Prediker en word je zelf depressief. Ik heb me zelfs vaak afgevraagd waarom dit boek eigenlijk is opgenomen in de Bijbel. Maar het punt is dat de schrijver Prediker tot de conclusie laat komen dat het leven niets voorstelt zolang hij de zin van het leven buiten God zoekt. Hoeveel mensen ken je niet die alleen maar voor feesten leven? Of voor geld verdienen? Of voor seks buiten het huwelijk en ander vluchtig genot? Dat heeft allemaal geen zin, ontdekt ook Prediker. De tijd tikt gestaag door en niets verandert. Onrecht en verdrukking zijn van alle tijden. Uiteindelijk ga je dood en weet niemand meer wie je was. Waarom zou je überhaupt betekenis zoeken in het leven? Waarom zou je hard werken om je doelen te realiseren? Denk eens aan alles wat het je kost! Tijd, energie, stress… Geniet van je jeugd Toch is Prediker zich bewust van God. Af en toe benoemt hij dat we God niet moeten vergeten en dat het beter is te leven zoals Hij dat wil. Dan is het wel degelijk mogelijk om vreugde te vinden in het leven, te genieten van eten en drinken, je (eigen!) vrouw te beminnen. Hij adviseert dus dat we ‘lucht en leegte' accepteren en dat we een ‘gematigd' leven leiden. Geniet vooral ook van de dagen van je jeugd, maar wel met ontzag voor God. Hier zie je weer het centrale thema van de Bijbel terugkomen, de oproep om op God te vertrouwen. Dat werkt bevrijdend. Als je op God vertrouwt, ben je namelijk in staat om te genieten van alledaagse dingen. Dan hoef je niet altijd maar ‘meer, meer, meer'. Dat is geen gemakkelijke les, geeft de auteur in de epiloog toe. Hij zegt dat we moeten luisteren naar de wijze lessen van Prediker, ook al zijn ze zo ‘scherp en puntig als een ossenprik'. Maar ga ook niet té ver. Je kunt je hele leven wel studeren om het geheim van het leven te ontrafelen, maar dat zal je niet lukken. ‘Alles wat je hebt gehoord, komt hierop neer: heb ontzag voor God, leef zijn geboden na. Dat geldt voor ieder mens, want God oordeelt over elke daad, ook over de verborgen daden, zowel over de goede als de slechte.' - Prediker 12:13-14
Lezen: Exodus 34:6-7, Genesis 22:1-14 en 1 Petrus 2:24 Herinner je je het raadsel van God nog? In Exodus 34 ging God voor Mozes langs en riep Hij uit: De HEER! De HEER! Een God die liefdevol is en genadig, geduldig, trouw en waarachtig, die trouw blijft tot in het duizendste geslacht, die schuld, misdaad en zonde vergeeft maar niet alles ongestraft laat, en die voor de zonde van de ouders de kinderen en kleinkinderen ter verantwoording roept, tot in het derde en vierde geslacht.' Toen we het hier eerder over hadden, vertelde ik al dat er in het Hebreeuws staat dat God NIETS ongestraft laat. Dus enerzijds laat God niets ongestraft, maar anderzijds vergeeft Hij. Hoe kan dat? Dat is het raadsel van God waar het Oude Testament ons mee opzadelt. Er is een verhaal in het Oude Testament dat dit illustreert. Israël had een koning die David heette. Deze koning pleegde overspel met de vrouw van zijn vriend. Toen zij zwanger bleek te zijn, liet hij zijn vriend omkomen. Vervolgens zegt de Bijbel dat God David vergaf. Dat is eigenlijk heel gek, want in Gods eigen wet staat dat op overspel en moord de doodstraf staat. Hoe kan God David vergeven? Het Oude Testament geeft ons veel aanwijzingen. Laten we kijken naar een verhaal uit het leven van Abraham. Abraham is de stamvader van alle Israëlieten. God had hem een zoon beloofd, en na vijfentwintig jaar wachten krijgt Abraham eindelijk zijn zoon. Dan gebeurt er dit. Genesis 22:1-14 Enige tijd later stelde God Abraham op de proef. ‘Abraham!' zei Hij. ‘Ja, ik luister,' antwoordde Abraham. ‘Haal je zoon, je enige, van wie je zoveel houdt, Isaak, en ga naar het gebied waarin de Moria ligt. Daar moet je hem offeren op een berg die Ik je wijzen zal.' De volgende morgen stond Abraham vroeg op. Hij zadelde zijn ezel, nam twee van zijn knechten en zijn zoon Isaak met zich mee, hakte hout voor het offer en ging op weg naar de plaats waarover God had gesproken. Op de derde dag zag Abraham die plaats in de verte liggen. Toen zei hij tegen de knechten: ‘Blijven jullie hier met de ezel. Ikzelf ga met de jongen verder om daarginds neer te knielen. Daarna komen we naar jullie terug.' Hij pakte het hout voor het offer, legde het op de schouders van zijn zoon Isaak en nam zelf het vuur en het mes. Zo gingen die twee samen verder. ‘Vader,' zei Isaak. ‘Ja, mijn zoon, ik luister,' antwoordde Abraham. ‘We hebben vuur en hout,' zei Isaak, ‘maar waar is het lam voor het offer?' Abraham antwoordde: ‘God zal zich zelf van een offerlam voorzien, mijn zoon.' En zo gingen die twee samen verder. Toen ze waren aangekomen bij de plaats waarover God had gesproken, bouwde Abraham daar een altaar, schikte het hout erop, bond zijn zoon Isaak vast en legde hem op het altaar, op het hout. Toen pakte hij het mes om zijn zoon te slachten. Maar de engel van de HEER riep vanuit de hemel: ‘Abraham, Abraham!' ‘Ja, ik luister,' antwoordde hij. ‘Raak de jongen niet aan, doe hem niets! Want nu weet Ik dat je ontzag voor God hebt: je hebt Mij je zoon, je enige, niet willen onthouden.' Toen Abraham om zich heen keek, zag hij achter zich een ram, die met zijn hoorns verstrikt was geraakt in de struiken. Hij pakte het dier en offerde dat in de plaats van zijn zoon. Abraham noemde die plaats ‘De HEER zal erin voorzien'. Vandaar dat men tot op de dag van vandaag zegt: ‘Op de berg van de HEER zal erin voorzien worden.' Jezus' schaduw Dit verhaal over Abraham en Isaak is best heftig. Wie vraagt er nu aan een vader om zijn eigen kind te offeren? En hoe traumatisch moet dit zijn geweest voor de kleine Isaak? Het lijkt alsof God een wreed spel speelt. Onder de oppervlakte is echter veel meer gaande. God stelde Abraham op de proef. Hij moest zijn geloof bewijzen. MAAR… over dit hele verhaal hangt vooral de schaduw van Jezus. Om te beginnen antwoordt Abraham profetisch op de vraag van Isaak waar het offerlam is. ‘God zal voorzien.' Dit is weer een van de namen van God. Jahweh Jireh. De Heer voorziet. De woorden van Abraham kwamen uit, want later vindt hij een ram die hij mag offeren. Een ram die hem niets heeft gekost mag in de plaats van Isaak als offer worden gebracht. De vraag is ook: waarom vraagt God om een kinderoffer? Twee dingen zijn belangrijk om je te realiseren. Het eerste is dat Isaak geen klein kind meer is. Het Hebreeuws duidt hem aan als een jongeman. Hij is veel sterker en sneller dan zijn vader. Hij had kunnen weglopen bij zijn vader, maar hij kiest ervoor om zelf op het altaar te gaan liggen. De jongeman Isaak werkt dus mee. Het tweede is dat Isaak de eerstgeborene is. In de tijd van het Oude Testament waren mensen minder individualistisch ingesteld dan nu. Het ging niet om persoonlijk succes of welzijn, maar om de familie of clan. De oudste zoon van een gezin, als stamvader, nam de belangrijkste plaats in. Hij kreeg het merendeel van de bezittingen, zodat de familie haar status niet zou verliezen. Alle hoop van een man rustte op de schouders van zijn oudste zoon. Deze eerstgeborene behoort de Heer toe, benadrukt de Bijbel herhaaldelijk. Je kon hem vrijkopen door regelmatig offers te brengen (Exodus 22:29, 34:20), door hem te vervangen voor iemand die dienstdoet in de tabernakel (Numeri: 3:40,41) of door losgeld te betalen (Numeri 3: 46,47). De tiende en ultieme plaag die God losliet op de Egyptenaren was het doden van alle eerstgeborenen. Zo strafte hij de families voor hun zonden. Waarom de oudste zoon? Hij was de familie! Dit waren allemaal wetten en gebeurtenissen die ná Abraham werden ingesteld of plaatsvonden. Maar Abraham was bekend met de principes. Als God had gevraagd om Sara te doden, zou Abraham dat niet hebben gedaan. Dat rijmde niet met zijn beeld van een rechtvaardige God. Gods opdracht was ook niet om Isaak in zijn tent te vermoorden. Nee. Hij moest hem als een brandoffer aan God geven. Nu de Schepper vroeg om het leven van Isaak, vroeg hij om betaling van de zonden van Abraham en zijn familie. Abraham wist dat dat een terechte vraag was, daarom protesteerde hij ook niet. De conclusie? Abraham moest betalen voor de zonden van zijn familie met het leven van zijn eerstgeborene. Toch hoeft hij dat uiteindelijk niet te doen. Isaak blijft leven, omdat God voor een plaatsvervangend offer zorgt. Dezelfde bergen Laten we 2000 jaar doorspoelen. We bevinden ons in dezelfde bergen als waar Abraham en Isaak destijds waren. Alleen is hier nu een stad gebouwd. En wat zien we? Een man die, net als Isaak, het hout naar boven draagt. Een man die net als Isaak zelf op het hout gaat liggen. Maar… anders dan Isaak sterft deze man wel. Zijn naam is Jezus. Hij is de ram die in de struiken verstrikt zat. Hij is het plaatsvervangende offer. Abraham hoefde zijn zoon Isaak niet te offeren, omdat Jezus zijn leven zou geven. De apostel Petrus zegt het zo: 1 Petrus 2:21-25 Dat is uw roeping; ook Christus heeft geleden, omwille van u, en heeft u daarmee een voorbeeld gegeven. Treed dus in de voetsporen van Hem die geen enkele zonde beging en nooit bedrieglijke taal sprak. Hij werd gehoond en hoonde zelf niet, Hij leed en dreigde niet, Hij liet het oordeel over aan Hem die rechtvaardig oordeelt. Hij heeft onze zonden gedragen met zijn lichaam aan het kruishout, opdat wij, dood voor de zonde, rechtvaardig zouden leven. Door zijn striemen bent u genezen. Eens dwaalde u als schapen, nu bent u naar uw herder teruggekeerd, naar Hem die uw ziel behoedt. Christus Jezus heeft onze zonden op zich genomen. Vrijwillig. Zodat wij ons leven terugkregen. Het is verschrikkelijk dat Hij dat moest ondergaan. Toch was het nodig – om Isaak te redden, om mij te redden en om jou te redden. Het was de enige manier om Gods raadsel op te lossen. Bestraft God alle zonden? Ja. Kijk maar naar het kruis. Vergeeft God zonden? Ja. Kijk maar naar het kruis.
Na de psalmen komen de wijze spreuken. Het is alsof God ons hier de wijsheid van de vorige generaties doorgeeft. Het boek staat vol met adviezen over hoe we ons leven moeten leiden. Maar het is belangrijk om je te realiseren dat spreuken en gezegden ‘algemene waarheden' zijn. Wij zeggen bijvoorbeeld, ‘Als er één schaap over de dam is, volgen er meer'. Toch zou het kunnen dat je een keer een schaap de weg over ziet steken, terwijl zijn makkers blijven grazen waar ze staan. En niet iedere boer zal zijn put dempen als het kalf is verdronken. Zo is het met de spreuken in het gelijknamige Bijbelboek ook. Er staat bijvoorbeeld, ‘Wie te vaak feestviert, zal gebrek lijden. Wie te veel van eten en drinken houdt, wordt nooit rijk'. De waarschuwing is dat je niet al je geld moet uitgeven aan feesten, eten en drinken. Dat is niet verstandig. Toch zijn er genoeg mensen die alleen leven voor hun eigen genot zonder dat ze failliet gaan. Niet volgens plan Als je je houdt aan Gods Woord zal het je goed gaan. Dat is de algemene waarheid. Maar het loopt niet altijd volgens plan. We leven in een gebroken wereld. De wijsheidsboeken zijn zich bewust van die tegenstelling. We zagen natuurlijk al de rechtvaardige Job in een geloofscrisis terechtkomen en God gaf niet aan waarom dat nodig was, waarom zijn dienaar zo moest lijden. Het is daarom raadzaam om je aan de wijsheid in Spreuken te houden, maar garanties voor een zorgeloos leven biedt het niet. Spreuken begint met een korte introductie waarin de Bijbel zegt dat Salomo dit boek heeft geschreven. Waarschijnlijk herinner je je het verhaal uit Koningen wel waarin God aan de kersverse koning vraagt wat hij eigenlijk wil hebben. Salomo kiest wijsheid. Het is dan ook niet gek dat hij verantwoordelijk is voor een groot deel van de spreuken in de Bijbel. Maar niet allemaal. Waarom wordt Salomo dan de auteur genoemd? Omdat hij de meest wijze man op aarde was in de oudheid. Hij is het boegbeeld van de Joodse wijsheidsliteratuur. Opvallend is ook dat Spreuken niet alleen maar bestaat uit korte gezegden en one-liners. De eerste zeven hoofdstukken bijvoorbeeld zijn geschreven in de vorm van een vader die zijn zoon toespreekt. Hij waarschuwt hem zich niet in te laten met zondaars, maar juist wijsheid te tonen. De wijsheid waar de Bijbel het over heeft, is veel meer dan kennis hebben van iets. Bijbelse wijsheid betekent dat je de kennis toepast. Je doet goed, mijdt het kwaad en je vreest God. ‘God vrezen' is ook een typische uitdrukking die voor misverstanden kan zorgen. Veel mensen denken dat je dus bang moet zijn voor God. Dat is niet wat hier wordt bedoeld. Als je God ‘vreest', heb je juist ontzag voor Hem. Je plaatst Hem boven jou. Je beseft dat niet jouw definitie van goed en kwaad waar is, maar dat God bepaalt wat goed en kwaad is. Je houdt je aan Zijn waarden en normen. Daarom onderwijst de vader zijn zoon bijvoorbeeld ook over lichtzinnige vrouwen, die je niet moet bezoeken omdat je wel eens voor de verleiding zou kunnen vallen. In plaats daarvan kun je beter trouw blijven aan je eigen vrouw. In hoofdstuk acht en negen komt plotseling ‘Vrouwe Wijsheid' aan het woord. ‘Stel mijn lessen boven zilver, mijn kennis boven zuiver goud', zegt ze. Vrouwe Wijsheid lijkt in veel opzichten op Jezus, want ook zij haat trots en hoogmoed, leugens en kwaad. Vorsten heersen dankzij haar. Bovendien, aan het begin van de schepping, werd eerst zij - Wijsheid - geschapen. Er is ook een ‘Vrouwe Dwaasheid', waarover Wijsheid zegt: ‘Ze bazelt maar. Door haar domheid heeft ze nergens weet van.' Dan komt een bonte verzameling spreuken over verschillende gebieden van het leven: familie, werk, vriendschap, seks, huwelijk, geld, woede, vergeving, alcohol, schulden, et cetera. Er zitten mooie pareltjes tussen, zoals: Als azijn voor de tanden, als rook voor de ogen, zo is een luiaard voor zijn meester. Wie zijn medemens kleineert, heeft geen verstand, iemand met inzicht zwijgt. Wie vertrouwt op zijn rijkdom is een blad dat valt, een rechtvaardige komt tot bloei. Andere zijn ronduit grappig. Bijvoorbeeld: ‘Je kunt beter in een hoekje op het dak wonen dan in één huis met een vrouw die ruzie zoekt' of ‘Wie zijn buurman ‘s ochtends luid begroet, wekt de indruk dat hij hem wil vervloeken'. Agur ontdekt wijsheid De laatste twee hoofdstukken van Spreuken zijn weer een verzameling gedichten. De eerste is van een man genaamd Agur, over wie we verder niets weten. Deze Agur bekent dat hij zelfs niets weet en niet over wijsheid beschikt. Dan ontdekt hij dat die wijsheid wel te vinden is in Gods Woord en hij vraagt de Heer om hem die wijsheid te schenken. Eigenlijk moeten wij als Agur zijn, is de impliciete boodschap. Ook wij kunnen wijs worden door Gods Woord te bestuderen. De laatste gedichten zijn toegeschreven aan Lemuel, een koning die niet bij Israël hoort. Hij deelt de wijze lessen van zijn moeder over wat het betekent om een goede, rechtvaardige leider te zijn. Het laatste gedicht is weer een ‘alfabet-gedicht' waarbij elk vers begint met een letter van het Hebreeuwse alfabet. Het is een lofzang op de wijze vrouw. Zij vertrouwt op Gods wijsheid en vertaalt dat naar het dagelijks leven. En zo is Spreuken ook weer rond. Het begon met een vader die zijn zoon advies geeft om te luisteren naar Vrouwe Wijsheid en eindigt met een moeder die haar zoon vertelt over een wijze vrouw. Spreuken bevat dus advies voor iedereen in elke fase van het leven.
Lezen: Johannes 6:35, 8:12, 10:7-14, 11:25, 14:6 en 15:1-5 In deze les staan we niet stil bij slechts één passage in de Bijbel. We gaan luisteren naar wat Jezus over zichzelf zegt en daarbij grijpen we terug op de lessen over de uittocht. Weet je nog dat Mozes aan God vroeg: ‘Wie bent U?' God antwoordde: ‘Jahweh'. Oftewel: ‘Ik ben'. Later vroeg de farao aan Mozes met welke God hij had gesproken en toen zei Mozes: ‘Met Jahweh', waarop de farao antwoordde: ‘Jahweh? Wie is Jahweh?' God liet zien wie Hij was. Hij bracht redding voor de Israëlieten, terwijl de koppige Egyptenaren het onderspit dolven. Redding en oordeel gaan blijkbaar hand in hand. Dat wil overigens niet zeggen dat God er plezier in schept om mensen te straffen. Dat wil Hij helemaal niet doen. Daarom is Gods aanbod om vergeving te krijgen voor iedereen beschikbaar. Dat zien we in de persoon van Jezus. In Egypte veranderde God water in bloed, Jezus verandert water in wijn. In Egypte werden de mensen ziek, Jezus genas velen. In Egypte doolden de mensen drie dagen in het duister rond, Jezus maakten blinden weer ziend. Hij was en is het licht van de wereld. God wil verlossing schenken. Terug naar Gods naam. ‘Ik ben “IK BEN”', zei de Heer tegen Mozes. Het is net alsof God zijn zin niet afmaakte. De Johannes die het gelijknamige evangelie schreef, was zich hiervan bewust en hij legt in zijn Bijbelboek het verband met Jezus. Zevenmaal zei Jezus: ‘Ik ben…' Het is alsof Jezus de zin van zijn Vader eindelijk afmaakte. Jezus geeft een completer en scherper beeld van wie God werkelijk is. Laten we de zeven ‘Ik ben'-uitspraken van Jezus eens onder de loep nemen. Wat leren die ons over God? Jezus is het brood dat leven geeft Nadat Jezus duizenden mensen had gevoed met brood dat op wonderlijke wijze was vermenigvuldigd, kwamen de mensen terug. Ze wilden meer. Niet meer God, maar meer brood. Brood waar ze niet voor hoefden te werken. De mensen projecteerden hun verlangens naar vrijheid en welvaart op Jezus. Maar Jezus drong erop aan om voedsel te zoeken dat eeuwig leven geeft. Ze moesten Gods wil doen en in Hem geloven. Ze vroegen Jezus om een teken. Kon Hij weer brood uit de hemel laten neerdalen? Precies zoals Mozes had gedaan? De dag daarvoor had Hij de hongerige mensen te eten gegeven, omdat ze honger hadden. Nu stelden ze Hem op de proef. Maar Jezus zei: ‘Werkelijk, Ik verzeker u, niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader; Hij geeft u het ware brood uit de hemel. Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.' ‘Geef ons altijd dat brood, Heer!' zeiden ze toen. ‘Ik ben het brood dat leven geeft,' zei Jezus. ‘Wie bij Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben. Maar Ik heb u al gezegd dat u niet gelooft, ook al hebt u Me gezien' (Johannes 6:32-36). Jezus is het Brood dat leven geeft. Geestelijk leven. Eeuwig leven. We zullen geestelijk gezien altijd honger hebben, tenzij we ons voeden met Jezus. Hoe doe je dat? Door Gods Woord te lezen, en door gehoorzaam te zijn. Door in Jezus te geloven. Dan wordt Jezus jouw levensbron. Jezus is het licht van de wereld Jezus gaat tijdens het Loofhuttenfeest naar Jeruzalem. Met dit feest herdenken de Israëlieten de uittocht uit Egypte en het ontvangen van Gods wet. De Joden staken kaarsen in grote menora's (zevenarmige kandelaren) aan die de tempelberg verlichtten. Dit licht stond symbool voor het licht dat de messias ooit zou brengen. Tijdens (of net na) dit feest zegt Jezus in het bijzijn van veel mensen: ‘Ik ben het licht voor de wereld. Wie Mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft.' Hij zegt dus eigenlijk: ‘Ik ben de messias. Ik bevrijd je uit deze donkere wereld vol zonde. Ik laat je de juiste weg zien dat naar het leven leidt' (Johannes 8:12). Geestelijk leven. Eeuwig leven. Jezus is de deur In gesprek met zijn tegenstanders zegt Jezus dat Hij te vergelijken is met een herder die voor zijn schapen zorgt. De mensen zullen Hem volgen, niet de farizeeën. Ze lijken niet te begrijpen wat Hij bedoelt. Daarom vervolgde Hij: ‘Werkelijk, Ik verzeker u, Ik ben de deur voor de schapen. Zij die vóór Mij kwamen waren allemaal dieven en rovers, maar naar hen hebben de schapen niet geluisterd. Ik ben de deur: wanneer iemand door Mij binnenkomt zal hij gered worden; hij zal in en uit lopen, en hij zal weidegrond vinden' (Johannes 10:7-9). Wij zijn de schapen. De valse leraren zijn dieven en rovers. De stal en de weidegrond zijn Gods koninkrijk. Jezus is dan de deur die toegang geeft tot Gods koninkrijk. Jezus is de goede herder Jezus voegt hier direct aan toe: ‘Ik ben de goede herder. Een goede herder is bereid zijn leven te geven voor de schapen' (Johannes 10:11). Hij laat zien dat Hij bereid is om alles te geven voor de mensen die Hem volgen. Op een andere plek in de Bijbel heeft Jezus het over schapen en bokken. Schapen zijn volgzaam, bokken eigenwijs. Wie bereid is een schaap te worden, volgt de goede herder. De herder is bereid zijn leven te geven voor het schaap. Deze woorden van Jezus zouden ook uitkomen. Hij zou zich laten doden om ons te redden. Jezus is de opstanding en het leven In Johannes 11 vinden we het dramatische verhaal van de dood van Jezus' vriend Lazarus. Jezus komt bewust te laat om hem te genezen. Hij wil Lazarus uit de dood opwekken. Waarom? Als teken van wat Hij tegen Lazarus' zus Marta zegt: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, en ieder die leeft en in Mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat?' Dit is de hoop voor iedereen die met verdriet, lijden en dood te maken heeft. Jezus heeft de macht over de dood. Iedereen die in Hem gelooft, zal weer opstaan. Jezus bewees dat door Lazarus tot leven te wekken en door zelf het graf te overwinnen. Jezus is de weg, de waarheid en het leven Tijdens zijn afscheidstoespraak deelt Jezus belangrijke lessen met zijn discipelen. Eén daarvan is dat Hij onthult dat Hij de weg, de waarheid en het leven is. Johannes schrijft: Jezus zei: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door Mij. Als jullie Mij kennen zullen jullie ook mijn Vader kennen, en vanaf nu kennen jullie Hem, want jullie hebben Hem zelf gezien.' (Johannes 14:6) Jezus is de weg naar God. Zijn getuigenis over zichzelf en over God is de waarheid. Hij en alleen Hij schenkt ons het leven. Jezus is de ware wijnstok Diezelfde avond zei Jezus tegen zijn leerlingen: ‘Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer. Iedere rank aan Mij die geen vrucht draagt snijdt Hij weg, en iedere rank die wel vrucht draagt snoeit Hij bij, opdat hij meer vruchten voortbrengt. Jullie zijn al rein door alles wat Ik tegen jullie gezegd heb. Blijf in Mij, dan blijf Ik in jullie. Een rank die niet aan de wijnstok blijft, kan uit zichzelf geen vrucht dragen. Zo kunnen jullie geen vrucht dragen als jullie niet in Mij blijven. Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Als iemand in Mij blijft en Ik in hem, zal hij veel vruchten voortbrengen. Maar zonder Mij kun je niets doen.' Dit is een duidelijke verwijzing naar het Bijbelboek Jesaja. Hierin is een gedicht opgenomen dat Israël vergelijkt met een wijngaard en God met een wijnbouwer die teleurgesteld is over de opbrengst. Nu zegt: ‘Jezus, Ik ben de ware wijnstok.' Oftewel: Jezus vervult de rol van Israël. Hij zal namens Israël vrucht dragen. Hij doet wat Israël niet kon en wat wij niet kunnen: de wet vervullen. Jezus voldoet aan Gods standaard. En wij dan? Wij ook, zolang wij op Jezus geënt zijn. Dat wil zeggen: zolang wij ons leven in Jezus' handen leggen, op Hem vertrouwen voor onze verlossing, en zijn wil doen. Jezus is JHWH Toen God in het Oude Testament aan Mozes zijn naam onthulde, bleef Hij nog wat mysterieus. Het was net alsof Hij zijn zin niet afmaakte. Jezus maakte Gods zin af. Zeven keer nog wel. Daarmee zegt Hij eigenlijk: ‘Ik ben Jahweh. Dit is wie Ik ben.' Dat legt de vraag bij ons neer. Geloven wij wat Jezus over zichzelf zegt? Zo ja, voeden we ons met Hem? Wandelen we in het licht met Hem? Openen wij via Hem de deur naar het koninkrijk? Luisteren we naar zijn stem? Houden we ons vast aan zijn belofte dat Hij de dood heeft overwonnen? Volgen we Hem op de weg van de waarheid die naar het leven leidt? Blijven we in Christus Jezus, ook als het moeilijk wordt?
Psalmen betekent letterlijk: aanbiddingsliederen. Dit Bijbelboek bestaat uit 150 gedichten en gebeden die op muziek gezet zijn. Ergens tijdens de periode van ballingschap zijn deze 150 gezangen verzameld en op papier gezet. Ze komen uit allerlei verschillende tijdsperioden. Zo worden maar liefst 73 psalmen aan David toegeschreven, maar er zijn ook gedichten van Mozes en Salomo opgenomen, en verder psalmen van verschillende aanbiddingsleiders uit de tempel. Toch is van een derde van de psalmen niet bekend wie de auteur is. Klaagliederen en lofliederen Er zijn eigenlijk twee soorten psalmen: klaagliederen, waarin de mens het uitroept tot God, en lofliederen, waarin God wordt verheerlijkt. Meestal als ik de Bijbel van begin tot eind lees, gebruik ik de pauzes op mijn werk om telkens even een psalm te lezen. Dan hoef je niet 150 korte en lange gedichten achter elkaar te lezen. Maar toch is het goed om de Psalmen een keer op hoofdlijnen door te lezen. Dan zie je namelijk dat er in het begin veel meer klaagliederen dan lofliederen zijn. Naar het einde toe zijn er juist meer lofliederen dan klaagliederen. We komen daar nog op terug. De meeste Bijbelvertalers delen het boek ‘Psalmen' weer op in vijf delen. In de NBG-vertaling van 1951 staat boven Psalm 1 bijvoorbeeld ‘Boek 1'. Boek 2 begint bij Psalm 42, het derde bij Psalm 73, het vierde bij Psalm 90 en het vijfde bij Psalm 107. In de oorspronkelijke tekst wordt dat onderscheid niet gemaakt. Vandaar dat de NBV-vertaling van 2004 geen tussenkopjes heeft met boek 1, boek 2, enzovoort. Toch helpt de indeling in vijf verschillende boeken ons wel om de grote lijnen te zien. Zo zijn de slotregels van elk Psalmboek telkens iets in de trant van ‘Geprezen zij de Heer, de God van Israël, van eeuwigheid tot eeuwigheid'. Een belangrijk doel van de psalmen is dus om ons te helpen God te prijzen, in goede en slechte tijden. Verdieping van Mozes' boeken Hoewel Psalm 1 en 2 meestal tot boek 1 worden gerekend, vormen ze eigenlijk de introductie van de 148 andere psalmen. Psalm 1 eert mensen die zich dag en nacht in de Wet verdiepen. Met de ‘Wet' wordt de ‘Thora' bedoeld. Thora betekent ‘onderwijs', maar verwijst natuurlijk ook naar de eerste vijf boeken van Mozes: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. De Thora bestaat dus uit vijf boeken en Psalmen ook. Daarmee geven de psalmen een verdieping aan wat al wordt beschreven in de boeken van Mozes. Ze moeten ons helpen om ons al biddend aan Gods Woord te houden (niet alleen aan de boeken van Mozes). Psalm 2 is een gedicht over de Messias die uit de geslachtslijn van David zal komen. God geeft deze Koning de heerschappij over alle volken en het kwaad zal worden weggevaagd. ‘Gelukkig wie schuilen bij Hem', zegt de psalmist aan het eind. Psalm 1 prijst de mens die zich aan Gods Wet houdt en Psalm 2 de mens die op de door God gezalfde Koning vertrouwt. Dat is eigenlijk de hele boodschap van het Oude én Nieuwe Testament! En de overige psalmen gaan telkens over deze twee thema's. Psalm 15 bijvoorbeeld roept op tot vasthouden aan het verbond dat God met Israël heeft gesloten. Vervolgens zien we in Psalm 16, 17 en 18 we hoe David vertrouwt op God in moeilijke tijden. Psalm 19 motiveert de lezer of luisteraar weer om zich aan Gods Wet te houden, terwijl de psalmen 20 tot en met 24 weer gedichten over de Messias - de toekomstige Koning - zijn en hoe we Hem moeten vertrouwen. Hij zal ons verlossen en ons leiden naar groene weiden, waar we kunnen rusten. Boek 2 Boek 2 begint met psalm 42 en 43, die eigenlijk één gedicht vormen. Ze gaan over een man die bedroefd en zelfs depressief is. Hij zit in de put van wanhoop, maar hoopt op Gods verlossing. Hij verlangt terug naar de tempel in Jeruzalem. Zijn diepere verlangen is naar de Messias, die Gods koninkrijk op aarde zal vestigen. Dit Psalmboek eindigt met Psalm 72, waarin God wordt gevraagd de wetten en de gerechtigheid aan de Koning te geven, zodat er vrede zal zijn. Hij zal definitieve bevrijding brengen. Als je deze psalm leest, zou je willen dat het al zo ver was. In die tijd worden namelijk alle beloften vervuld. Boek 3 In het derde Psalmboek zijn veel klaagliederen opgenomen. Er wordt veel gesproken over Gods oordeel, zowel in positieve als in negatieve zin. De psalmen zijn als een spiegel voor onze ziel. Ze helpen ons reflecteren op onze trouw, of het gebrek daaraan. Opnieuw zien we dat de mens het niet van de eigen kracht moet hebben. We kunnen alleen maar op God vertrouwen. In de laatste psalm van boek 3 vraagt de dichter dan ook aan God of Hij zich aan zijn belofte wil houden en trouw wil blijven aan David en zijn nakomelingen. De serie psalmen die volgt op boek 3 is feitelijk een soort antwoord op de geloofscrisis waarin Israël tijdens de ballingschap terecht is gekomen. De opening is een gezang van Mozes, dat hij schreef nadat het volk een gouden kalf had gemaakt. Hierin doet hij een hartstochtelijk oproep aan God om niet in de steek te worden gelaten. Hij smeekt om genade. Boeken 4 en 5 In boek 4 zijn ook psalmen die God prijzen als de ware Koning van de wereld en de hele schepping wordt opgeroepen Hem te aanbidden, want in de toekomst wordt Gods koninkrijk van recht en vrede gevestigd. In het laatste psalmboek wordt beschreven dat God luistert naar de mens en een keer zal brengen in de situatie door een nieuwe Koning te sturen. God zal verlossing brengen. Voor het volk in ballingschap maar ook voor de mens die vandaag de dag leeft. We vinden hier ook Psalm 119. Het is het langste hoofdstuk in de Bijbel. Ieder couplet van dit lied begint met een letter van het Hebreeuwse alfabet. Het is één grote lofzang op God, Zijn wetten, Zijn trouw, Zijn goedheid en Zijn rechtvaardigheid. De focus ligt op Gods Woord, dat door de auteur wordt omschreven als een ‘lamp voor mijn voet, een licht op mijn pad'. Psalmen eindigt met vijf lofdichten, waarin God wordt groot gemaakt. De hele schepping moet Hem aanbidden. In de NBG-vertaling van Psalm 148 wordt gezegd dat God, ‘voor Zijn volk een hoorn heeft verhoogd'. De NBV zegt dat ‘Hij het aanzien van het volk heeft verhoogd', maar letterlijk staat er ‘hoorn'. Deze hoorn is de hoorn van een stier, die door een leger werd gebruikt om op te blazen als de overwinning was behaald. In deze psalm is de hoorn een symbool voor de overwinning van de Messias. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van een rijke collectie gebeden die reflecteren op goed en kwaad, hoop en wanhoop, geloof en ongeloof, trouw en ontrouw, oordeel en redding. We worden opgeroepen ons te houden aan Gods Wet, zien dat we tekort schieten en beseffen dat alleen God de oplossing heeft. Die oplossing is een Persoon, de gezalfde Koning. In dat spanningsveld leven we. We hebben hoop, maar leven nog wel in een wereld vol duisternis, pijn en verdriet. We mogen ons daarover beklagen bij God. Tegelijk mogen we Hem aanbidden voor wie Hij is, voor wat Hij heeft gedaan en voor wat Hij nog gaat doen.
Lezen: Johannes 1:1-18Enerzijds is het evangelie verbluffend simpel. God KAN geen zonde tolereren omdat Hij anders niet meer heilig zou zijn. De mens heeft gezondigd en leeft daardoor gescheiden van God. Jezus heeft een brug geslagen tussen God en mens door in onze plaats te sterven. Maar als je hier dieper over nadenkt, levert dit natuurlijk ook weer vragen op. Bijvoorbeeld: hoe kan de dood van één persoon ervoor zorgen dat andere mensen vrijuit gaan? Ik gebruik hier weer juridische termen. Denk ook nog eens terug aan het verhaal van de vader met twee zoons. De één wenste zijn vader dood, maar kwam tot inkeer en keerde terug. Hij werd door zijn vader in ere hersteld en hoefde daar niets voor te doen. Was dat eerlijk en rechtvaardig? Nee. Helemaal niet. Hij had iets heel ergs gedaan. Hij had zijn vader vernederd. Het was rechtvaardig geweest als de vader nu zijn zoon zou vernederen. Ja, toch? Oog om oog, tand om tand. Maar de vader reageert heel anders. Hij betaalt zijn zoon niet met gelijke munt terug, maar accepteert de vernedering. Hij draagt dus de straf die zijn zoon verdient! Waarom? Om zo de relatie te kunnen herstellen. Hij houdt zielsveel van zijn kind. Wat in Jezus' gelijkenis niet naar voren komt, is dat iemand anders wel degelijk de prijs moet betalen. De zoon heeft een plaatsvervanger nodig. Iemand die in zijn plaats de straf krijgt. Wie zou dat kunnen zijn? Het Oude Testament geeft hier al aanwijzingen voor. Het volk Israël moest dagelijks en jaarlijks dieren offeren om vergeving voor hun zonden te vragen. De dieren die werden geslacht waren onschuldig. Ze mochten geen enkel gebrek hebben. Dus: niet ziek zijn, niet mank lopen of een slecht gebit hebben. Een stuk vee met een gebrek is immers minder waard. Maar het gaat nog verder. Ziekte en beperkingen zijn pas in de wereld gekomen nadat Adam en Eva hadden gezondigd. Daarvóór was alles volmaakt. Dit betekent niet dat als je nu ziek bent of een beperking hebt, dat dat komt omdat je hebt gezondigd. Het betekent ook niet dat je nu minder waard bent! Integendeel. God houdt van de underdog. Hij komt op voor kwetsbare mensen. Daar heeft Hij een zwak voor. Wat ik probeer te zeggen is dat de wereld nog steeds volmaakt zou zijn, als er nooit was gezondigd. Het feit dat deze offerdieren geen gebrek mochten hebben, wijst vooruit naar het volmaakte offer. Dierenoffers wijzen vooruit naar het definitieve offer. Het volmaakte en definitieve offer kan alleen gebracht worden door een mens. Maar welke mens heeft geen enkel gebrek? En welke mens heeft ooit zonder zonde geleefd? Niet één. Dus God moest iets bijzonders doen. Hij moest mens worden. En dat is de essentie van Jezus: Hij was honderd procent God en honderd procent mens tegelijkertijd. Laten we lezen hoe de apostel Johannes dit uitlegt. Johannes 1:1-18 In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het begin bij God. Alles is erdoor ontstaan, zonder het Woord is niets ontstaan van wat bestaat. In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen. Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen. Er kwam iemand die door God was gezonden; hij heette Johannes. Hij kwam als getuige, om van het licht te getuigen, opdat iedereen door hem zou geloven. Hij was niet zelf het licht, maar hij was er om te getuigen van het licht: het ware licht, dat ieder mens verlicht en naar de wereld kwam. Het Woord was in de wereld, de wereld is door Hem ontstaan en toch kende de wereld Hem niet. Hij kwam naar wat van Hem was, maar wie van Hem waren hebben Hem niet ontvangen. Wie Hem wel ontvingen en in zijn naam geloven, heeft Hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden. Zij zijn niet op natuurlijke wijze geboren, niet uit lichamelijk verlangen of uit de wil van een man, maar uit God. Het Woord is mens geworden en heeft in ons midden gewoond, vol van genade en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader. Van Hem getuigde Johannes toen hij uitriep: ‘Hij is het over wie ik zei: “Die na mij komt is meer dan ik, want Hij was er vóór mij!”' Uit zijn overvloed hebben wij allen opnieuw genade ontvangen: de wet is door Mozes gegeven, genade en waarheid zijn met Jezus Christus gekomen. Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft Hem doen kennen. Jezus is het Woord en het Woord werd mens Wat valt je op als je deze tekst op je laat inwerken? Het taalgebruik is misschien wat ingewikkeld, maar eigenlijk vertelt Johannes het begin van de Bijbel opnieuw. De eerste verzen lijken heel erg op die van Genesis 1. Daar staat: ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde'. Johannes zegt: ‘In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het begin bij God.' En daarna zegt Hij: ‘Het Woord is mens geworden'. Eigenlijk zouden we dit eens mooi schematisch moeten weergeven, maar ik ben daar niet zo goed in. Wat Johannes eigenlijk zegt, is dat Jezus gelijkstaat aan God. Hij was er in het begin al bij en alles is door Hem ontstaan. Dat is eigenlijk best logisch. Aan het begin van de Bijbel zien we hoe God spreekt. Als Hij spreekt, gebeurt er van alles in de wereld. God schept door te spreken. En hier noemt Johannes Jezus het Woord van God. Dat Woord is er altijd al geweest en zal er altijd zijn. Net als God dus. Jezus is dus God. Jezus is ook goed, want Hij wordt ook vergeleken met het licht. Zonder licht is er geen leven mogelijk. Licht staat ook symbool voor alles wat goed is, terwijl duisternis juist het kwaad vertegenwoordigt. Licht kan niet worden gevangen door de duisternis. Een schokkende waarheid Het meest opvallende is dat Johannes zegt: ‘Het Woord is mens geworden'. Daarmee zegt hij: God is mens geworden en heeft bij ons gewoond. Letterlijk staat er dat God zijn tent onder ons heeft opgeslagen. Denk je eens in hoe schokkend deze waarheid is! De Joden in de tijd van Johannes geloofden in de heiligheid van God. Hij bevond zich hoog in de hemel en was onbenaderbaar voor mensen. En deze God was mens geworden?? Dit konden ze niet bevatten. En ook voor mensen in onze tijd is dit heel moeilijk. Hoe kan een God mens worden en sterven? Dat is misschien wel het grootste mirakel in de Bijbel. Toch werd God mens. De apostel Paulus schrijft aan de christenen in Filippi: ‘Hij, die de gestalte van God had, maakte er geen aanspraak op aan God gelijk te zijn, maar deed afstand van zijn positie en nam de gestalte aan van een dienaar. Hij werd gelijk aan de mensen, en als mens verschenen heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis.' (Filippenzen 2:6-8) Het was nodig Hoe God mens werd, dat legt de Bijbel niet uit. De vraag is: waarom was dit eigenlijk nodig? Het was nodig omdat alleen God zonder zonde is. Maar God kan niet sterven. Dus moest Hij mens worden. Hij moest leven zonder te zondigen tegen God en Hij moest onschuldig sterven in de plaats van ons. Net als de dieren uit het Oude Testament. Daarom hoeven we nu geen offers meer te brengen. Jezus is het ultieme offer geweest. Zijn offer was volmaakt en hoeft nooit te worden herhaald. Hoe gaan wij hiermee om? Hopelijk ontvangen wij Jezus als onze Heer en Verlosser. Verlosser omdat Hij ons heeft bevrijd van de zonde, Heer omdat Hij de baas is van ons leven. De beloning is dat wij kinderen van God mogen worden. In de woorden van Johannes: ‘Wie Hem wel ontvingen en in zijn naam geloven, heeft Hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden.'
Job is zeker niet één van de makkelijkste boeken om te lezen, maar wel één van de meest intrigerende. Misschien is het jammer dat wij de Bijbel in onze eigen taal moeten lezen en dat niet in het oorspronkelijke Hebreeuws kunnen. De grondtekst is namelijk prachtig poëtisch. De boodschap is ook erg sterk, want de vraagstukken die naar voren komen in het boek Job zijn vragen die vandaag de dag nog veel worden gesteld. De hamvraag is: waarom is er lijden in de wereld? En daaraan gekoppeld: als er lijden is, kan God dan wel goed en liefdevol zijn? Uniek inkijkje in de hemel Het verhaal van Job speelt zich af ergens in de periode van Genesis in een land ver van Israël. Job is dan ook geen Israëliet. Job is een goede man, een soort Noach. Hij is rechtschapen, onberispelijk, heeft ontzag voor God en mijdt het kwaad. Hij leefde zoals God dat van de mens verlangt. God zegent hem rijkelijk met een vrouw, zeven zonen, drie dochters, vee en allerlei andere bezittingen. Na deze introductie van Job, krijgen we plotseling een uniek inkijkje in de hemel. We zien hoe God zijn engelen om zich heen verzamelt. Er is één wezen bij dat wij meestal ‘de duivel noemen'. Zijn naam wordt hier niet genoemd, maar de auteur van het boek noemt hem ‘satan'. Dat betekent ‘aanklager'. God vraagt aan satan of hij tijdens zijn ronde op aarde ook Job heeft gezien. Deze boze engel grijpt zijn kans om Job in de problemen te brengen. “Natuurlijk eert hij U”, zegt hij tegen God. “U geeft hem immers zoveel. Als U dat van hem afpakt, zal hij U vervloeken.” God lijkt zich te laten uitlokken. Hij geeft satan de vrije hand om alles van Job af te pakken, inclusief zijn kinderen, zo lang hij maar niet aan Job zelf komt. Dat leidt onmiddellijk tot een groot dilemma: waarom doet God dit? Is het lijden van de mens een spelletje voor de Heer? Als lezer wil je snel verder om te kijken hoe deze vragen worden beantwoord. Een week zwijgen Maar Job zondigt niet. Tenminste, niet meteen. ‘De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen. Geprezen zij de naam van de Heer', is Jobs beroemdste uitspraak. Zijn vrouw moedigt Job aan God te vervloeken. Hij weigert. Liever aanvaart hij het kwade. Dan komen vier vrienden op bezoek. Als ze het leed zien, zwijgen ze een week lang. Dat is de introductie van het boek. Of ze letterlijk zwegen of wel spraken maar niet over wat Job was overkomen, weet ik niet. Maar na die zeven dagen kan Job zich niet langer inhouden. Hij vervloekt de dag dat hij is geboren. Vanaf dat moment ontspint zich een lange discussie tussen Job en zijn vrienden. Drie vragen staan centraal: 1) Heeft God een rechtvaardig karakter? 2) Heerst God op basis van rechtvaardigheid? 3) Als God rechtvaardig is en heerst op basis van rechtvaardigheid, waarom moet Job dan lijden? In de oudheid gingen mensen ervan uit dat als je goed deed, de goden je zouden belonen en als je kwaad deed, dat je daarvoor gestraft zou worden. Job wordt dan ook boos als zijn ‘vrienden' zeggen dat hij wel moet hebben gezondigd. Hij houdt vol dat hij onschuldig is en zijn leed niet is omdat God hem straft. Dat klopt ook, want de Bijbel introduceert Job als een rechtvaardig persoon die kwaad mijdt en God eert. Hopen op het goede Op een gegeven moment wordt Job de discussie met zijn vrienden zo zat dat hij zich in al zijn emoties rechtstreeks tot God richt. Hij zegt dat hij deze God niet meer herkent. ‘Ik hoopte op het goede, maar het kwade kwam.' Hij houdt vol dat hij volstrekt onschuldig is en daagt God uit rechtstreeks tot hem te spreken. Nu pas begint de jongste vriend te spreken. Deze Elihu maakt een punt dat nog niet eerder is genoemd door Job en de andere mannen. Hij zegt dat het lijden misschien niet is vanwege zonden die al begaan zijn, maar om mensen te waarschuwen die in de toekomst wellicht zullen zondigen. Of misschien gebruikt God het lijden wel om mensen sterker te maken. Elihu geeft toe dat hij niet weet waarom deze rampspoed Job getroffen heeft. Hij is er wel van overtuigd dat Job God niet mag beschuldigen. ‘Heb jij de zon wel eens laten opkomen?' Dit is het einde van het debat. Job reageert niet meer en het lijkt erop dat de mens het mysterie van het lijden niet kan ontrafelen. Dan, in hoofdstuk 38, verschijnt God opeens zelf. Vanuit een heftige storm spreekt hij met Job. Je verwacht en hoopt dat God nu eindelijk zal uitleggen waarom Hij de satan toestond vrijwel alles van Job af te pakken. God doet dat niet. Eerst roept hij Job ter verantwoording, zoals Job dat zelf eerder bij God deed. God laat Job de grootsheid van het heelal zien en bevraagt hem over de schepping van het universum en de orde die God heeft aangebracht. ‘Kun jij dat ook, Job?', zegt God feitelijk. ‘Heb jij de zon wel eens laten opkomen?' God vuurt een eindeloze reeks van dit soort vragen op Job af, zodat Job beseft hoe klein hij is en hoe groot God is. Wie is Job dus om God in het beklaagdenbankje te zetten en te bepalen hoe Hij de kosmos moet leiden? Misschien moet Job maar de zondaren straffen op het moment dat ze in overtreding gaan? God zegt hier met zoveel woorden dat het niet zo makkelijk is om altijd maar recht te spreken, elke goede daad te belonen en elke slechte daad te bestraffen. De werkelijkheid is veel complexer. Job wilde dat God verantwoording af zou leggen. Dat doet God niet. Hij legt niet uit dat Hij een gesprek had gevoerd met satan en dus ook niet waarom Job zo moest lijden. In plaats daarvan vraagt God aan Job om Hem te vertrouwen. Job toont berouw en vraagt vergeving. God zegt dan dat Job juist gesproken heeft. Dat is gek, want eerder nog zagen we duidelijk dat Job God onterecht beschuldigde. Ondanks dat Hij Job fors terechtwees, is God blijkbaar niet boos op Job. Hij lijkt juist blij dat Job in gebed met Hem heeft geworsteld. God beloont trouw De vrienden krijgen nog wel de wind van voren. Ze moeten offers brengen en Job moet voor hen bidden. Job is blijkbaar in de positie om dat te doen. Hij is gebroken, heeft zijn fouten toegegeven en vergeving gekregen. Nu kan hij bidden voor de vrienden. En nadat hij dat heeft gedaan, herstelt God zijn dienaar. Hij krijgt opnieuw zeven zonen en drie dochters en vergaart opnieuw een enorme rijkdom, het dubbele van wat hij had. Dit is een belofte. Wie toegeeft de wijsheid niet in pacht te hebben, wie niet op eigen kracht vertrouwt, wie zijn zonden toegeeft maar gelooft in God zal door Hem rijkelijk worden beloond. Misschien niet in dit leven, maar zeker na de dood.
Lezen: Lucas 24:13-35 Het is de zondag na Pasen. Jezus is ter dood gebracht en in een graf gelegd. Twee mannen verlaten Jeruzalem. Ze zijn diepbedroefd. Terwijl ze naar hun dorp lopen, komt er een andere man langzaam dichterbij. Ze herkennen Hem niet, maar het is Jezus. Laten we lezen wat er gebeurde. Lucas 24:13-35 Diezelfde dag gingen twee van de leerlingen op weg naar Emmaüs, een dorp dat zestig stadie van Jeruzalem verwijderd ligt. Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen. Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen mee, maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze Hem niet herkenden. Hij vroeg hun: ‘Waar lopen jullie toch over te praten?' Daarop bleven ze somber gestemd staan. Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde: ‘Bent U dan de enige vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is?' Jezus vroeg hun: ‘Wat dan?' Ze antwoordden: ‘Wat er gebeurd is met Jezus van Nazaret, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk. Onze hogepriesters en leiders hebben Hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen. Wij leefden in de hoop dat Hij degene was die Israël zou bevrijden, maar inmiddels is het de derde dag sinds dit alles gebeurd is. Bovendien hebben enkele vrouwen uit ons midden ons in verwarring gebracht. Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf gingen, vonden ze zijn lichaam daar niet en ze kwamen vertellen dat er engelen aan hen waren verschenen, die zeiden dat Hij leeft. Een paar van ons zijn toen ook naar het graf gegaan en troffen het aan zoals de vrouwen hadden gezegd, maar Jezus zagen ze niet.' Toen zei Hij tegen hen: ‘Hebben jullie dan zo weinig verstand en zijn jullie zo traag van begrip dat jullie niet geloven in alles wat de profeten gezegd hebben? Moest de messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?' Daarna verklaarde Hij hun wat er in al de Schriften over Hem geschreven stond, en Hij begon bij Mozes en de Profeten. Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren. Jezus deed alsof Hij verder wilde reizen. Maar ze drongen er sterk bij Hem op aan om dat niet te doen en zeiden: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.' Hij ging met hen mee en bleef bij hen. Toen Hij met hen aanlag voor de maaltijd, nam Hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze Hem. Maar Hij werd onttrokken aan hun blik. Daarop zeiden ze tegen elkaar: ‘Brandde ons hart niet toen Hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?' Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en de anderen aantroffen, die tegen hen zeiden: ‘De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en Hij is aan Simon verschenen!' De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe Hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood. ‘Geloven jullie niet wat de profeten gezegd hebben?' Dit is een wonderlijk verhaal. Niet alleen bewijst het dat Jezus uit de dood is opgestaan, het laat ook zien hoe belangrijk het goede nieuws is. Het mooie is dat Jezus nadat Hij de dood heeft overwonnen eerst deze terneergeslagen leerlingen opzoekt. Jezus weet natuurlijk precies wat er is gebeurd, maar toch vraagt Hij aan de mannen om het Hem te vertellen. Ze moeten hun verhaal kwijt. En daarna vertelt Jezus hun het evangelie. Vanuit ‘Mozes en de Profeten' laat Hij hun zien dat alles wat er is gebeurd moest gebeuren om de mensheid te bevrijden van de zonde. Met ‘Mozes en de Profeten' bedoelt Jezus het deel van de Bijbel dat wij het Oude Testament noemen. De boeken van het Oude Testament zijn geschreven tussen 1500 jaar en 400 jaar voordat Jezus werd geboren. En toch gaan deze boeken al over Hem, zegt Hij. Zullen we eens kijken naar wat het Oude Testament over Jezus zegt? Dit is slechts een beknopte samenvatting, maar kijk maar eens mee. 1. Genesis 3: de nakomeling van Eva In Genesis 3 zorgt de slang er met zijn misleiding voor dat Adam en Eva zondigen. De mens mag niet meer in het paradijs wonen. Maar God doet ook een belofte. Hij zegt tegen de slang: ‘Vijandschap sticht Ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, dat verbrijzelt jou de kop, jij bijt het in de hiel.' Dit gaat over Jezus. Hij verplettert het kwaad, maar zal daarvoor wel moeten lijden. 2. Exodus 12: het bloed van het lam Toen het volk Israël tot slaaf was gemaakt, bevrijdde God hen door tien plagen op Egypte af te sturen. De tiende plaag was de verschrikkelijkste: alle eerstgeborenen zouden worden gedood. Maar er was een uitweg. De Bijbel zegt: Toen riep Mozes de oudsten van Israël bij elkaar. ‘Elke familie moet een lam of een bokje kiezen,' zei hij, ‘en dat moet worden geslacht als pesachoffer.' Het bloed van het lam moest aan de deurposten en dorpels worden gesmeerd. Iedereen die in een huis was met bloed van het lam aan de deur, was veilig. Het bloed van het lam beschermde de bewoners. Die mensen hoefden de prijs van de zonde niet te betalen. Het lam was in hun plaats gestorven. Bij het jaarlijkse feest moesten de Israëlieten steeds opnieuw een lam slachten om stil te staan bij wat God voor hen had gedaan. Tijdens dit feest werd Jezus gekruisigd. Hij stierf op hetzelfde moment als de lammeren in de tempel. 3. Deuteronomium 18: een profeet als Mozes Mozes was de belangrijkste leider en profeet van het volk Israël. Hij leidde hen namens God Egypte uit. Aan het eind van Mozes' leven deed God deze belofte: Ik zal in hun midden steeds weer een profeet laten opstaan, een profeet zoals jij. God beloofde een profeet die net zulke wonderen zou doen als Mozes. Jezus was die profeet. 4. 2 Samuel 7: een koning als David Koning David wilde God eren met een tempel. God wilde niet dat David de tempel zou bouwen, maar dat zijn zoon Salomo dit zou doen. Toen sprak God een belofte uit aan David: er zou altijd iemand uit zijn nageslacht op de troon zitten. God zei over Hem: Hij zal een huis bouwen voor mijn naam, en Ik zal ervoor zorgen dat zijn koninklijke troon nooit wankelt. Jezus is een koning als David geworden, maar dan een eeuwige koning. 5. Psalm 22: de worm aan het kruis Psalm 22 is gedicht door koning David. Het gaat over zijn eigen worstelingen. Als je deze psalm leest zie je dat het tegelijkertijd een beschrijving is van iemand die aan een kruis hangt, terwijl hij wordt bespot en de soldaten om zijn kleren dobbelen. Zo staat er: Maar ik ben een worm en geen mens, door iedereen versmaad, bij het volk veracht. Allen die mij zien, bespotten mij, ze schudden meewarig het hoofd: ‘Wend je tot de HEER! Laat Hij je verlossen, laat Hij je bevrijden, Hij houdt toch van je?' Dit waren exact de woorden die Jezus te horen kreeg toen hij aan het kruis hing. 6. Zacharia 12: Hem die ze hebben doorstoken Ook de profeet Zacharia (ook wel Zecharja genoemd) heeft over Jezus gesproken. Zo beschrijft hij in hoofdstuk 9 hoe Jezus op een ezel de stad binnenkomt, en in hoofdstuk 12 zegt hij: Het huis van David en de inwoners van Jeruzalem echter zal Ik vervullen met een geest van mededogen en inkeer. Ze zullen zich weer naar Mij wenden, en over degene die ze hebben doorstoken, zullen ze weeklagen als bij de rouw om een enig kind; hun verdriet zal zo bitter zijn als het verdriet om een eerstgeborene. Hier gaat het om de tijd dat Israël tot inkeer zal komen en Jezus zal volgen. Het boeiende in het verband waarin wij dit stukje lezen is dat Zacharia voorspelde dat Jezus doorstoken zou worden. Dit gebeurde aan het kruis, door een Romeinse speer. 7. Jesaja 53: Een lijdende koning De profeten hebben veel gesproken over een messias. Het woord messias betekent ‘gezalfde'. Koningen en priesters werden vroeger met olie gezalfd. De mensen in Jezus' tijd verwachtten een nieuwe messias, een nieuwe David, een nieuwe Mozes. Maar ze hadden niet begrepen dat deze messias moest lijden. Daarom waren die twee mannen zo in de war. Jezus legde ongetwijfeld ook deze passage aan hen uit: Daarom ken Ik hem een plaats toe onder velen en zal hij met machtigen delen in de buit, omdat hij zijn leven prijsgaf aan de dood en zich tot de zondaars liet rekenen. Hij droeg echter de schuld van velen en nam het voor zondaars op. Als je dit hele hoofdstuk leest, dan zie je dat hier een portret wordt geschilderd van Jezus als lijdende dienaar. Hij is Gods knecht, iemand die zijn leven aflegt. Hij liet zich tot de zondaars rekenen. Waarom? Zodat Hij hun schuld op zich kon nemen. Dat is het goede nieuws dat Jezus aan die twee leerlingen vertelde, en via hen aan ons! Wil je Jezus leren ontdekken in het Oude Testament? Lees dan het boek ‘Jezus in het Oude Testament'.
Ester is misschien wel één van de spannendste boeken van de Bijbel. Het is bijna of je naar een film kijkt. Bovendien is de hoofdrol weggelegd voor een vrouw. Ester, een meisje van eenvoudige komaf, wordt vanwege haar schoonheid uitgekozen om koningin te worden. Maar ze heeft zoveel meer te bieden dan een mooi uiterlijk. Haar moed redt uiteindelijk het joodse volk. Want hoewel veel Israëlieten waren teruggekeerd naar Jeruzalem en omstreken, gold dat zeker niet voor iedereen. Een groot deel van hen leefde nog steeds in ballingschap in Perzië, het huidige Iran. Ester, die ook Hadassa heet, leefde in de vijfde eeuw voor Christus. Haar ouders waren vroeg gestorven en daarom werd ze opgevoed door haar oudere neef Mordechai, die ook een belangrijke rol speelt in de redding van Gods volk. Verder heb je nog de wispelturige en soms wrede koning Ahasveros en de schurk in dit verhaal, Haman. Er zijn echter twee personages die niet genoemd worden door de auteur van dit boek, God en de duivel. In het hele verhaal zie je de voortdurende strijd tussen goed en kwaad. De duivel die Adam en Eva misleidde, zit achter het plot tegen het joodse volk, terwijl God hem telkens te slim af is. Toch wordt hun rol niet omschreven. Daarmee komt de realiteit van dit Bijbelboek misschien wel heel dicht bij onze eigen realiteit. We zien goed en we zien kwaad. We zien de gevolgen van wat de duivel doet in zonden en misstanden, oorlogen en hongersnood. Maar wat hij precies doet en hoe hij het doet, dat weten we niet. Het Bijbelboek Ester daagt ons uit om met geestelijke ogen naar de wereld om ons heen te kijken. Het kwaad probeert het goede werk van God ongedaan te maken. Soms lijkt het alsof het kwaad wint, maar uiteindelijk zal het goede overwinnen. Dat is de boodschap van dit Bijbelboek. De openingsscène van Ester is een overdadig feest van de koning, één dat wel 180 dagen `duurt. Tijdens dat feest wil hij laten zien hoe mooi zijn vrouw is en hij verzoekt haar op te komen draven om voor zijn gasten te dansen. Koningin Wasti weigert en de koning ontsteekt in woede. Om haar - en alle andere vrouwen - een lesje in gehoorzaamheid te leren, zet hij haar af als koningin. Na verloop van tijd kiest hij Ester via een schoonheidswedstrijd als haar opvolgster. Ze voegt zich bij de vele vrouwen die de koning al heeft en mag alleen bij hem komen als hij haar ontbiedt. Maar ze vertelt hem niet dat ze joods is. Ondertussen beraden twee verbitterde dienaren van de koning een plot om hem te doden. Esters oom Mordechai hoort dit toevallig en hij informeert Ester, die op haar beurt de koning waarschuwt. De mannen werden gevangen genomen, berecht en uiteindelijk ter dood gebracht. Niet veel later benoemt de koning een man die als een soort premier fungeert. Iedereen moet naar deze Haman luisteren en ook voor hem buigen. Alleen Mordechai, die ook een hoge positie heeft, doet dit niet. Haman beraamt een plot om Mordechai en zelfs het hele joodse volk uit de weg te ruimen. Mordechai ontdekt ook dit plan en wil dat Ester de hulp van de koning vraagt. Ze aarzelt. Het is levensgevaarlijk om op audiëntie te gaan als de koning niet om je heeft gevraagd. Haar oom schiet enigszins uit zijn slof. ‘Als jij je mond niet opendoet', zei hij, ‘dan komt er van een andere kant wel redding. Maar jij en je vaders familie komen dan om. Je moet wat doen. Wie weet, misschien ben je hiervoor wel koningin geworden.' Ester is overtuigd, maar ze is al in geen maand ontboden bij de koning. Daarom vraagt ze Mordechai en de rest van het volk drie dagen niet te eten en te drinken. Zij doet hetzelfde met haar dienaressen. (Hier zie je haar geestelijke houding. Net als Mordechai vertrouwt ze volledig op God. Daarom vast en bidt ze.) Na drie dagen trekt ze haar koninklijk gewaad aan en gaat naar de koning. Hij vraagt haar dichterbij te komen en haar verzoek te doen. Ze kan hem niet direct vertellen wat er scheelt en vraagt daarom toestemming de volgende dag een feestmaal te mogen organiseren voor de koning. Hij gaat akkoord. Ondertussen laat Haman een grote paal bouwen om Mordechai aan op te hangen. Die nacht kan de koning niet slapen en laat hij zich verhalen voorlezen over zijn tijd als koning. Hij wordt zo herinnerd aan Mordechai, die hem van een moordplot had gered en hij beseft dat hij hem daar nooit voor beloond heeft. De koning roept Haman en vraagt hem naar ideeën om iemand te eren. Haman denkt dat de koning hém wil eren en komt met een uitgebreid plan. Die persoon moet met een mooi gewaad worden rondgereden door de stad terwijl iemand voor hem uit moet lopen en moet roepen: ‘Dit valt je ten deel als je de koning eer bewijst!' Een dag later wordt Mordechai niet geëxecuteerd maar rondgereden door de stad, terwijl Haman voor hem uitloopt. De rollen zijn dus volledig omgedraaid. Maar de koning weet nog steeds niet van Hamans plan om Mordechai en de joden te doden. Daar komt hij pas achter als Ester hem dat 's avonds bij het feestmaal vertelt. Hij is ontzet dat Haman, ook aanwezig bij het maal, hiervoor verantwoordelijk is en laat hem ophangen aan de paal die Haman voor Mordechai had bedoeld. De bevelen van Haman worden uiteindelijk teruggedraaid en vele vijanden van het joodse volk, die hadden gehoopt hen op één dag uit te roeien, werden gedood. Anderen waren te bang om nog langer iets te proberen tegen Gods volk. Niet alles wat Ester en Mordechai doen, is goed in de ogen van God. Er wordt veel bloed vergoten, er is sprake van trouwen met heidenen, eten van onrein voedsel, en deelnemen aan misschien wel ‘wilde feesten'. Ester en Mordechai zijn wel voorbeelden van je vertrouwen stellen op God als het moeilijk wordt. En dat is precies wat God ons vanaf het begin heeft gevraagd. Adam en Eva hoefden maar één ding te doen, God vertrouwen. Zo sluit Ester opmerkelijk goed aan bij de rest van de Bijbel. De slang probeert Gods schepping kapot te maken. De mens is zondig, maar wordt gevraagd zijn vertrouwen op God te stellen. God geeft uitredding en herstel. De ultieme belofte is dat we een plek zullen hebben om te wonen en te leven, dat in dit koninkrijk van God in al onze noden voorzien zal worden en dat God zelf te midden van ons zal wonen.
Lezen: Daniël 6 We hebben in de themaweek over de mens tot nu toe gekeken naar: Hoe God de mens de kroon van de schepping maakte Hoe de mens de fout in ging Hoe de mens bevrijding nodig heeft van de zonde Wat de drie vijanden zijn van de mens Het lijkt me mooi om deze week af te sluiten met een positief verhaal. En eigenlijk wil ik dat Bijbelverhaal ook voor zich laten spreken. Daarom geef ik alleen wat toelichting aan het begin. We lezen zo direct uit het profetische Bijbelboek Daniël. Daniël was een Israëliet die in de zesde eeuw voor Christus samen met zijn hele volk werd meegenomen door de Babyloniërs. We weten uit de geschiedenisboeken dat dit een tactiek was van de Babylonische koningen om deze volken onder controle te krijgen en te voorkomen dat ze in opstand zouden komen. Toch was het leven voor deze ballingen niet altijd slecht. Jonge, intelligente mannen bijvoorbeeld kregen een opleiding. Ze werden eigenlijk opgevoed door de Babyloniërs en daarna aangesteld als leiders en zelfs als gouverneurs over andere overwonnen volken. Daniël was een belangrijke leider. Hij behoorde tot de Israëlieten die door de Babyloniërs werden benoemd op hoge posities. Waarom deden de Babyloniërs dit? De Bijbel vertelt het niet, maar historici hebben dit onderzocht. Als de Babyloniërs een volk overwonnen en ze een lokale leider aanstelden, dan zou die misschien weer in opstand komen. Zouden ze een leider uit Babylon aanstellen, dan zou die wellicht meer weerstand oproepen. Maar een leider vanuit een ander overwonnen volk zat tussen die twee uitersten in. In de val gelokt, maar trouw gebleven Welke taken Daniël precies heeft vervuld, weten we niet. Maar hij had verschillende hoge functies. Uiteindelijk werden tijdens Daniëls leven de Babyloniërs verslagen door de Meden en de Perzen. Zij namen het koninkrijk over. In het verhaal dat we gaan lezen, wordt ene Darius koning. Hij laat zich als een afgod vereren. Daniël is echter een inspirerend voorbeeld voor ons. Hij blijft God trouw, zelfs als hij in de val wordt gelokt. Deze vragen wil ik je meegeven: wat leer jij van hem? Hoe zou je dat in het dagelijks leven kunnen toepassen? En: wat leer je hier over God? Daniël 6 Darius de Mediër verkreeg het koningschap; hij was toen tweeënzestig jaar. Darius ging ertoe over honderdtwintig satrapen over het gehele koninkrijk aan te stellen. Boven hen stelde hij drie rijksbestuurders aan, van wie Daniël er een was; aan hen moesten de satrapen rekenschap afleggen, opdat de koning geen schade zou lijden. Daniël nu onderscheidde zich van de rijksbestuurders en satrapen door zijn buitengewone begaafdheid. De koning overwoog zelfs hem over het hele koninkrijk aan te stellen. Daarom probeerden de rijksbestuurders en satrapen in Daniëls bewind iets te vinden waarvoor ze hem zouden kunnen aanklagen, maar zij konden geen grond voor een aanklacht vinden of hem op een misstap betrappen, want hij was betrouwbaar en hij had nooit zijn plicht verzuimd of een misstap begaan. Toen zeiden die mannen: ‘Met geen mogelijkheid zullen wij deze Daniël kunnen aanklagen, tenzij we iets zoeken dat verband houdt met de wet van zijn God.' Daarop richtten de rijksbestuurders en satrapen zich tot de koning met een dringend verzoek: ‘Koning Darius, leef in eeuwigheid! Alle rijksbestuurders van het koninkrijk, stadhouders en satrapen, raadsheren en gouverneurs, zijn van mening dat er een koninklijk besluit moet worden uitgevaardigd waarin wordt vastgelegd dat eenieder die de komende dertig dagen een verzoek tot een god of een mens richt in plaats van tot u, majesteit, in de leeuwenkuil zal worden geworpen. Welnu, majesteit, vaardig dat verbod uit en stel het op schrift, zodat het niet veranderd kan worden, zoals geen enkele wet van de Meden en de Perzen kan worden herroepen.' Hierop stelde koning Darius het verbod op schrift. Toen Daniël hoorde van het besluit dat op schrift gesteld was, ging hij naar zijn huis. In zijn bovenvertrek had hij in de richting van Jeruzalem open vensters. Daar knielde hij neer, bad tot zijn God en prees Hem, precies zoals driemaal per dag zijn gewoonte was. Maar toen drongen de mannen zijn huis binnen en troffen Daniël aan terwijl hij zich smekend tot zijn God richtte. Ze gingen onmiddellijk naar de koning en wezen hem op het koninklijk besluit: ‘Hebt u geen verbod op schrift laten stellen dat ieder mens die de komende dertig dagen een verzoek tot een god of een mens richt in plaats van tot u, majesteit, in de leeuwenkuil zal worden geworpen?' De koning antwoordde: ‘Die verordening ligt even vast als elke wet van de Meden en de Perzen, ze kan niet worden herroepen.' Toen zeiden ze tegen de koning: ‘Daniël, een van de Judese ballingen, slaat geen acht op u, majesteit, noch op het besluit dat u op schrift hebt laten stellen; driemaal daags verricht hij zijn gebed.' Toen de koning deze beschuldiging hoorde raakte hij zeer ontstemd, en hij zon op middelen om Daniël te redden. Tot zonsondergang deed hij alles wat in zijn macht lag om Daniëls leven te sparen. Maar de mannen drongen bij de koning aan en zeiden: ‘Bedenk, majesteit, dat geen verbod of besluit dat de koning heeft uitgevaardigd veranderd kan worden; het is een wet van de Meden en de Perzen.' Hierop gaf de koning bevel Daniël te halen en hem in de leeuwenkuil te werpen. De koning zei tegen Daniël: ‘Uw God, die u zo vasthoudend dient, zal u redden!' Er werd een steen gebracht waarmee de opening van de kuil werd afgedekt, en de koning verzegelde die met zijn zegelring en met de zegelring van zijn machthebbers, om te verhinderen dat iemand iets aan Daniëls omstandigheden zou veranderen. Daarna keerde de koning terug naar zijn paleis en bracht de nacht door zonder iets te eten; hij kon de slaap niet vatten, maar liet niets ter afleiding brengen. Vroeg in de ochtend, toen het licht begon te worden, stond de koning op en haastte zich naar de leeuwenkuil. Zodra hij in de buurt van de kuil kwam, riep hij Daniël met bedroefde stem toe: ‘Daniël, dienaar van de levende God, heeft uw God, die u zo vasthoudend dient, u van de leeuwen kunnen redden?' En Daniël zei tegen de koning: ‘Majesteit, leef in eeuwigheid! Mijn God heeft zijn engel gezonden en de leeuwenmuilen gesloten. Ze hebben mij geen kwaad gedaan, omdat Hij mij onschuldig acht; maar ook u, majesteit, heb ik niets misdaan.' De koning was bijzonder verheugd en hij beval Daniël uit de kuil te halen. Daniël werd uit de kuil getrokken, en hij bleek ongedeerd te zijn, want hij had op zijn God vertrouwd. Toen gaf de koning bevel de mannen te brengen die Daniël hadden beschuldigd, en hij liet hen samen met hun kinderen en hun vrouwen in de leeuwenkuil werpen. Ze hadden de bodem van de kuil nog niet geraakt of de leeuwen stortten zich op hen en vermorzelden al hun botten. Daarop schreef koning Darius aan alle volken en naties, welke taal zij ook spraken en waar ter wereld zij ook woonden: ‘Moge uw voorspoed groot zijn! Hierbij beveel ik iedereen in het machtsgebied van mijn koninkrijk diep ontzag te tonen voor de God van Daniël. Want Hij is de levende God, die bestaat in eeuwigheid. Zijn koningschap gaat nooit te gronde en zijn heerschappij is zonder einde. Hij redt en bevrijdt, geeft tekenen en doet wonderen in de hemel en op aarde; Hij heeft Daniël uit de klauwen van de leeuwen gered.' Zo ging het Daniël voorspoedig onder het koningschap van Darius en onder het koningschap van Cyrus de Pers.
Ezra en Nehemia zijn meestal twee aparte boeken in de Bijbel, maar in feite vormen ze één geheel. Een soort deel 1 en deel 2 van hetzelfde verhaal. Het boek Ezra begint ongeveer waar 2 Koningen is geëindigd, maar dan vijftig jaar later. De tien stammen van Israël en de twee stammen die het koninkrijk Juda vormden zijn afzonderlijk van elkaar afgevoerd naar verre landen. De tempel is verwoest, Jeruzalem is een spookstad geworden. Maar God had al aangekondigd dat de ballingschap niet het laatste hoofdstuk in het verhaal zou zijn. We beginnen met twee belangrijke personages. De één heet Zerubbabel. Hij is een afstammeling van koning David. De ander heet Jesua. Hij is een afstammeling van Aäron, de eerste priester van Israël. Zowel Davids koninkrijk als Aärons priesterschap bestaan niet meer. Maar God beweegt de Perzische koning ertoe een deel van de mensen terug te laten keren om een tempel voor Hem te bouwen in Jeruzalem. Zo'n 42.000 familieleden van de ballingen en ruim 7.000 slaven gaan naar het Beloofde Land. Zerubbabel en Jesua bouwen het altaar van God op de oorspronkelijke plaats en offeren dagelijks, volgens de richtlijnen die de Heer eerder al aan Mozes had gegeven. Dat de eredienst op dit moment is hersteld is ontzettend hoopvol. Als objectieve lezer vraag je je misschien af: als deze profetie van God nu uitkomt, komen dan de andere profetieën ook gauw uit? Kunnen we de Messiaanse Koning nu ook ieder moment verwachten? Wordt de tempel hersteld? Wordt Gods koninkrijk gevestigd, niet alleen in Jeruzalem en Israël maar in de hele wereld? Vuurkolom Het antwoord is ‘nee, nog niet'. Opvallend is dat toen de Tabernakel voor het eerst werd gewijd en in gebruik werd genomen, God in een vuurkolom neerdaalde en onder Zijn volk leefde. Dat ‘vuurwerk' blijft dit keer uit. God woont dus niet weer automatisch in het midden van Zijn volk. De nieuwe tempel heeft dus niet dezelfde status als de eerste tempel. Het is ook vreemd om te zien dat Zerubbabel de hulp van lokale mensen weigert die mee willen helpen de tempel te herbouwen. Dit blijken nazaten van de oorspronkelijke ballingen te zijn die nog altijd in de buurt van Jeruzalem wonen. Zij mogen niet meehelpen, omdat ‘Cyrus de opdracht aan ons heeft gegeven'. Dit is een aparte reactie, want de profeten hebben duidelijk voorzegd dat vele natiën zouden samenkomen om God te aanbidden. Dus nee, Gods beloften gaan hier niet in vervulling. Zo'n zestig jaar na Zerubbabel en Jesua krijgt ook Ezra toestemming om naar Jeruzalem te gaan. Hij is een leider van de ballingen in Babylon en iemand die de Schriften onderwijst aan de Israëlieten. Koning Artaxerxes geeft hem toestemming om te gaan naar de stad van waaruit zijn voorouders waren verdreven. Ezra heeft een duidelijke missie. Hij wil het volk daar geestelijk vernieuwen. Hij komt er al snel achter dat veel van de teruggekeerde Israëlieten getrouwd zijn met lokale mensen. ‘Buitenlanders', zouden we nu zeggen. Ezra wil daar iets tegendoen. Niet uit racistisch motief. Ezra kende de waarschuwingen van God. Andere volken zouden Zijn volk verleiden om achter hun goden aan te gaan. Israël moet echter heilig zijn. Dat wil zeggen, voor God apart gezet. Zijn eerste stap is juist. Ezra bidt ernstig om vergeving. Dit is een zeer ontroerend moment in de Bijbel. Dan doet hij iets wat God hem helemaal niet had verteld. Hij dwingt scheidingen af. Complete gezinnen worden uit elkaar gerukt. De mannen keren terug naar het volk Israël, de vrouwen en kinderen worden weggestuurd. De profeet Maleachi heeft gezegd dat de ballingen inderdaad hun zuiverheid in de gaten moesten houden, maar ook dat God er van walgt als een man zijn vrouw wegstuurt. (Lees Maleachi 2 voor de context.) Het geeft eens te meer aan dat God het niet met alles eens is wat er in de Bijbel gebeurt. Zelfs de mensen die Hij gebruikt maken soms grove fouten met rampzalige gevolgen. Nehemia Na Ezra keert ook Nehemia terug naar het huidige Israël. Hij is een Jood die werkt voor de Perzische koning. Hij is diep geraakt als hij berichten ontvangen over Jeruzalem en de verwoeste muren. Hij bidt tot God. Koning Artaxerxes heeft door dat er wat mis is met zijn dienaar, vraagt hem wat er scheelt en geeft Nehemia uiteindelijk toestemming om terug te keren naar Jeruzalem om de stadsmuren te herbouwen. Hij krijgt zelfs gewapende begeleiding, gereedschap en bouwmaterialen mee. Als Nehemia aankomt in Jeruzalem begint hij met de herbouw van de stadsmuren van Jeruzalem. Hij wordt tegengewerkt door mensen die in de omgeving wonen en stelt zelfs één wachter aan voor elke persoon die bouwwerkzaamheden uitvoert. Ook dit deel van het verhaal begint dus veelbelovend. Is God bezig Zijn eeuwige koninkrijk te vestigen en begint dat dus hier in Jeruzalem? Het antwoord is weer ‘nee, in ieder geval niet volledig'. Zoals de profeet Zacharias heeft gezegd: het Nieuwe Jeruzalem zal een stad zijn zonder muren, Gods aanwezigheid zal de stad omringen en mensen van alle volken zullen komen om God te aanbidden. Daar is in de tijd van Nehemia nog absoluut geen sprake van. Eén van de principes die je hier ziet is dat Gods profetieën vaak op verschillende manieren en momenten worden vervuld. Meestal eerst klein en onvolledig, later groots en volledig. In dit voorbeeld laat God Jeruzalem herstellen, zoals Hij had voorspeld, maar ooit zal er een hemels Jeruzalem op aarde neerdalen, zoals we lezen in bijvoorbeeld Openbaring. Daar zijn we echter nog niet. Laten we verder gaan met Nehemia. Deze leider schuwt de confrontatie met de andere volken niet. Hij laat ze weten dat ze niet welkom zijn en krijgt mede daardoor te maken met vijandigheid. Ook het verhaal van Nehemia heeft een interessant slot. Eerst organiseren Ezra en Nehemia een groot feest dat wel een week duurt. Alle voormalige ballingen die inmiddels in Jeruzalem zijn aangekomen, krijgen tijdens die week de Wet van God uitgelegd. Ze lezen de hele Thora (dat zijn de vijf boeken van Mozes: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium). Vervolgens geven ze hun zonden toe en vernieuwen ze hun verbond met God. Dat wil zeggen: ze beloven opnieuw trouw te blijven aan Gods Woord. Dan vieren ze dat de tempel en stadsmuren weer zijn hersteld. Een prachtig einde. Alleen is dit niet het einde. Nehemia maakt een rondje door de stad en ziet dat de tempeldienst wordt verwaarloosd. Ook zijn er ongekwalificeerde mensen aan het werk in de stad en worden Gods wetten overtreden. Het werk van Zerubbabel, Ezra en Nehemia raakt alweer in verval. Nehemia gaat als een bezetene tekeer, maar de vraag is hoeveel indruk het maakt op de mensen in de stad. Aan het eind van het verhaal bidt Nehemia tot God en zegt: ‘Herinnert U zich alstublieft mijn goede daden. Ik heb mijn best gedaan.' Wat willen de boeken Ezra en Nehemia nu precies communiceren? Hoewel een gedeelte van de Israëlieten weer is teruggekeerd in het beloofde land en Jeruzalem, en de tempel, de muren en de eredienst zijn hersteld, is de geestelijke conditie van de ballingen niet veranderd. Ze zijn nog steeds nog net zo zondig en opstandig als voor de ballingschap. Hun hart moet veranderen. Gelukkig heeft God ook daar een plan voor.