POPULARITY
We struinen over de beroemde Franse begraafplaats Pere Lachaise en begroeten de grote kunstenaars die daar begraven liggen. Natuurlijk de usual suspects zoals Chopin en Jim Morrison, maar hoe klinken Oscar Wilde, Gertrude Stein en Karel Appel in muziek? Halverwege nemen we even pauze met een fonkelnieuwe cd van Alva, waarover gitarist en componist Jurriaan Kurpershoek zelf verteld. Amusez-vous bien à écouter!
In deze aflevering van Achter de Gevels is Jorie Wieriks te gast, cultureel erfgoed docent op Amsterdamse basisscholen. We bespreken het Prinsenhof, bij vele amsterdammers beter bekend als ‘het oude stadhuis'. Inmiddels zit hier het hotel the Grand, aan Oudezijds Voorburgwal 197. We praten met Jorie over dit stadhuis in de twintigste eeuw. Want hoe wist het Amsterdams verzet van de plannen van de Nazi's? Hoe probeerde beeldhouwer Hildo Krop de besluiten van de burgemeester van Amsterdam te beinvloeden? En waarom bespiedde kunstenaar Karel Appel lunchende gemeentemedewerkers? In Achter de Gevels spreekt Carlijn Elemans in elke aflevering met een expert over een Amsterdams gebouw om zo de stad, met haar rijke geschiedenis en prachtige architectuur, beter te leren kennen. Achter de Gevels wordt opgenomen vanuit de studio in de Triumph aan de Kalverstraat voor AmsterdamFM. Presentatie en redactie: Carlijn Elemans Productie: Oscar van Oorschot
Natuurlijk gaat het deze week over het 'programkabinet' van Kim Putters. Robert en Kees verbazen zich verder over de Haagse ambtenarij die maar wat graag ' other peoples money' uitgeeft aan businessclass vliegtripjes en gouden kranen op het Binnenhof. Komt Khadija Arib terug als opvolger van Rutte? En waarom gelden er in de rest van Nederland andere regels dan in woke-city? Robert wordt emotioneel als we de demonstraties bij de opening van het holocaustmuseum bespreken. Robert gaat op culturele trip naar de TEFAF in Maastricht, maar daar blijken die kleine schilderijtjes toch iets te duur te zijn, maar wel een solide investering. Tot slot nog wat opwinding over de ' Week van het Geld'. Want jongeren zien in crypto de kip met de gouden eieren en denken rijk te worden met een windei. En wat is de rol van die flutfluencers? Gelukkig staan de vrienden van Kees (AFM) klaar met beleid om dat aan te pakken! Ter zakeGlansrollen zijn deze week weggelegd: holocaustmuseum, Femke Halsema, opening, Isaac Herzog, Gaza, Israel, nuance, programkabinet, Rutte, Khadija Arib, Martijn van Rijn, erfbelasting, Kim Putters, TEFAF, Maastricht, Karel Appel, finfluencers, AFM, Week van het Geld, investeringen, beleggen, aandelen, crypto, gouden kranen, verbouwing, miljarden, Binnenhof, businessclass, vliegen, vliegschaamte, ambtenaren, Robert De Boeck en Kees de Kort. Over de podcastIn ‘Van Alle Markten Thuis' delen oud-collega's macro-econoom Kees de Kort en oprichter en directeur van investeringsmaatschappij Antea Robert De Boeck hun inzichten in alle economische aangelegenheden. Met een scherp afgestelde bullshitmeter fileren de Waldorf & Statler van de Nederlandse economie, financiële trends en economisch beleid. Gezellig gaat het niet worden, de moeite waard wel. Kees de KortJarenlang was macro-econoom Kees de Kort een vaste waarde bij BNR. Tot zijn pensioen genoten tienduizenden podcastluisteraars van zijn dagelijkse column op BNR. Hij studeerde economie aan de Katholieke Universiteit van Tilburg. Hij werkte onder andere bij Staalbankiers, Onderzoeksbureau Financiele Diensten Amsterdam en Barclays. De ‘Beursgoeroe' van het jaar 2008 is nu terug bij BNR. Hij en zijn ‘Dekortiaanse' uitspraken staan klaar om met een gezonde dosis realisme de economie van zijn opinie te voorzien. Ook als het niet over de economie gaat trouwens. Robert De BoeckAls vast panellid van ‘Ongevraagd Advies' in ‘Zaken doen' is deze geboren Rotterdammer geen onbekende bij BNR. De oprichter en directeur van investeringsmaatschappij Antea is begonnen aan de Erasmus universiteit waar hij cum laude zijn studie Economie afrondt. Hij werkte net als Kees bij Staal Bankiers en daarvoor bij Nationale Nederlanden. Met een lichte Rotterdamse tongval en in klare taal neemt hij geen blad voor de mond als het om financiele trends of economisch beleid gaat. Of Sparta. Hij schrijft ook een column voor Quote. Praat meeStuur je vragen in via redactie@bnr.nl of reageer op onze Q&A in Spotify! Je hoort Kees en Robert elke zaterdag (17u) en elke zondag (13u) ook bij BNR op de radio! See omnystudio.com/listener for privacy information.
Deze keer ZAAK 31 – Kunstvervalser Geert Jan Jansen: Meester in MisleidingIn deze aflevering duiken Rik en Robert in het fascinerende verhaal van Geert Jan Jansen, een van de meest beruchte kunstvervalsers sinds de Tweede Wereldoorlog. Jansen's carrière omspant het creëren van duizenden vervalste werken van de grootste namen in de kunstwereld, zoals Karel Appel, Picasso, en Matisse. Luister naar hoe een onbeduidend foutje leidde tot zijn ontmaskering en arrestatie, en de sluwe wijze waarop hij momenteel zijn kost lijkt te verdienen.Leuk als jullie in de spotify Q&A van onze afleveringen een reactie willen geven op onze vraag en de eventuele enquete! Luister je graag naar onze podcast serie? Je kunt ons een fooi (elk gewenst bedrag, anoniem, eenmalig of maandelijks) geven via: https://fooienpod.com/kunstmaffiaZeer veel dank mochten jullie iets voor onze podcast over hebben!Bekijk ook graag:https://instagram.com/KunstmaffiaMet heel veel plezier maken Robert Tetteroo en Rik Bouman deze podcast serie. Dit is KunstMaffia, een podcast over roof, vervalsing en zwendel in de internationale kunst- en antiek wereld.
Hoe zou de wereld eruitzien als de mens niet meer hoefde te werken? Deze vraag stond centraal in New Babylon, een project van CoBrA-schilder Constant Nieuwenhuys. Het begon met wat geknutsel met plexiglas en metaaldraad, maar groeide uit tot een project waar Constant bijna twintig jaar aan werkte. Een van de objecten uit dit project is de sculptuur ‘Ruimtecircus', een ontwerp voor een soort reuzenklimrek. Janine Abbring duikt erin met conservator beeldende kunst 20e eeuw, Ludo van Halem.Wil je weten hoe deze sculptuur eruitziet? Ga dan naar: https://www.rijksmuseum.nl/nl/collectie/BK-2012-65-1#:~:text=Dit%20is%20niet%20alleen%20een,in%20geklommen%20moest%20kunnen%20worden.In het Rijksmuseum is powered by ING.
Wie wat bewaart 29 09 2023 | Fotograaf Nico Koster en Famiri Familie (Stadsarchief) Gasten: Nico Koster, Mark Ponte In deze aflevering van Wie Wat Bewaart spreekt Jeroen de Vries Nico Koster over zijn leven als fotograaf, galerie eigenaar en goede bekende van diverse kunstenaars. Hij verteld over de verhalen achter zijn foto's en over bekende kunstenaars als Corneille en Karel Appel waarmee hij bevriend werd. Met Mark Ponte praten we over de tentoonstelling in het Stadsarchief: “Famiri Familie. Surinaams-Amsterdamse verhalen vanaf 1611”. Al bijna vier eeuwen spelen familieverhalen van Suriname en Amsterdam zich af op, of tussen, twee continenten. Dankzij brieven, cassettebandjes en smartphones is het contact tussen familieleden aan beide kanten van de oceaan altijd hecht geweest. * Nico Koster is fotograaf. * Mark Ponte werkt bij het stadsarchief en is een van de curatoren van de tentoonstelling Famiri Familie.
Boswachter Jeroen Glissenaar deelt zijn enthousiasme voor de kunst met koningin Beatrix.Zie het privacybeleid op https://art19.com/privacy en de privacyverklaring van Californië op https://art19.com/privacy#do-not-sell-my-info.
Kleurrijke vlakken en zwarte contouren vullen het schilderij De Vierkante Man van Karel Appel. Appel schilderde het in 1951, tijdens de hoogtijdagen van de naoorlogse kunstbeweging Cobra. Wat was hun gedachtengoed? Wie waren hun inspiratiebronnen? Presentator Jörgen Raymann spreekt hierover met conservator Ludo van Halem.Bekijk het schilderij hier: https://www.rijksmuseum.nl/nl/collectie/SK-A-5002In het Rijksmuseum is powered by ING.
In deze aflevering van 'Phoebus Focus' kijkt Koen Fillet samen met restaurator Naomi Meulemans over de schouder van CoBrA-kunstenaar Karel Appel. Sinds 2016 is Naomi in de Kanselarij van The Phoebus Foundation verantwoordelijk voor de conservatie en restauratie van de collectie moderne en hedendaagse kunst. Als geen ander kan ze geheimen ontfutselen aan de materialiteit van de verf. Zo ontleedt Naomi ook 'Vogel" van Karel Appel, laag na laag. De uitkomst is ietwat ontnuchterend. Waren de CoBrA-kunstenaars wel zo ‘vrij' als ze zelf graag wilden geloven?
Na de Tweede Wereldoorlog, in een tijd van schaarste, weet een stukje sloophout het begin van een nieuwe kunststroming te ontketenen. Stefan van Raay, waarnemend directeur van het CoBrA museum, neemt ons mee in het verhaal van een triomfantelijk, macho mannetje. De podcast Topstukken wordt je aangeboden door de VriendenLoterij, dé cultuurloterij van Nederland. Ontdek meer over deze podcast op topstukkendepodcast.nl.
Het onderwerp van deze aflevering gaat over kijken. Zowel Jeroen als Sam zijn naast hun kunstenaarschap ook docent. Hoe leert Sam zijn leerlingen echt kijken wil Jeroen weten. Dat valt niet in een zin te zeggen maar het komt er op neer dat het weten het kijken in de weg zit. Na deze filosofische constatering wordt besproken hoe we dat weten kunnen vergeten. En wat bedoelt Sam met fenomenen? Ook wordt het cliche van het echte kunstenaarschap doorgeprikt en citeert Sam een geniale zin van Karel Appel. Tot slot vraagt Jeroen of Sam inmiddels snapt hoe een goed schilderij te maken.
Russell and Robert meet Noel Fielding, legendary comedian, writer, actor, artist, musician, and TV presenter - back on screens this week in The Great British Bake Off! Known for his use of surreal humour and black comedy, Noel first came to prominence in The Mighty Boosh comedy troupe, starring as lead character Vince Noir but also creating many of the costumes, make-up designs and animated segments.In recent years he's also become celebrated for his colourful figurative paintings and his lockdown Art Club online classes. Having trained at Croydon Art College tutored by Dexter Dalwood, he drew inspiration from artists including Jean Michel Basquiat, Henri Rousseau, Jean Dubuffet, David Shrigley, Salvador Dali, Roy Lichtenstein, Karel Appel and the Cobra art movement. Noel's visual practice includes drawing, painting, collage and multimedia installation. His exhibition titles have included "Psychedelic Dreams of The Jelly Fox".This special episode was recorded in London on Monday 16th December 2019. Follow Noel's artworks on Instagram @Noel_Fielding or Twitter @NoelFielding11 and visit his galleries Don't Walk Gallery in Deal, Kent and Jealous Gallery in London. Special thanks to Tania Wade.For images of all artworks discussed in this episode visit @TalkArt. Talk Art theme music by Jack Northover @JackNorthoverMusic courtesy of HowlTown.com We've just joined Twitter too @TalkArt. If you've enjoyed this episode PLEASE leave us your feedback and maybe 5 stars if we're worthy in the Apple Podcast store. Thank you for listening to Talk Art, we will be back very soon. For all requests, please email talkart@independenttalent.com See acast.com/privacy for privacy and opt-out information.
Een groot deel van de collectie zit vast in Mexico en er hangt helemaal niets aan de muren. Het duo bezoekt desondanks het Cobra Museum in Amstelveen voor het verhaal van Karel Appel. Klopt het dat de Gemeente Amsterdam behang heeft geplakt over zijn gigantische muurschildering? En waar staat Cobra voor? Je hoort het in de aflevering over de kunstenaar die eigenlijk kapper moest worden. Ben je benieuwd naar beeld bij deze podcast? Volg dan @kleinenichtje op Instagram!
Russell & Robert meet London–based artist, illustrator, ceramicist and textile designer John Booth. Best-known for his graphic works featuring multi–layered collages of textures and colours, Booth draws inspiration from artists including Karel Appel and Betty Woodman as well as from retro children’s playgrounds and postmodern Italian designers.Born in Scotland in 1984 and raised in Cumbria, Booth moved to London in 2004, where he graduated with a BA in fashion print design at Central Saint Martins in 2009. He has since taught as a lecturer both at Central Saint Martins as well as at the University of Westminster. Booth has worked for several fashion brands including Zandra Rhodes, John Galliano, Ashish, Christopher Shannon, Lou Dalton and most recently, Globetrotter and FENDI. See acast.com/privacy for privacy and opt-out information.
In de podcast Drive luister je naar exclusieve diepte-interviews met Nederlandse topondernemers, gepresenteerd door Taco Oosterkamp. In deze aflevering: (tele)marketing-goeroe Will Ditmeijer. Taco interviewt in deze podcast ondernemers die miljoenenbedrijven runnen, maar ze begonnen allemaal klein. Vaak letterlijk aan de keukentafel of op een zolderkamer. In Drive duiken we in de oorsprong van hun bedrijf en ondernemerschap: waarom werden ze ondernemer? Wat zat er tegen? Hoe zijn ze zo succesvol geworden? Will Ditmeijer is met haar Ditmeijers' Group een rot in het vak op het gebied van direct marketing en telemarketing. De ondernemer begon haar carrière in de jaren '60 bij Laurens Daane, de man die het fenomeen telemarketing naar Nederland haalde. "Ik heb geluk gehad dat ik daar belandde. Ze zochten een 'rots in de branding'." Ditmeijer beleefde een "fantastische tijd" bij Daane. Ze belandde in een mooi, modern ontworpen kantoor, gevuld met kunstwerken van Karel Appel en M.C. Esscher - vrienden van Daane. Een bescheiden baan met het ontvangen van mensen en het bijhouden van de agenda, groeide in 20 jaar uit naar het hoofd van een afdeling telemarketing. Visionair Bij Daane zag Ditmeijer ook hoe de eerste huis-aan-huisbladen en vacaturegidsen van Nederland werden opgezet. "Eigenlijk alles wat toen 'DM' was, dat deed hij. Hij was een visionair." Daane verkocht zijn bedrijf uiteindelijk aan uitgever Wegener. Na een paar jaar bij Wegener begon Ditmeijer voor zichzelf. De kunstliefhebber begon als "ziekelijk verzamelaar" een kunsthandel in Amsterdam. In de kelder - zonder ramen - van datzelfde pand richtte zij ondertussen een marketingbedrijf op met een team van 7 mensen. Een telemarketing-bedrijf c.q. kunsthandel is dan wel geen alledaagse combinatie, maar "communiceren is ook kunst", zegt de ondernemer. Met inhoud Ditmeijer koos bewust mensen uit andere vakgebieden, waaronder musici, modeontwerpers, politicologen, een acteur en een ex-topsporter. "Hoog opgeleid, mensen die inhoudelijk wat te zeggen hebben." op dit moment heeft haar bedrijf 88 mensen in dienst. Leeftijd maakt daarbij niet uit, "als je stem maar goed is". Behalve kunst houdt Ditmeijer veel van zeilen. "Dat is de enige plek waar ik mijn verstand op nul kan zetten." Luister deze podcast ook om te horen: - Hoe je je echt inleeft in de klant voor wie je werkt - Dat je daarbij een soort James Bond bent - Hoe Ditmeijer omgaat met moderne media - Hoe je je publiek segmenteert en zorgt voor een boodschap waar een klant goed op reageert - Waarom je er wat haar betreft - als ondernemer helemaal voor moet gaan - Waarom Ditmeijer van tegenwind veel harder gaat fietsen
El paleolítico, como en toda la geografía ibérica, también se descubre en tierras vizcaínas donde se conocen cuevas con arte prehistórico, figuras y signos…a las cuevas conocidas de Ventalaperra, Santimaniñe y Arenaza se han ido agregando nuevos descubrimientos: El Rincón, Askondo, Atxurra, Lumentxa, Armintxe o Motgota. Y todo este mundo primitivo, pleno de afanes, se pone en función con la muestra ‘2016 d.C. El Paleolítico’, en la Sala Rekalde. Hablamos de esta apasionante exposición desde esta no menos apasionante Sala que celebra sus 25 años de historia. El objetivo principal del proyecto es generar emociones al visitante, a la vez que se difunde los avances científicos a través de montajes que se contraponen en el tiempo histórico a lo largo de la exposición; una invitación a la reflexión y al pensamiento. En la presentación, en el vestíbulo, se muestran las actividades y los protagonistas que están trabajando en el descubrimiento, estudio, protección y difusión de este patrimonio. Mediante un sistema de inmersión total, nos adentramos en un área dedicada a la visita virtual a tres cuevas: Valdelaperra, Santimamiñe y Arenaza. Se trata de generar una sensación única de conocer los espacios creativos del Paleolítico de Vizcaya. Avanzamos y alcanzamos la explosión artística: el encuentro del arte rupestre con el siglo XXI. De la mano de varios artistas, vemos como se funde el arte de todos los tiempos, el paleolítico, el contemporáneo y el digital; cuadros de Miquel Barceló, Mimmo Paladino, y Karel Appel, así como video creaciones generadas exclusivamente para esta exposición por Paco Gramaje, Txuspo Poyo y Alba Corral; en la exposición ‘2016 d.C., El Paleolítico’, abierta en la Sala Rekalde de Bilbao, hasta el 29 de enero de 2017.
El paleolítico, como en toda la geografía ibérica, también se descubre en tierras vizcaínas donde se conocen cuevas con arte prehistórico, figuras y signos…a las cuevas conocidas de Ventalaperra, Santimaniñe y Arenaza se han ido agregando nuevos descubrimientos: El Rincón, Askondo, Atxurra, Lumentxa, Armintxe o Motgota. Y todo este mundo primitivo, pleno de afanes, se pone en función con la muestra ‘2016 d.C. El Paleolítico’, en la Sala Rekalde. Hablamos de esta apasionante exposición desde esta no menos apasionante Sala que celebra sus 25 años de historia. El objetivo principal del proyecto es generar emociones al visitante, a la vez que se difunde los avances científicos a través de montajes que se contraponen en el tiempo histórico a lo largo de la exposición; una invitación a la reflexión y al pensamiento. En la presentación, en el vestíbulo, se muestran las actividades y los protagonistas que están trabajando en el descubrimiento, estudio, protección y difusión de este patrimonio. Mediante un sistema de inmersión total, nos adentramos en un área dedicada a la visita virtual a tres cuevas: Valdelaperra, Santimamiñe y Arenaza. Se trata de generar una sensación única de conocer los espacios creativos del Paleolítico de Vizcaya. Avanzamos y alcanzamos la explosión artística: el encuentro del arte rupestre con el siglo XXI. De la mano de varios artistas, vemos como se funde el arte de todos los tiempos, el paleolítico, el contemporáneo y el digital; cuadros de Miquel Barceló, Mimmo Paladino, y Karel Appel, así como video creaciones generadas exclusivamente para esta exposición por Paco Gramaje, Txuspo Poyo y Alba Corral; en la exposición ‘2016 d.C., El Paleolítico’, abierta en la Sala Rekalde de Bilbao, hasta el 29 de enero de 2017.
Groots "Als kind kon ik beter tekenen dan praten", zei Marte Röling in 1994 tegen Ischa Meijer. Marte Röling werd geboren als kunstenares en tweede kind van de kunstschilders Gerard Victor Alphons Röling en Antonie Grolle op 16 december 1939. Haar vroegste herinnering aan zichzelf is dat ze altijd en overal zat te tekenen, vaak samen met haar broertje Niels haar eerste grote liefde. Marte groeide op in Het Gooi en Canada. Op haar zestiende werd zij leerling aan de Amsterdams Rijks Academie voor Beeldende Kunsten, waar haar vader sinds 1939 hoogleraar was. Hij gaf les aan Corneille en Karel Appel. "Mijn ouders waren wel mijn ouders, maar al heel vroeg ook mijn collega's"' zei ze over hen. Al op negentienjarige leeftijd had zij haar eerste tentoonstelling met grafisch werk, er zouden er nog 150 volgen in musea in Europa, waaronder de Biennale de la Jeunesse in Parijs van 1965, en de Verenigde Staten. Haar record is 126 exposities in een jaar. Ze exposeerde vaak samen met andere kunstenaars als Picasso, Kienholz en Andy Warhol. In 1970 ontmoet ze haar tweede grote liefde. "Dat bedoel ik", dacht ze toen ze hem voor het eerst zag. De psychotherapeut en "specialist in alles" Henk Jurriaans. Hij haalde de internationale pers toen hij zich in 1975 25 dagen lang als levend kunstwerk in het Stedelijk Musseum tentoonstelde. Zij trok bij hem in en later kwamen daar de zusters Alissa en Adrienne Morrien bij en nog later Wanda Werner. Zij wonen in een gigantische boerderij in het Groningse Uithuizen. In de tuin staat een gepensioneerde Starfighter. Samen met haar partners in kunst maakte Marte vele monumentale kunstwerken als het vlaggenmonument voor het Amsterdamse AMC, polyester draperieën voor de Stopera, koperen gordijnen voor de Gasunie, een beeld voor het Haagsche Muziektheater, een acht meter hoge sculptuur voor de Universiteit Groningen. Onlangs nog onthulde Koning Beatrix een twaalf meter hoog beeld van staal, kunststof en bladgoud voor de Eemshaven. En nog heel veel meer. Maar naast dit monumentale werk maakt zij ook plafondschilderingen, postzegels, platenhoezen, modetekeningen, theaterdecors, schilderijen, litho’s en speelde in een film van Dimitri Frenkel Frank. In 2005 stierf Henk Jurriaans. "Onbegrijpelijk dat ik gewoon doorleefde"' zei ze later. Maar dat deed ze, samen met Alissa, Adrienne en Wanda. ---------------------------------------- Samenvattingen Een stalen kern Eerste uur Cortèn-staal, daar ging het over in het eerste uur. Dat gebruikt de kunstenares voor veel haar monumentale kunstwerken – een staal dat op een bepaalde manier roest en daardoor een prachtige kleur geeft. Geleverd door de staalfabriek in Uithuizen waar ze woont in Groningen – samen met Adriënne en Alissa Morriën en Wanda Werner – en tot aan zijn dood drie jaar geleden met Henk Jurriaans. Zij en Adriënne zijn de bouwvakkers van het collectief, tegenwoordig met steun van mensen van buitenaf – want zo’n kunstwerk, dat is hard werken, enorm veel werk. Ze is verwekt in een roeiboot aan het Gein – dat denkt ze, omdat er een tekening is van een beeldschoon meisje, naakt slapend in een boot: haar moeder Antonie Grolle, getekend door haar vader, Gé Röling, ongeveer negen maanden voor Marte’s geboorte. Haar moeder werd een gevierd schilderes en ze bleef tot haar dood op 97-jarige leeftijd kort geleden een mooie vrouw. Haar vader, erudiet, aardig, schilder en hoogleraar aan de Rijksacademie voor Beeldende kunsten, stimuleerde de schildercarrière van zijn vrouw – terwijl hij zelf de erkenning van de kunstwereld niet kreeg – maar je kan ook zonder, vulde Marte aan. Zij ging op 16-jarige leeftijd naar de Academie, nadat ze haar hele jeugd met haar broer Niels oorlogen had getekend - soldaten, tanks. Wat wilde je ermee? Vraagt Jochems – ik wilde grote dingen maken, en gekleurde dingen, zei ze, ik wilde dingen maken, maar of ik er dingen mee wilde zeggen – dat weet ik niet. In haar litho’s tekende ze ooit het leed van de wereld – de Vietnamoorlog, MalcolmX, de honger in Biafra. Maar kort daarna richtte ze zich al op het monumentale werk. Tweede uur Het afgelopen uur begon met: handen in glas – haar eerste opdracht voor een monumentaal werk. Een glasapplicé van vijftien grote gekleurde handen voor een schooltje. Toen kwamen er grote monden – dat kwam door de verliefdheid op Henk Jurriaans, zegt ze, dat was het kussen met Henk. Maar voor Henk was er Hans Koetsier . Een aparte man die door veel mensen niet goed begrepen werd. Maar zij vond hem een ongelooflijk leuke man, vol verhalen. Er zat een schat in, zegt ze, dat zag ik doordat ik gewoon naar iemand kijk zonder me bedreigd te voelen. Zij was toen een prachtige blonde kunstenares van 22 – hij een man die in de reclame zat en gevaren had en Jan de Hartog las, - dat lás je niet in het kunstenaarsmilieu van de Rölings. Het was niet een enorme verliefdheid – maar ze ging van hem houden. Ze dacht al die jaren: ik blijf gewoon tot ik wegga. Dat gebeurde toen ze Henk Jurriaans ontmoette: "Dat is wat ik bedoel" – zei ze tegen zichzelf toen ze hem zag: lang donker haar, met hier en daar een gouden haar, een roze overhemd, opgerolde mouwen, corduroy broek rond een beeldschoon lijf. Zoals hij keek, praatte, de klank van zijn stem, intonatie – ze dacht, dát is het. Mag ik even aan je arm komen, vroeg ze – en zo trok ze geruime tijd later, na een pijnlijk afscheid van Hans Koetsier, bij hem in. Ze vond hem een fantastische therapeut – hij ging dwars tegen de heersende therapie-cultuur in – hij was confronterend, hij was onconventioneel en hij was goed. Marte zelf ging tekenen voor dagblad Het Parool - modetekeningen en portretten – zo zat ze een keer 23 uur aan één stuk aan één tekening. "Vond je jezelf goed?", vroeg Jochems. "Ja!", zegt ze, "ik ben heel zeker van mezelf, er zit een stalen kern in me. Ik kan wel verlegen zijn maar niet onzeker." Die stalen kern maakt het mogelijk dat ze dacht: gezéllig – toen Alissa en Adriënne Morriën, die ze al sinds hun kindertijd kende zich bij Henk en haar voegde.
Groots "Als kind kon ik beter tekenen dan praten", zei Marte Röling in 1994 tegen Ischa Meijer. Marte Röling werd geboren als kunstenares en tweede kind van de kunstschilders Gerard Victor Alphons Röling en Antonie Grolle op 16 december 1939. Haar vroegste herinnering aan zichzelf is dat ze altijd en overal zat te tekenen, vaak samen met haar broertje Niels haar eerste grote liefde. Marte groeide op in Het Gooi en Canada. Op haar zestiende werd zij leerling aan de Amsterdams Rijks Academie voor Beeldende Kunsten, waar haar vader sinds 1939 hoogleraar was. Hij gaf les aan Corneille en Karel Appel. "Mijn ouders waren wel mijn ouders, maar al heel vroeg ook mijn collega's"' zei ze over hen. Al op negentienjarige leeftijd had zij haar eerste tentoonstelling met grafisch werk, er zouden er nog 150 volgen in musea in Europa, waaronder de Biennale de la Jeunesse in Parijs van 1965, en de Verenigde Staten. Haar record is 126 exposities in een jaar. Ze exposeerde vaak samen met andere kunstenaars als Picasso, Kienholz en Andy Warhol. In 1970 ontmoet ze haar tweede grote liefde. "Dat bedoel ik", dacht ze toen ze hem voor het eerst zag. De psychotherapeut en "specialist in alles" Henk Jurriaans. Hij haalde de internationale pers toen hij zich in 1975 25 dagen lang als levend kunstwerk in het Stedelijk Musseum tentoonstelde. Zij trok bij hem in en later kwamen daar de zusters Alissa en Adrienne Morrien bij en nog later Wanda Werner. Zij wonen in een gigantische boerderij in het Groningse Uithuizen. In de tuin staat een gepensioneerde Starfighter. Samen met haar partners in kunst maakte Marte vele monumentale kunstwerken als het vlaggenmonument voor het Amsterdamse AMC, polyester draperieën voor de Stopera, koperen gordijnen voor de Gasunie, een beeld voor het Haagsche Muziektheater, een acht meter hoge sculptuur voor de Universiteit Groningen. Onlangs nog onthulde Koning Beatrix een twaalf meter hoog beeld van staal, kunststof en bladgoud voor de Eemshaven. En nog heel veel meer. Maar naast dit monumentale werk maakt zij ook plafondschilderingen, postzegels, platenhoezen, modetekeningen, theaterdecors, schilderijen, litho’s en speelde in een film van Dimitri Frenkel Frank. In 2005 stierf Henk Jurriaans. "Onbegrijpelijk dat ik gewoon doorleefde"' zei ze later. Maar dat deed ze, samen met Alissa, Adrienne en Wanda. ---------------------------------------- Samenvattingen Een stalen kern Eerste uur Cortèn-staal, daar ging het over in het eerste uur. Dat gebruikt de kunstenares voor veel haar monumentale kunstwerken – een staal dat op een bepaalde manier roest en daardoor een prachtige kleur geeft. Geleverd door de staalfabriek in Uithuizen waar ze woont in Groningen – samen met Adriënne en Alissa Morriën en Wanda Werner – en tot aan zijn dood drie jaar geleden met Henk Jurriaans. Zij en Adriënne zijn de bouwvakkers van het collectief, tegenwoordig met steun van mensen van buitenaf – want zo’n kunstwerk, dat is hard werken, enorm veel werk. Ze is verwekt in een roeiboot aan het Gein – dat denkt ze, omdat er een tekening is van een beeldschoon meisje, naakt slapend in een boot: haar moeder Antonie Grolle, getekend door haar vader, Gé Röling, ongeveer negen maanden voor Marte’s geboorte. Haar moeder werd een gevierd schilderes en ze bleef tot haar dood op 97-jarige leeftijd kort geleden een mooie vrouw. Haar vader, erudiet, aardig, schilder en hoogleraar aan de Rijksacademie voor Beeldende kunsten, stimuleerde de schildercarrière van zijn vrouw – terwijl hij zelf de erkenning van de kunstwereld niet kreeg – maar je kan ook zonder, vulde Marte aan. Zij ging op 16-jarige leeftijd naar de Academie, nadat ze haar hele jeugd met haar broer Niels oorlogen had getekend - soldaten, tanks. Wat wilde je ermee? Vraagt Jochems – ik wilde grote dingen maken, en gekleurde dingen, zei ze, ik wilde dingen maken, maar of ik er dingen mee wilde zeggen – dat weet ik niet. In haar litho’s tekende ze ooit het leed van de wereld – de Vietnamoorlog, MalcolmX, de honger in Biafra. Maar kort daarna richtte ze zich al op het monumentale werk. Tweede uur Het afgelopen uur begon met: handen in glas – haar eerste opdracht voor een monumentaal werk. Een glasapplicé van vijftien grote gekleurde handen voor een schooltje. Toen kwamen er grote monden – dat kwam door de verliefdheid op Henk Jurriaans, zegt ze, dat was het kussen met Henk. Maar voor Henk was er Hans Koetsier . Een aparte man die door veel mensen niet goed begrepen werd. Maar zij vond hem een ongelooflijk leuke man, vol verhalen. Er zat een schat in, zegt ze, dat zag ik doordat ik gewoon naar iemand kijk zonder me bedreigd te voelen. Zij was toen een prachtige blonde kunstenares van 22 – hij een man die in de reclame zat en gevaren had en Jan de Hartog las, - dat lás je niet in het kunstenaarsmilieu van de Rölings. Het was niet een enorme verliefdheid – maar ze ging van hem houden. Ze dacht al die jaren: ik blijf gewoon tot ik wegga. Dat gebeurde toen ze Henk Jurriaans ontmoette: "Dat is wat ik bedoel" – zei ze tegen zichzelf toen ze hem zag: lang donker haar, met hier en daar een gouden haar, een roze overhemd, opgerolde mouwen, corduroy broek rond een beeldschoon lijf. Zoals hij keek, praatte, de klank van zijn stem, intonatie – ze dacht, dát is het. Mag ik even aan je arm komen, vroeg ze – en zo trok ze geruime tijd later, na een pijnlijk afscheid van Hans Koetsier, bij hem in. Ze vond hem een fantastische therapeut – hij ging dwars tegen de heersende therapie-cultuur in – hij was confronterend, hij was onconventioneel en hij was goed. Marte zelf ging tekenen voor dagblad Het Parool - modetekeningen en portretten – zo zat ze een keer 23 uur aan één stuk aan één tekening. "Vond je jezelf goed?", vroeg Jochems. "Ja!", zegt ze, "ik ben heel zeker van mezelf, er zit een stalen kern in me. Ik kan wel verlegen zijn maar niet onzeker." Die stalen kern maakt het mogelijk dat ze dacht: gezéllig – toen Alissa en Adriënne Morriën, die ze al sinds hun kindertijd kende zich bij Henk en haar voegde.
Groots "Als kind kon ik beter tekenen dan praten", zei Marte Röling in 1994 tegen Ischa Meijer. Marte Röling werd geboren als kunstenares en tweede kind van de kunstschilders Gerard Victor Alphons Röling en Antonie Grolle op 16 december 1939. Haar vroegste herinnering aan zichzelf is dat ze altijd en overal zat te tekenen, vaak samen met haar broertje Niels haar eerste grote liefde. Marte groeide op in Het Gooi en Canada. Op haar zestiende werd zij leerling aan de Amsterdams Rijks Academie voor Beeldende Kunsten, waar haar vader sinds 1939 hoogleraar was. Hij gaf les aan Corneille en Karel Appel. "Mijn ouders waren wel mijn ouders, maar al heel vroeg ook mijn collega's"' zei ze over hen. Al op negentienjarige leeftijd had zij haar eerste tentoonstelling met grafisch werk, er zouden er nog 150 volgen in musea in Europa, waaronder de Biennale de la Jeunesse in Parijs van 1965, en de Verenigde Staten. Haar record is 126 exposities in een jaar. Ze exposeerde vaak samen met andere kunstenaars als Picasso, Kienholz en Andy Warhol. In 1970 ontmoet ze haar tweede grote liefde. "Dat bedoel ik", dacht ze toen ze hem voor het eerst zag. De psychotherapeut en "specialist in alles" Henk Jurriaans. Hij haalde de internationale pers toen hij zich in 1975 25 dagen lang als levend kunstwerk in het Stedelijk Musseum tentoonstelde. Zij trok bij hem in en later kwamen daar de zusters Alissa en Adrienne Morrien bij en nog later Wanda Werner. Zij wonen in een gigantische boerderij in het Groningse Uithuizen. In de tuin staat een gepensioneerde Starfighter. Samen met haar partners in kunst maakte Marte vele monumentale kunstwerken als het vlaggenmonument voor het Amsterdamse AMC, polyester draperieën voor de Stopera, koperen gordijnen voor de Gasunie, een beeld voor het Haagsche Muziektheater, een acht meter hoge sculptuur voor de Universiteit Groningen. Onlangs nog onthulde Koning Beatrix een twaalf meter hoog beeld van staal, kunststof en bladgoud voor de Eemshaven. En nog heel veel meer. Maar naast dit monumentale werk maakt zij ook plafondschilderingen, postzegels, platenhoezen, modetekeningen, theaterdecors, schilderijen, litho’s en speelde in een film van Dimitri Frenkel Frank. In 2005 stierf Henk Jurriaans. "Onbegrijpelijk dat ik gewoon doorleefde"' zei ze later. Maar dat deed ze, samen met Alissa, Adrienne en Wanda. ---------------------------------------- Samenvattingen Een stalen kern Eerste uur Cortèn-staal, daar ging het over in het eerste uur. Dat gebruikt de kunstenares voor veel haar monumentale kunstwerken – een staal dat op een bepaalde manier roest en daardoor een prachtige kleur geeft. Geleverd door de staalfabriek in Uithuizen waar ze woont in Groningen – samen met Adriënne en Alissa Morriën en Wanda Werner – en tot aan zijn dood drie jaar geleden met Henk Jurriaans. Zij en Adriënne zijn de bouwvakkers van het collectief, tegenwoordig met steun van mensen van buitenaf – want zo’n kunstwerk, dat is hard werken, enorm veel werk. Ze is verwekt in een roeiboot aan het Gein – dat denkt ze, omdat er een tekening is van een beeldschoon meisje, naakt slapend in een boot: haar moeder Antonie Grolle, getekend door haar vader, Gé Röling, ongeveer negen maanden voor Marte’s geboorte. Haar moeder werd een gevierd schilderes en ze bleef tot haar dood op 97-jarige leeftijd kort geleden een mooie vrouw. Haar vader, erudiet, aardig, schilder en hoogleraar aan de Rijksacademie voor Beeldende kunsten, stimuleerde de schildercarrière van zijn vrouw – terwijl hij zelf de erkenning van de kunstwereld niet kreeg – maar je kan ook zonder, vulde Marte aan. Zij ging op 16-jarige leeftijd naar de Academie, nadat ze haar hele jeugd met haar broer Niels oorlogen had getekend - soldaten, tanks. Wat wilde je ermee? Vraagt Jochems – ik wilde grote dingen maken, en gekleurde dingen, zei ze, ik wilde dingen maken, maar of ik er dingen mee wilde zeggen – dat weet ik niet. In haar litho’s tekende ze ooit het leed van de wereld – de Vietnamoorlog, MalcolmX, de honger in Biafra. Maar kort daarna richtte ze zich al op het monumentale werk. Tweede uur Het afgelopen uur begon met: handen in glas – haar eerste opdracht voor een monumentaal werk. Een glasapplicé van vijftien grote gekleurde handen voor een schooltje. Toen kwamen er grote monden – dat kwam door de verliefdheid op Henk Jurriaans, zegt ze, dat was het kussen met Henk. Maar voor Henk was er Hans Koetsier . Een aparte man die door veel mensen niet goed begrepen werd. Maar zij vond hem een ongelooflijk leuke man, vol verhalen. Er zat een schat in, zegt ze, dat zag ik doordat ik gewoon naar iemand kijk zonder me bedreigd te voelen. Zij was toen een prachtige blonde kunstenares van 22 – hij een man die in de reclame zat en gevaren had en Jan de Hartog las, - dat lás je niet in het kunstenaarsmilieu van de Rölings. Het was niet een enorme verliefdheid – maar ze ging van hem houden. Ze dacht al die jaren: ik blijf gewoon tot ik wegga. Dat gebeurde toen ze Henk Jurriaans ontmoette: "Dat is wat ik bedoel" – zei ze tegen zichzelf toen ze hem zag: lang donker haar, met hier en daar een gouden haar, een roze overhemd, opgerolde mouwen, corduroy broek rond een beeldschoon lijf. Zoals hij keek, praatte, de klank van zijn stem, intonatie – ze dacht, dát is het. Mag ik even aan je arm komen, vroeg ze – en zo trok ze geruime tijd later, na een pijnlijk afscheid van Hans Koetsier, bij hem in. Ze vond hem een fantastische therapeut – hij ging dwars tegen de heersende therapie-cultuur in – hij was confronterend, hij was onconventioneel en hij was goed. Marte zelf ging tekenen voor dagblad Het Parool - modetekeningen en portretten – zo zat ze een keer 23 uur aan één stuk aan één tekening. "Vond je jezelf goed?", vroeg Jochems. "Ja!", zegt ze, "ik ben heel zeker van mezelf, er zit een stalen kern in me. Ik kan wel verlegen zijn maar niet onzeker." Die stalen kern maakt het mogelijk dat ze dacht: gezéllig – toen Alissa en Adriënne Morriën, die ze al sinds hun kindertijd kende zich bij Henk en haar voegde.
"Nose" (1947) by Alberto Giacometti, "Two" (1943-45) by Karel Appel and "Two Heads" (1953) by Jackson Pollock were shaped by numerous influences, among them Surrealism, Existentialism, Picasso and primitive art.
Paint Made Flesh examines the ways in which European and American painters have used oil paint and the human body to convey enduring human vulnerabilities, among them anxieties about desire, appearance, illness, aging, war, and death. In the tradition of great figure painting stretching back to Rembrandt and Titian, the 34 artists in the exhibition, working in the years since World War II, exploit oil paint's visual and tactile properties to mirror those of the body, while exploring the body's capacity to reflect the soul. Drawn from private and public collections and arranged by chronology and nationality, the 43 paintings in the exhibition reflect a wide range of styles. Strong colors and vigorous brushwork associated with German expressionism give crude life to figures by artists ranging from the San Francisco Bay area painters to a younger generation, including Markus Lüpertz and Susan Rothenberg. Candid depictions of flesh by British painters Francis Bacon and Lucian Freud suggest psychological pain at the margins of society, while paint as skin betrays the inner feelings of Jenny Saville's swollen females. Other artists represented include Karel Appel, Cecily Brown, Francesco Clemente, John Currin, Eric Fischl, Willem de Kooning Leon Kossoff, David Park, Julian Schnabel, and Pablo Picasso. Paint Made Flesh is organized by the Frist Center for the Visual Arts in Nashville, Tennessee. This exhibition is supported by an indemnity from the Federal Council on the Arts and Humanities.
Paint Made Flesh examines the ways in which European and American painters have used oil paint and the human body to convey enduring human vulnerabilities, among them anxieties about desire, appearance, illness, aging, war, and death. In the tradition of great figure painting stretching back to Rembrandt and Titian, the 34 artists in the exhibition, working in the years since World War II, exploit oil paint's visual and tactile properties to mirror those of the body, while exploring the body's capacity to reflect the soul. Drawn from private and public collections and arranged by chronology and nationality, the 43 paintings in the exhibition reflect a wide range of styles. Strong colors and vigorous brushwork associated with German expressionism give crude life to figures by artists ranging from the San Francisco Bay area painters to a younger generation, including Markus Lüpertz and Susan Rothenberg. Candid depictions of flesh by British painters Francis Bacon and Lucian Freud suggest psychological pain at the margins of society, while paint as skin betrays the inner feelings of Jenny Saville's swollen females. Other artists represented include Karel Appel, Cecily Brown, Francesco Clemente, John Currin, Eric Fischl, Willem de Kooning Leon Kossoff, David Park, Julian Schnabel, and Pablo Picasso. Paint Made Flesh is organized by the Frist Center for the Visual Arts in Nashville, Tennessee. This exhibition is supported by an indemnity from the Federal Council on the Arts and Humanities.
Rare Frequency Podcast 37: Later, Not Quite Yet 1 John Baker, "Farm Management" The John Baker Tapes vol.1: BBC Radiophonics 1963-74 (Trunk) 2 Ibimeni, "Lidan Misineba" Ibimeni: Garifuna Traditional Music from Guatemala (Sub Rosa) CD 2009 3 Filastine, "Desordenador" Dirty Bomb (Soot) CD 2009 4 F.X. Randomiz, "Ranidam (Compilation Version)" A-Musik Compilation (A-Musik) CD 2008 5 Atom TM, "Mittlere Composition No. II" Liedgut (Raster-Noton) CD 2009 6 The Truth About Frank, "4 (Version 11)" 14 Versions of the same EP (Version 11) (Long Division with Remainders) CD 2009 7 Astral Social Club, "Pilgrim Sunburst" Octuplex (VHF) CD 2009 8 Stephan Mathieu, "[untitled]" Wurmloch Variationen (Ritornell) CD 2000 9 Bernard Parmegiani, "Et Apres" L’Oeuvre Musicale (INA-GRM) 12CD 2008 10 Karel Appel, "Untitled 02" Musique Barbare (Creel Pone) CDr 2009 11 Franco Godi, "Linea Cinque Bossa" La Linea - La Musica (Original Soundtrack) (Crippled Dick Hard Wax) CD 2004 12 Forsaken, "Boat Noodles" Boat Noodles / Erstwhile Rhythm (Punch Drunk) 12” 2008
Eén van de laatste heiligen ‘Nozem’, één van de vele geijkte uitdrukkingen, in omloop gebracht door Jan Vrijman, het zeer goed gekozen pseudoniem van Jan Hulsebos. De cineast Jan Vrijman werd landelijk bekend met het VPRO-programma Dag Koninginnedag uit 1957, maakte het legendarische filmportret van schilder Karel Appel en stond aan de wieg van het International Documentary Festival Amsterdam (IDFA), om maar wat van zijn verdiensten te noemen. ---------------------------------- Altijd goed voor een relletje Jan Hulsebos werd op 12 februari 1925 geboren in de Amsterdamse volksbuurt de Jordaan, in een gezin waar hij kennis maakte met de burgerlijkheid, waar hij al snel zijn gal onaflatend op zou spuwen. De oorlog kwam voor de 15-jarige Jan Hulsebos als een bevrijding. Tot mei 1940 overkwam hem niet veel wat hij de moeite waard vond. 'Een last viel van mijn schouders, ik kon - vijftien jaar oud - beginnen mezelf te worden. Zo groeide ik op, een vlegel van bezetting en verzet, belazerd door iedereen, gelovend in niets, woedend op alles.' Hij mat zich het pseudoniem Jan Vrijman aan. Maar ook het meewerken aan de verzetskrant de Waarheid werd hem al snel te saai, hij wilde met wapens verzet tegen de Duitse bezetting plegen, niet met papier. Na een gesprek met leden van het verzet werd hij echter als een te gevaarlijke en onbetrouwbare jongen gekenmerkt; geen gewapende actie tegen de Duisters voor Jan Hulsebos. Vóór de oorlog had Vrijman al besloten journalist te worden. Het leek hem een uitstekende manier om de burgerlijkheid te ontvluchten. Na de oorlog begon hij dan ook als freelance-journalist bij Het Parool, De Groene Amsterdammer, De Geïllustreerde Pers, Vrij Nederland en het soldatenblad De Legerkoerier. Vrijman voelde zich tot het communinisme aangetrokken, ware het niet dat hij een hekel had aan organisaties. In 1955 maakte hij met fotograaf Ed van der Elsken de reportage ‘De nozems van de Nieuwendijk’, waarmee hij meteen de uitdrukking ‘nozem’ muntte. Na een tijd beviel ook de schrijvende pers hem niet meer, naar eigen zeggen omdat hij het gevoel had de boot te missen. ‘Ik wil meer, ik wil intens voelen dat ik leef. Ik moet weten waarom ik leef!' Na het schrijven van twee romans – De Tekenen van de Storm (1952) en Kinderbedtijd (1957) – probeerde hij het in de film, een beslissing waar we hem dankbaar voor mogen zijn. In 1957 brak hij door met de controversiële documentaire Dag Koninginnedag. Het kwam hem en de VPRO meteen op een rel te staan en de omroep moet haar excuses maken aan het volk en de koningin. In de documentaire – gemaakt ter gelegenheid van Koninginnedag – kwamen enkele mensen aan het woord die niet veel op hadden met de monarchie. De muiterij op Hr. Ms. De Zeven Provinciën – een heikel punt in politiek en samenleving – kwam ook aan de orde. Omdat er nog maar weinig mensen een tv bezaten, barstte de commotie pas los toen de dagbladen schreven over wat er allemaal voor onbehoorlijks in de documentaire was gezegd. Jan Vrijman was daarmee verantwoordelijk voor de eerste echte televisierel in de Nederlandse geschiedenis en mocht twee jaar lang niet werken voor de VPRO. Beroemd werd hij met De Werkelijkheid van Karel Appel, een portret van de schilder. Wie herinnert zich niet de schilder die woest met verf smeet en op die manier zijn doeken maakte. Het vestigde niet alleen de naam van Jan Vrijman, maar ook van Karel Appel. In 1965 jubelde de pers over de film Op de bodem van de Hemel, een serie die aanvankelijk door de Vara zou worden uitgezonden. Die durfde het niet aan toen bleek dat Johan Maasbach, hoofdpersoon van de film en op dat moment de bekendste evangelist van Nederland, het interview met een gebed begon. De Vara zat niet op bekeerlingen te wachten. Vrijman kocht de serie terug en liet het in de bioscopen vertonen. In 1989 stopte Vrijman met het maken van documentaires. Hij werd bestuurslid van het door hem geïnitieerde International Documentary Filmfestival Amsterdam (IDFA). Vanaf begin 1985 verscheen er een dagelijkse column van Vrijmans hand in Het Parool onder het pseudoniem Journaille. Hij schreef de column tot enkele weken voor zijn dood, op 30 mei 1997. Vrijman leed aan depressies. Zijn dochter maakte in 2006 een documentaire over de andere kant van Jan Vrijman, de gewone Jan Hulsebos: De Werkelijkheid van Jan Vrijman.
Eén van de laatste heiligen ‘Nozem’, één van de vele geijkte uitdrukkingen, in omloop gebracht door Jan Vrijman, het zeer goed gekozen pseudoniem van Jan Hulsebos. De cineast Jan Vrijman werd landelijk bekend met het VPRO-programma Dag Koninginnedag uit 1957, maakte het legendarische filmportret van schilder Karel Appel en stond aan de wieg van het International Documentary Festival Amsterdam (IDFA), om maar wat van zijn verdiensten te noemen. ---------------------------------- Altijd goed voor een relletje Jan Hulsebos werd op 12 februari 1925 geboren in de Amsterdamse volksbuurt de Jordaan, in een gezin waar hij kennis maakte met de burgerlijkheid, waar hij al snel zijn gal onaflatend op zou spuwen. De oorlog kwam voor de 15-jarige Jan Hulsebos als een bevrijding. Tot mei 1940 overkwam hem niet veel wat hij de moeite waard vond. 'Een last viel van mijn schouders, ik kon - vijftien jaar oud - beginnen mezelf te worden. Zo groeide ik op, een vlegel van bezetting en verzet, belazerd door iedereen, gelovend in niets, woedend op alles.' Hij mat zich het pseudoniem Jan Vrijman aan. Maar ook het meewerken aan de verzetskrant de Waarheid werd hem al snel te saai, hij wilde met wapens verzet tegen de Duitse bezetting plegen, niet met papier. Na een gesprek met leden van het verzet werd hij echter als een te gevaarlijke en onbetrouwbare jongen gekenmerkt; geen gewapende actie tegen de Duisters voor Jan Hulsebos. Vóór de oorlog had Vrijman al besloten journalist te worden. Het leek hem een uitstekende manier om de burgerlijkheid te ontvluchten. Na de oorlog begon hij dan ook als freelance-journalist bij Het Parool, De Groene Amsterdammer, De Geïllustreerde Pers, Vrij Nederland en het soldatenblad De Legerkoerier. Vrijman voelde zich tot het communinisme aangetrokken, ware het niet dat hij een hekel had aan organisaties. In 1955 maakte hij met fotograaf Ed van der Elsken de reportage ‘De nozems van de Nieuwendijk’, waarmee hij meteen de uitdrukking ‘nozem’ muntte. Na een tijd beviel ook de schrijvende pers hem niet meer, naar eigen zeggen omdat hij het gevoel had de boot te missen. ‘Ik wil meer, ik wil intens voelen dat ik leef. Ik moet weten waarom ik leef!' Na het schrijven van twee romans – De Tekenen van de Storm (1952) en Kinderbedtijd (1957) – probeerde hij het in de film, een beslissing waar we hem dankbaar voor mogen zijn. In 1957 brak hij door met de controversiële documentaire Dag Koninginnedag. Het kwam hem en de VPRO meteen op een rel te staan en de omroep moet haar excuses maken aan het volk en de koningin. In de documentaire – gemaakt ter gelegenheid van Koninginnedag – kwamen enkele mensen aan het woord die niet veel op hadden met de monarchie. De muiterij op Hr. Ms. De Zeven Provinciën – een heikel punt in politiek en samenleving – kwam ook aan de orde. Omdat er nog maar weinig mensen een tv bezaten, barstte de commotie pas los toen de dagbladen schreven over wat er allemaal voor onbehoorlijks in de documentaire was gezegd. Jan Vrijman was daarmee verantwoordelijk voor de eerste echte televisierel in de Nederlandse geschiedenis en mocht twee jaar lang niet werken voor de VPRO. Beroemd werd hij met De Werkelijkheid van Karel Appel, een portret van de schilder. Wie herinnert zich niet de schilder die woest met verf smeet en op die manier zijn doeken maakte. Het vestigde niet alleen de naam van Jan Vrijman, maar ook van Karel Appel. In 1965 jubelde de pers over de film Op de bodem van de Hemel, een serie die aanvankelijk door de Vara zou worden uitgezonden. Die durfde het niet aan toen bleek dat Johan Maasbach, hoofdpersoon van de film en op dat moment de bekendste evangelist van Nederland, het interview met een gebed begon. De Vara zat niet op bekeerlingen te wachten. Vrijman kocht de serie terug en liet het in de bioscopen vertonen. In 1989 stopte Vrijman met het maken van documentaires. Hij werd bestuurslid van het door hem geïnitieerde International Documentary Filmfestival Amsterdam (IDFA). Vanaf begin 1985 verscheen er een dagelijkse column van Vrijmans hand in Het Parool onder het pseudoniem Journaille. Hij schreef de column tot enkele weken voor zijn dood, op 30 mei 1997. Vrijman leed aan depressies. Zijn dochter maakte in 2006 een documentaire over de andere kant van Jan Vrijman, de gewone Jan Hulsebos: De Werkelijkheid van Jan Vrijman.
Eén van de laatste heiligen ‘Nozem’, één van de vele geijkte uitdrukkingen, in omloop gebracht door Jan Vrijman, het zeer goed gekozen pseudoniem van Jan Hulsebos. De cineast Jan Vrijman werd landelijk bekend met het VPRO-programma Dag Koninginnedag uit 1957, maakte het legendarische filmportret van schilder Karel Appel en stond aan de wieg van het International Documentary Festival Amsterdam (IDFA), om maar wat van zijn verdiensten te noemen. ---------------------------------- Altijd goed voor een relletje Jan Hulsebos werd op 12 februari 1925 geboren in de Amsterdamse volksbuurt de Jordaan, in een gezin waar hij kennis maakte met de burgerlijkheid, waar hij al snel zijn gal onaflatend op zou spuwen. De oorlog kwam voor de 15-jarige Jan Hulsebos als een bevrijding. Tot mei 1940 overkwam hem niet veel wat hij de moeite waard vond. 'Een last viel van mijn schouders, ik kon - vijftien jaar oud - beginnen mezelf te worden. Zo groeide ik op, een vlegel van bezetting en verzet, belazerd door iedereen, gelovend in niets, woedend op alles.' Hij mat zich het pseudoniem Jan Vrijman aan. Maar ook het meewerken aan de verzetskrant de Waarheid werd hem al snel te saai, hij wilde met wapens verzet tegen de Duitse bezetting plegen, niet met papier. Na een gesprek met leden van het verzet werd hij echter als een te gevaarlijke en onbetrouwbare jongen gekenmerkt; geen gewapende actie tegen de Duisters voor Jan Hulsebos. Vóór de oorlog had Vrijman al besloten journalist te worden. Het leek hem een uitstekende manier om de burgerlijkheid te ontvluchten. Na de oorlog begon hij dan ook als freelance-journalist bij Het Parool, De Groene Amsterdammer, De Geïllustreerde Pers, Vrij Nederland en het soldatenblad De Legerkoerier. Vrijman voelde zich tot het communinisme aangetrokken, ware het niet dat hij een hekel had aan organisaties. In 1955 maakte hij met fotograaf Ed van der Elsken de reportage ‘De nozems van de Nieuwendijk’, waarmee hij meteen de uitdrukking ‘nozem’ muntte. Na een tijd beviel ook de schrijvende pers hem niet meer, naar eigen zeggen omdat hij het gevoel had de boot te missen. ‘Ik wil meer, ik wil intens voelen dat ik leef. Ik moet weten waarom ik leef!' Na het schrijven van twee romans – De Tekenen van de Storm (1952) en Kinderbedtijd (1957) – probeerde hij het in de film, een beslissing waar we hem dankbaar voor mogen zijn. In 1957 brak hij door met de controversiële documentaire Dag Koninginnedag. Het kwam hem en de VPRO meteen op een rel te staan en de omroep moet haar excuses maken aan het volk en de koningin. In de documentaire – gemaakt ter gelegenheid van Koninginnedag – kwamen enkele mensen aan het woord die niet veel op hadden met de monarchie. De muiterij op Hr. Ms. De Zeven Provinciën – een heikel punt in politiek en samenleving – kwam ook aan de orde. Omdat er nog maar weinig mensen een tv bezaten, barstte de commotie pas los toen de dagbladen schreven over wat er allemaal voor onbehoorlijks in de documentaire was gezegd. Jan Vrijman was daarmee verantwoordelijk voor de eerste echte televisierel in de Nederlandse geschiedenis en mocht twee jaar lang niet werken voor de VPRO. Beroemd werd hij met De Werkelijkheid van Karel Appel, een portret van de schilder. Wie herinnert zich niet de schilder die woest met verf smeet en op die manier zijn doeken maakte. Het vestigde niet alleen de naam van Jan Vrijman, maar ook van Karel Appel. In 1965 jubelde de pers over de film Op de bodem van de Hemel, een serie die aanvankelijk door de Vara zou worden uitgezonden. Die durfde het niet aan toen bleek dat Johan Maasbach, hoofdpersoon van de film en op dat moment de bekendste evangelist van Nederland, het interview met een gebed begon. De Vara zat niet op bekeerlingen te wachten. Vrijman kocht de serie terug en liet het in de bioscopen vertonen. In 1989 stopte Vrijman met het maken van documentaires. Hij werd bestuurslid van het door hem geïnitieerde International Documentary Filmfestival Amsterdam (IDFA). Vanaf begin 1985 verscheen er een dagelijkse column van Vrijmans hand in Het Parool onder het pseudoniem Journaille. Hij schreef de column tot enkele weken voor zijn dood, op 30 mei 1997. Vrijman leed aan depressies. Zijn dochter maakte in 2006 een documentaire over de andere kant van Jan Vrijman, de gewone Jan Hulsebos: De Werkelijkheid van Jan Vrijman.
‘Nozem', één van de vele geijkte uitdrukkingen, in omloop gebracht door Jan Vrijman, het zeer goed gekozen pseudoniem van Jan Hulsebos. De cineast Jan Vrijman werd landelijk bekend met het VPRO-programma Dag Koninginnedag uit 1957, maakte het legendarische filmportret van schilder Karel Appel en stond aan de wieg van het International Documentary Festival Amsterdam (IDFA), om maar wat van zijn verdiensten te noemen.
Eén van de laatste heiligen ‘Nozem’, één van de vele geijkte uitdrukkingen, in omloop gebracht door Jan Vrijman, het zeer goed gekozen pseudoniem van Jan Hulsebos. De cineast Jan Vrijman werd landelijk bekend met het VPRO-programma Dag Koninginnedag uit 1957, maakte het legendarische filmportret van schilder Karel Appel en stond aan de wieg van het International Documentary Festival Amsterdam (IDFA), om maar wat van zijn verdiensten te noemen. ---------------------------------- Altijd goed voor een relletje Jan Hulsebos werd op 12 februari 1925 geboren in de Amsterdamse volksbuurt de Jordaan, in een gezin waar hij kennis maakte met de burgerlijkheid, waar hij al snel zijn gal onaflatend op zou spuwen. De oorlog kwam voor de 15-jarige Jan Hulsebos als een bevrijding. Tot mei 1940 overkwam hem niet veel wat hij de moeite waard vond. 'Een last viel van mijn schouders, ik kon - vijftien jaar oud - beginnen mezelf te worden. Zo groeide ik op, een vlegel van bezetting en verzet, belazerd door iedereen, gelovend in niets, woedend op alles.' Hij mat zich het pseudoniem Jan Vrijman aan. Maar ook het meewerken aan de verzetskrant de Waarheid werd hem al snel te saai, hij wilde met wapens verzet tegen de Duitse bezetting plegen, niet met papier. Na een gesprek met leden van het verzet werd hij echter als een te gevaarlijke en onbetrouwbare jongen gekenmerkt; geen gewapende actie tegen de Duisters voor Jan Hulsebos. Vóór de oorlog had Vrijman al besloten journalist te worden. Het leek hem een uitstekende manier om de burgerlijkheid te ontvluchten. Na de oorlog begon hij dan ook als freelance-journalist bij Het Parool, De Groene Amsterdammer, De Geïllustreerde Pers, Vrij Nederland en het soldatenblad De Legerkoerier. Vrijman voelde zich tot het communinisme aangetrokken, ware het niet dat hij een hekel had aan organisaties. In 1955 maakte hij met fotograaf Ed van der Elsken de reportage ‘De nozems van de Nieuwendijk’, waarmee hij meteen de uitdrukking ‘nozem’ muntte. Na een tijd beviel ook de schrijvende pers hem niet meer, naar eigen zeggen omdat hij het gevoel had de boot te missen. ‘Ik wil meer, ik wil intens voelen dat ik leef. Ik moet weten waarom ik leef!' Na het schrijven van twee romans – De Tekenen van de Storm (1952) en Kinderbedtijd (1957) – probeerde hij het in de film, een beslissing waar we hem dankbaar voor mogen zijn. In 1957 brak hij door met de controversiële documentaire Dag Koninginnedag. Het kwam hem en de VPRO meteen op een rel te staan en de omroep moet haar excuses maken aan het volk en de koningin. In de documentaire – gemaakt ter gelegenheid van Koninginnedag – kwamen enkele mensen aan het woord die niet veel op hadden met de monarchie. De muiterij op Hr. Ms. De Zeven Provinciën – een heikel punt in politiek en samenleving – kwam ook aan de orde. Omdat er nog maar weinig mensen een tv bezaten, barstte de commotie pas los toen de dagbladen schreven over wat er allemaal voor onbehoorlijks in de documentaire was gezegd. Jan Vrijman was daarmee verantwoordelijk voor de eerste echte televisierel in de Nederlandse geschiedenis en mocht twee jaar lang niet werken voor de VPRO. Beroemd werd hij met De Werkelijkheid van Karel Appel, een portret van de schilder. Wie herinnert zich niet de schilder die woest met verf smeet en op die manier zijn doeken maakte. Het vestigde niet alleen de naam van Jan Vrijman, maar ook van Karel Appel. In 1965 jubelde de pers over de film Op de bodem van de Hemel, een serie die aanvankelijk door de Vara zou worden uitgezonden. Die durfde het niet aan toen bleek dat Johan Maasbach, hoofdpersoon van de film en op dat moment de bekendste evangelist van Nederland, het interview met een gebed begon. De Vara zat niet op bekeerlingen te wachten. Vrijman kocht de serie terug en liet het in de bioscopen vertonen. In 1989 stopte Vrijman met het maken van documentaires. Hij werd bestuurslid van het door hem geïnitieerde International Documentary Filmfestival Amsterdam (IDFA). Vanaf begin 1985 verscheen er een dagelijkse column van Vrijmans hand in Het Parool onder het pseudoniem Journaille. Hij schreef de column tot enkele weken voor zijn dood, op 30 mei 1997. Vrijman leed aan depressies. Zijn dochter maakte in 2006 een documentaire over de andere kant van Jan Vrijman, de gewone Jan Hulsebos: De Werkelijkheid van Jan Vrijman.
Eén van de laatste heiligen ‘Nozem’, één van de vele geijkte uitdrukkingen, in omloop gebracht door Jan Vrijman, het zeer goed gekozen pseudoniem van Jan Hulsebos. De cineast Jan Vrijman werd landelijk bekend met het VPRO-programma Dag Koninginnedag uit 1957, maakte het legendarische filmportret van schilder Karel Appel en stond aan de wieg van het International Documentary Festival Amsterdam (IDFA), om maar wat van zijn verdiensten te noemen. ---------------------------------- Altijd goed voor een relletje Jan Hulsebos werd op 12 februari 1925 geboren in de Amsterdamse volksbuurt de Jordaan, in een gezin waar hij kennis maakte met de burgerlijkheid, waar hij al snel zijn gal onaflatend op zou spuwen. De oorlog kwam voor de 15-jarige Jan Hulsebos als een bevrijding. Tot mei 1940 overkwam hem niet veel wat hij de moeite waard vond. 'Een last viel van mijn schouders, ik kon - vijftien jaar oud - beginnen mezelf te worden. Zo groeide ik op, een vlegel van bezetting en verzet, belazerd door iedereen, gelovend in niets, woedend op alles.' Hij mat zich het pseudoniem Jan Vrijman aan. Maar ook het meewerken aan de verzetskrant de Waarheid werd hem al snel te saai, hij wilde met wapens verzet tegen de Duitse bezetting plegen, niet met papier. Na een gesprek met leden van het verzet werd hij echter als een te gevaarlijke en onbetrouwbare jongen gekenmerkt; geen gewapende actie tegen de Duisters voor Jan Hulsebos. Vóór de oorlog had Vrijman al besloten journalist te worden. Het leek hem een uitstekende manier om de burgerlijkheid te ontvluchten. Na de oorlog begon hij dan ook als freelance-journalist bij Het Parool, De Groene Amsterdammer, De Geïllustreerde Pers, Vrij Nederland en het soldatenblad De Legerkoerier. Vrijman voelde zich tot het communinisme aangetrokken, ware het niet dat hij een hekel had aan organisaties. In 1955 maakte hij met fotograaf Ed van der Elsken de reportage ‘De nozems van de Nieuwendijk’, waarmee hij meteen de uitdrukking ‘nozem’ muntte. Na een tijd beviel ook de schrijvende pers hem niet meer, naar eigen zeggen omdat hij het gevoel had de boot te missen. ‘Ik wil meer, ik wil intens voelen dat ik leef. Ik moet weten waarom ik leef!' Na het schrijven van twee romans – De Tekenen van de Storm (1952) en Kinderbedtijd (1957) – probeerde hij het in de film, een beslissing waar we hem dankbaar voor mogen zijn. In 1957 brak hij door met de controversiële documentaire Dag Koninginnedag. Het kwam hem en de VPRO meteen op een rel te staan en de omroep moet haar excuses maken aan het volk en de koningin. In de documentaire – gemaakt ter gelegenheid van Koninginnedag – kwamen enkele mensen aan het woord die niet veel op hadden met de monarchie. De muiterij op Hr. Ms. De Zeven Provinciën – een heikel punt in politiek en samenleving – kwam ook aan de orde. Omdat er nog maar weinig mensen een tv bezaten, barstte de commotie pas los toen de dagbladen schreven over wat er allemaal voor onbehoorlijks in de documentaire was gezegd. Jan Vrijman was daarmee verantwoordelijk voor de eerste echte televisierel in de Nederlandse geschiedenis en mocht twee jaar lang niet werken voor de VPRO. Beroemd werd hij met De Werkelijkheid van Karel Appel, een portret van de schilder. Wie herinnert zich niet de schilder die woest met verf smeet en op die manier zijn doeken maakte. Het vestigde niet alleen de naam van Jan Vrijman, maar ook van Karel Appel. In 1965 jubelde de pers over de film Op de bodem van de Hemel, een serie die aanvankelijk door de Vara zou worden uitgezonden. Die durfde het niet aan toen bleek dat Johan Maasbach, hoofdpersoon van de film en op dat moment de bekendste evangelist van Nederland, het interview met een gebed begon. De Vara zat niet op bekeerlingen te wachten. Vrijman kocht de serie terug en liet het in de bioscopen vertonen. In 1989 stopte Vrijman met het maken van documentaires. Hij werd bestuurslid van het door hem geïnitieerde International Documentary Filmfestival Amsterdam (IDFA). Vanaf begin 1985 verscheen er een dagelijkse column van Vrijmans hand in Het Parool onder het pseudoniem Journaille. Hij schreef de column tot enkele weken voor zijn dood, op 30 mei 1997. Vrijman leed aan depressies. Zijn dochter maakte in 2006 een documentaire over de andere kant van Jan Vrijman, de gewone Jan Hulsebos: De Werkelijkheid van Jan Vrijman.
La exposición que bajo el título «El arte del siglo XX en un museo holandés: Eindhoven» alberga 70 obras de 60 pintores entre los que se encuentran Karel Appel, Bacon, Braque, Delaunay, Dubuffet, Kandinsky, Miró, Picasso y Tapies, se clausura el 25 de marzo. Esta colección del Museo Van Abbe, en la que hay obras de tan reciente factura que están fechadas en el año que acaba de terminar, es una muestra de lo que pueda ser un museo municipal de una ciudad pequeña de Holanda. La exposición ha sido realizada con la colaboración del Ministerio de Cultura de los Países Bajos y la inestimable ayuda del director del Museo, Rudi H . Fuchs, que ha pronunciado la conferencia inaugural. Más información de este acto