POPULARITY
Lidija Zelović is filmmaker en schrijver. Zelović studeerde Letterkunde in Sarajevo tot ze in 1993 naar Nederland vluchtte vanwege de uitgebroken burgeroorlog. Zelović' hart was gebroken maar vond een uitweg in (documentaire)film. Voor 2Doc maakte ze de documentaire ‘My Own Private War' waarin ze haar eigen oorlogstrauma verkent. Op IDFA gaat ‘Home Game' in première. Het is een persoonlijk portret waarin Zelović onder meer door dagboekfragmenten, journaalbeelden en ander archiefmateriaal haar Nederlandse en Bosnische identiteit onderzoekt.
Die Nobelprys vir Letterkunde 2024 word vandag bekend gemaak, die 116de toekenning sedert 1901. Altesaam 120 pryswenners het in die verlede reeds die eerbewys ontvang met slegs 17 vroue onder hulle. Die wenner sal meer as 170 mijoen Namibiese dollar ontvang. ʼn Lid van die Nobel-komitee, Heiner Linke, was intussen vol lof vir die chemie-pryswenners, David Baker, Demis Hassabis en John Jumper vir hulle hul innoverende werk oor proteïene:
Die Suid-Koreaanse skrywer, Han Kang, is die wenner van die Nobelprys vir Letterkunde vir haar intense poëtiese prosa wat geskiedkundige traumas konfronteer en die broosheid van menslike lewe blootlê. Die prysgeld is meer as 19-miljoen Namibiese dollar en sy sal op 10 Desember saam met ander wenners ʼn medalje ontvang. 'n Woordvoerder van die Nobelkomitee, Anders Olsson, sê Kan is bekend vir haar boeke, The Vegetarian en Human Acts, en word wêreldwyd hoog aangeskryf.
LuMens - Seizoen 3: Het verschijnende pad Help mee dit groeiende kanaal verder te brengen om meer mensen te inspireren. Als je waardeert wat wij maken, abonneer je dan op dit kanaal, zet de meldingen aan en verspreid onze content via je eigen socials en in je eigen familie/vriendengroepen. Heel veel dank daarvoor! Jouw steun (en financiële bijdrage) zorgt voor de voortgang, kwaliteit en groeiend bereik van LuMens. https://www.tijdboeklumens.nl LuMens #314 Willem Glaudemans, expert in gnostiek en Cursus in Wonderen Podcast seizoen 3, aflevering 14 (S03E14) Over boosheid, geweld en waarheid In deze aflevering van de LuMens podcast gaan we voor de tweede keer in gesprek met Willem Glaudemans. Willem is Neerlandicus, schrijver, vertaler, dichter en kunstenaar. Hij werd vooral bekend als medevertaler van de ‘Nag Hammadi-Geschriften', de gnostische en vroegchristelijke teksten en als eindredacteur van de Nederlandse editie van ‘Een cursus in wonderen'. Naast zijn schrijverschap en vertaalwerk, geeft hij lezingen, workshops, trainingen en persoonlijke begeleiding. Ferdinand en Willem praten onder ander over Willem zijn recent verschenen boeken ‘Universele spiritualiteit', het ego en de keuze tussen angst of liefde en ‘Universeel onderwijs, Alles is één, Groeien in goddelijkheid'. Een groot thema wat besproken wordt is boosheid en geweld. Willem Glaudemans (1954), studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde in Utrecht. Van jongs af aan was hij al nieuwsgierig naar het leven na de dood, maar door de trainingen over ‘Life, Death and Transition' van Elisabeth Kübler-Ross veranderde zijn leven voorgoed. Na zijn studie en promotie begon hij dan ook met het vertalen van spirituele boeken. Samen met Jacob Slavenburg (eerder in onze LuMens podcast verschenen) werkte hij jarenlang aan de vertaling van de ‘Nag Hammadi-geschriften'. Ook was hij verantwoordelijk voor de Nederlandse vertaling en eindredactie van ‘A Course in Miracles'. ‘Een Cursus in Wonderen' is inmiddels in 26 talen vertaald en is wereldwijd hét levensboek voor miljoenen mensen. Het boek is de uitwerking van de omvangrijke en fascinerende kennis die psycholoog Helen Cohn Schucman (1909 – 1981) ontving via een innerlijke stem die ze duidde als die van Jezus [Yeshua]. Centraal in de cursus staat de uitleg over wat ons ego precies inhoudt en stelt ons ego voor ingrijpende keuzes. Kiezen we voor illusie of waarheid, voor angst of liefde? Na het intensieve vertaalwerk begon hij zelf te schrijven. Hij schreef talloze boeken, sprookjes en gedichten. In 2004 ontwikkelde hij het ‘Het Talentenspel', gevolgd door een versie voor jongeren, onder de naam ‘Jong Talent'. Willem is verder medeoprichter van Stichting Miracles in Contact en Stichting Centrum voor Attitudinal Healing. In zijn in 2023 verschenen boek ‘Universele spiritualiteit, Alles is één, Je goddelijkheid leven', geeft Willem beschouwingen en inzichten over de grote metafysische vragen over waarheid, eenheid, liefde en de goddelijke bron. Het boekje is vanuit de toekomst geschreven. Een toekomst waarin de mensheid de universele waarheid van liefde heeft omarmd. Twee fragmenten uit ‘Universele spiritualiteit': ‘ We leven in een tijd waarin het oude onder onze ogen ineenstort. Het nieuwe rijst vitaal op uit de puinhopen. Dit zien we op alle levensgebieden gebeuren. Ook op het religieuze vlak, wat we nodig hebben is datgene wat universeel is, wat waarheid is voor iedereen, wat ons gevorderde bewustzijn kan ondersteunen. Universele spiritualiteit gaat voorbij aan religie en reikt aan wat ... .....om steeds onafhankelijker/zelfstandiger te worden nodigen we je uit om verder te lezen op onze eigen website https://www.tijdboeklumens.nl/podcast-willem-glaudemans-1 Tevens kun je je op onze site aanmelden voor onze nieuwsbrief. Zo blijven we in directer en onafhankelijker contact met elkaar. Bestel ook absoluut onze Tijdboeken om een documentatie in huis te halen van de krachtigste visies bij elkaar, gebundeld in een premium hardcover met goudfolie artwork en fractal imprint. https://www.tijdboeklumens.nl Tot slot: als je het waardevol vindt wat wij maken, dan vragen we je graag om een vrijblijvende vergoeding via onze site of direct via iDeal (https://bunq.me/LuMens ). Je houdt ons daarmee op de been, want we blijven dit werk enorm graag voortzetten maar daar hebben we hulp bij nodig. Enorm veel dank dus voor ieders bijdrage, al is het maar een klein gebaar, het maakt hét verschil voor onze draagkracht. Onze wens is dat het positieve, niet-polariserende en verbindende geluid van LuMens steeds meer gehoord en aangereikt kan worden, om de toename van spanning en strijd in de wereld te kanaliseren naar een constructief alternatief. Het delen van onze content wordt dan ook zeer gewaardeerd! https://www.tijdboeklumens.nl/doneren #zielsgeluk #manifesteren #bewustzijnsontwikkeling #christusbewustzijn #floreerspiraal
Maxim Februari is jurist, schrijver, filosoof en kunsthistoricus en debuteerde in 1989 als schrijver met De zonen van het uitzicht, waarvoor hij het daaropvolgende jaar de Multatuliprijs ontving. Voor zijn beschouwend proza kreeg Februari de P.C. Hooftprijs voor Letterkunde 2020 toegekend. Tot 2023 schreef hij een wekelijkse column voor NRC Handelsblad. In 2023 publiceerde hij het boek "Doe zelf normaal" én sinds kort draagt hij bij aan Vrij Nederland.INHOUD PODCAST: Veel zaken die vroeger een kwestie waren van ons eigen persoonlijke geweten, worden nu bepaald door nieuwe technologie. Digitale technologie maakt het niet alleen voor bedrijven, maar ook voor overheden makkelijker om regels op te leggen, af te dwingen en te handhaven.Langzamerhand verandert door deze digitalisering ons vertrouwde rechtssysteem. En niet ten goede: het is erosie. Technologie en computercode poetsen de menselijke factor weg. Op verschillende plaatsen in ons land wordt computercode gebruikt om een norm te stellen van ‘goed en fout' en die toe te passen. En dat zonder de noodzakelijke procedures die juridische regels normaal gesproken moeten doorlopen.Technologische ‘oplossingen' gaan daarmee buiten de ‘afweginginfrastructuur' om, wat onze rechtsstaat in de kern is. Dit is een van de belangrijkste punten uit het boek van filosoof, jurist en schrijver Maxim Februari Doe zelf normaal, dat ik deze zomer las. Hard op weg het belangrijkste boek van 2023 te worden. Februari beschrijft dat door digitalisering een overheid het gedrag van burgers opeens veel sneller en dwingender kan bepalen. Denk maar aan de QR-code tijdens de coronapandemie als bewijs dat je gevaccineerd of negatief getest was, zodat je ergens toegang kon krijgen. Je bent welkom of niet. Je bent rood of groen. Je hebt zelf geen inspraak meer, er wordt niet meer over gepraat, nagedacht of geargumenteerd. De data spreken de waarheid.Door de digitalisering verandert er dus iets in het recht. In onze rechtspositie. De macht verschuift in de staat, van de wetgevende en rechterlijke macht naar de uitvoerende macht. Deze controleert dan in zijn eentje, en handhaaft tegelijkertijd. Met behulp van technologie legt het regels dwingend op. Omdat er in de uitvoerende macht steeds meer technologie wordt gebruikt om te bepalen wat goed en fout is, kunnen burgers zich opeens niet langer tot de wet verhouden.Februari is bang dat overheden de klimaatcrisis massaal gaan aangrijpen om onze burgerrechten in te perken. Government by emergency, regeren in een noodtoestand, waarbij burgers gedwongen worden middels technologie. Dat onder de noemer ‘uitzonderlijke omstandigheden' ons individuele recht overboord gaat en we een cultuur krijgen waarin inbreuk op onze grondrechten en de daarbij behorende gebrekkige verantwoording ‘het nieuwe normaal' worden.
Heb je de Top 40 op Qmusic gemist? Geen zorgen! Stephan praat je in een paar minuten helemaal bij over alle grote verschuivingen in de lijst en het belangrijkste nieuws over de artiesten achter de hits.De nieuwste single Miracles van Chef'Special is pas een week uit, maar schiet nu al de Top 40 binnen. Ze zijn de hoogste nieuwe binnenkomer van deze week! En dat is een unicum voor de band. Nog niet eerder kwamen ze zo snel de hitlijst in na het uitbrengen van een track.En groot nieuws voor studenten die fan zijn van Taylor Swift! In België kan je vanaf dit schooljaar het keuzevak 'Taylor Swift' volgen. Dat gaan ze geven op de Universiteit van Gent, aan studenten Taal- en Letterkunde. Zij gaan een aantal van haar liedjes analyseren. Volgens de docent zitten er namelijk heel wat literaire verwijzingen in!En wie is deze week toch de nummer 1? Het is spannend, want Dua Lipa heeft vorige week de aanval geopend. Ze is op jacht naar het goud. Maar Peggy Gou wil dat natuurlijk niet zomaar afstaan…Je hoort het allemaal van Stephan, in dit nieuwe Top 40 Weekoverzicht! En de volledige Nederlandse Top 40? Die hoor je iedere vrijdagmiddag tussen 14:00 en 18:00 op Qmusic.See omnystudio.com/listener for privacy information.
LuMens - bewust waarnemen en verwonderen Help mee dit beginnende kanaal te groeien om meer mensen te inspireren van verdeeldheid naar eenheid. Als je waardeert wat wij maken, abonneer je dan op dit kanaal, zet de meldingen aan en verspreid onze content zoals te vinden op onze site https://www.tijdboeklumens.nl via je eigen socials en in je eigen familie/vriendengroepen. Heel veel dank daarvoor!! Jouw steun (en financiële bijdrage) zorgt voor de voortgang, kwaliteit en een groeiend bereik van LuMens. De visie van Willem Glaudemans Seizoen 2, aflevering 4 (S02E04) Goddelijkheid voorbij het ego Voor deze video podcast reizen wij af naar Utrecht, waar wij warm worden ontvangen door Willem Glaudemans in het historische pand ‘Het Hoogeland'. Willem is Neerlandicus, schrijver, vertaler, dichter en kunstenaar. Hij is een veelgevraagd spreker en geeft lezingen, workshops, trainingen en persoonlijke begeleiding. Hij vertaalde de ‘Nag Hammadi geschriften' en werkte jarenlang mee aan de vertaling van het boek ‘A Course of miracles'. Hij is auteur van diverse boeken en bracht in 2004 ‘Het Talentenspel' uit, in 2010 gevolgd door een versie voor jongeren, onder de naam ‘Jong Talent'. Ook is hij mede-oprichter van Stichting Miracles in Contact en Stichting Centrum voor Attitudinal Healing. Ferdinand van der Neut gaat namens LuMens het gesprek aan over onder andere zijn persoonlijke processen op de gebieden waar Willem zijn expertises in heeft. Willem Glaudemans, geboren 1954 in Den Bosch, studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde in Utrecht en promoveerde op een proefschrift over de literatuuropvattingen van schrijver Willem Frederik Hermans. In 1985 volgde hij een workshop van Elisabeth Kübler-Ross over stervensbegeleiding. Hier beleefde hij een godservaring waardoor zijn leven voor altijd ingrijpend veranderde. Een jaar later zag hij een video van het werk van Gerald Jampolsky, een psychiater die onder andere werkte met kinderen met kanker en die hem via een kleine omweg leidde naar het boek ‘A Course in miracles'. Direct na zijn promotie in 1990 begon Willem met het vertalen van spirituele boeken, waaronder de vertaling van de gnostische evangeliën en openbaringen, de ‘Nag Hammadi-geschriften'. Ook werkte hij jarenlang mee aan de Nederlandse vertaling van ‘A course in miracles'. ‘Een cursus in wonderen' is inmiddels in 26 talen vertaald en is wereldwijd hét levensboek voor miljoenen mensen. Het boek is de uitwerking van de omvangrijke kennis die psycholoog Helen Shucman ontving via een innerlijke stem. Centraal in de Cursus staat de uitleg over wat ons ego precies inhoudt en hoe we hier het beste mee om kunnen gaan. ‘Een cursus in wonderen' stelt ons ego voor ingrijpende keuzes. Kiezen we voor illusie of waarheid, voor angst of liefde? Na het vertaalwerk begon hij zelf boeken, sprookjes en gedichten te schrijven. Het belangrijkste van de Cursus is dat het ego de gedachte van afscheiding is. Uit dat idee van afgescheidenheid komt alles voort: pijn, angst, schuld, schaamte, projecties en het idee van een bedreigende wereld. De oorzaak hiervan is ... .....om steeds onafhankelijker/zelfstandiger te worden nodigen we je uit om verder te lezen op onze eigen website https://www.tijdboeklumens.nl/podcast-willem-glaudemans Tevens kun je je op onze site daar aanmelden voor onze tweewekelijkse nieuwsbrief, zo blijven we in directer en onafhankelijker contact met elkaar. Geniet er van, en bekijk ook onze Tijdboeken en andere content voor verdere groei op https://www.tijdboeklumens.nl Tevens kun je je op onze site daar aanmelden voor onze tweewekelijkse nieuwsbrief, zo blijven we in directer en onafhankelijker contact met elkaar. Als je het waardevol vindt wat wij maken dan willen we je vragen om een vrijblijvende vergoeding als waarde-uitwisseling. Ook dat kan via onze website. Hartelijk dank, want financiële steun is essentieel voor ons voortbestaan. Ook stimuleer je met jouw bijdrage steeds betere kwaliteit en verdere verspreiding van visies in waarheid, liefde en vrijheid. Zie https://www.tijdboeklumens.nl/geef-een-vergoeding #visie #bewustzijn #nieuweaarde #nieuwewereld #kracht #oerkracht #liefde #waarheid #vrijheid #overgave #emotie #trauma #verwerking #natuur #god #grotegeest #jezus #christusbewustzijn #greatreset #greatawakening #vrede #verwonderen #wonder #visioen
Van het Latijnse dierenepos Ysengrimus uit 1150, over de Franse Roman de Renart naar Van den vos Reynaerde in het Middelnederlands. Lisanne Vroomen volgt de kromme paden van Reynaert en kijkt naar de sporen die hij achterlaat. Nottebohmlezing op zondag 27 maart 2022 in de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience.
Voor het boek ‘Over over morgen' schreven tien Vlaamse en Nederlandse auteurs een hoopvol toekomstverhaal. Een van hen was Arnon Grunberg. Yelena Schmitz vroeg Grunberg om de tekst in te spreken en maakte deze audioversie van het verhaal. Zij interviewde hem ook, samen met Annelies Verbeke, over het schrijfproces: https://deburen.eu/magazine/3355/arnon-grunberg-annelies-verbeke-over-hoopvolle-toekomstverhalen. Deze podcast is een productie van deBuren, Vlaams-Nederlands huis voor cultuur en debat. Het boek ‘Over over morgen' komt voort uit het project '2084 - De toekomst is hoopvol' van Greentrack Gent in samenwerking met Bibliotheek De Krook, Vlaams-Nederlands Huis deBuren, Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren, Pulse Transitienetwerk Cultuur, Jeugd, Media, Uitgeverij Vrijdag en de vakgroep Letterkunde en het Centrum voor Duurzame Ontwikkeling van de Universiteit Gent.
Die skrywer van verhale soos SOMER en LAAT VRUGTE, en gedigte soos AMANDELBOOM O LENTEBRUID, CM van den Heever, is vanjaar 120 jaar gelede gebore. Hy word gesien as ‘n oorgangsfiguur na die invloedryke Dertigers, en is een van die belangrikste skrywers van die eerste helfte van die 20ste eeu. Hy is twee keer met die Hertzogprys bekroon: in 1928 vir poësie vir die bundel DIE NUWE BOORD; en in 1942 vir prosa vir die roman LAAT VRUGTE. Hy was die stigter van die Afrikaanse Skrywerskring, en eerste redakteur van die Tydskrif vir Letterkunde.
Deze podcast is een productie van deBuren, Vlaams-Nederlands huis voor cultuur en debat, en Socius, Steunpunt voor Sociaal-cultureel werk in Vlaanderen en Brussel. Yelena Schmitz maakte deze podcast en interviewde Arnon Grunberg en Annelies Verbeke over de hoopvolle toekomstverhalen die ze schreven voor het project ‘2084 – De toekomst is hoopvol'. De volledige teksten en die van 8 andere Vlaamse en Nederlandse auteurs zijn te vinden in het boek ‘Over over morgen'. '2084 - De toekomst is hoopvol' is een project van Greentrack Gent in samenwerking met Bibliotheek De Krook, Vlaams-Nederlands Huis deBuren, Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren, Pulse Transitienetwerk Cultuur, Jeugd, Media, Uitgeverij Vrijdag en de vakgroep Letterkunde en het Centrum voor Duurzame Ontwikkeling van de Universiteit Gent.
Marita Mathijsen is emeritus hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Ze specialiseert zich in de literatuur van de negentiende eeuw in Nederland. Daarnaast staat ze bekend als Mulisch-kenner en publiceert ze geregeld in NRC Handelsblad en de Volkskrant. Nu is er De lezer van de 19e eeuw, een boek waarin Mathijsen zich verplaatst in de negentiende-eeuwse lezer. Wat las men in die tijd, waar haalden mensen hun boeken vandaan en welke literaire schandalen trokken hun aandacht? Pieter van der Wielen spreekt met Marita Mathijsen.
Alfred Schaffer ontvangt op 9 september de P.C. Hooft-prijs. Naast dichter, is hij ook docent en vertaler. Hij studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde en Film- en Theaterwetenschappen, waarna hij in 1996 naar Zuid-Afrika verhuisde. Daar geeft hij les aan de Universiteit van Stellenbosch. Schaffer debuteerde in 2000 met de dichtbundel Zijn opkomst in de voorstad. In 2020 verscheen Wie was ik, een persoonlijke bundel die een plek bemachtigde op de shortlist van De Grote Poëzieprijs. Lotje IJzermans sprak met Alfred Schaffer
Alfred Schaffer ontvangt op 9 september de P.C. Hooft-prijs. Naast dichter, is hij ook docent en vertaler. Hij studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde en Film- en Theaterwetenschappen, waarna hij in 1996 naar Zuid-Afrika verhuisde. Daar geeft hij les aan de Universiteit van Stellenbosch. Schaffer debuteerde in 2000 met de dichtbundel Zijn opkomst in de voorstad. In 2020 verscheen Wie was ik, een persoonlijke bundel die een plek bemachtigde op de shortlist van De Grote Poëzieprijs. Lotje IJzermans spreekt met Alfred Schaffer.
'n Bod word by UNESCO ingedien om Stellenbosch as 'n Afrikaanse Stad van Letterkunde te erken. Is daar 'n verband tussen die onluste in KwaZulu-Natal en die kuberaanval op Transnet?
Morgen beginnen de Olympische Spelen , een eeuwenoude traditie. Met Spraakmaker Ineke Sluiter, hoogleraar Griekse literatuur en Letterkunde, en Hugo Koning, expert op het gebied van de mythologie, duiken we de tijd van de oude Grieken in. In het Mediaforum zitten Avinash Bhikhie en Roos Schlikker. Alzheimer is een slopende en mensonterende ziekte die doorgaans bij ouderen voorkomt. Bij jongeren wordt de diagnose daardoor vaak heel laat gesteld, met alle gevolgen van dien. Vier Nederlandse universiteiten hebben een groot onderzoek gestart naar dementie onder jongeren, deze week werden de eerste resultaten bekend.
Johan de Koning is journalist en studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de Universiteit Leiden; samen met Len Munnik publiceerde hij het kinderboek De rode auto. Simon Carmiggelt (1913-1987) was schrijver van cursiefjes en ‘de meest getrouwde man van Nederland'. Het Verblijf is een initiatief van Marc van Oostendorp. Redactie: Johan Oosterman, Iris van Erve, Jaap de Jong, Lot Broos. Presentatie, format, productie, vogels en muziek: Michiel van de Weerthof. Het verblijf wordt mede mogelijk gemaakt door de Nederlandse Taalunie. https://hetverblijf.online
Machteld Koopmans studeert Nederlandse Taal en Letterkunde in Leiden. Katharina Boudewijns (±1520-±1603) was een dichteres van vooral religieus werk in Brussel. Het Verblijf is een initiatief van Marc van Oostendorp. Redactie: Johan Oosterman, Iris van Erve, Jaap de Jong, Lot Broos. Presentatie, format, productie, vogels en muziek: Michiel van de Weerthof. Het verblijf wordt mede mogelijk gemaakt door de Nederlandse Taalunie. https://hetverblijf.online
'Beeldspraak' is de podcast van Poëziecentrum. In deze maandelijkse reeks praat een kenner/liefhebber met een dichter over zijn/haar nieuwe dichtbundel. In deze aflevering gaat Stef Craps in gesprek met Moya De Feyter, dichter en frontvrouw van de Klimaatdichters, een groep Vlaamse en Nederlandse dichters, die ecologisch verzet via de poëzie bepleiten. Onlangs verscheen bij uitgeverij Vrijdag de bloemlezing 'Zwemlessen voor later' met een selectie gedichten van de klimaatdichters. Moya De Feyter debuteerde in 2018 met de bundel 'Tot iemand eindelijk'. Haar tweede bundel 'Massastrandingen' (2019) is een mengvorm van poëzie, proza en dialoog. Moya De Feyter is ook de frontvrouw van de Klimaatdichters. Stef Craps is hoogleraar in de vakgroep Letterkunde van de Universiteit Gent. Hij doet onderzoek naar en geeft les over de literaire omgang met de klimaatverandering.
Die Universiteit Stellenbosch het aangekondig dat hy ses uitstaande mense met eredoktorsgrade gaan vereer vir hulle waardevolle bydraes ten opsigte van onder meer die mediese wetenskap en letterkunde. Woordvoerder Martin Viljoen sê die ontvangers sluit in die Rwandese pediater Agnes Binagwaho, die uitvoerende hoof van die Kunstekaap, Marlene le Roux, en die groeps-hoof van Women Investment, Louisa Mojela:
In de vorige editie van de canon was Hermans vertegenwoordigd met zijn klassieker Nooit Meer Slapen uit 1966. Nu heeft de Koninklijke Academie van de Nederlandse Taal en Letterkunde een van zijn andere werken gekozen, één dat volgens hen nog meer gewicht heeft: De donkere kamer van Damokles. Het is deze oorlogsroman uit 1958 die ook op auteur Peter Terrin een grote indruk heeft gemaakt.
Cyriel Buysse wordt misschien wel het meest gelinkt met Het gezin van Paemel, zijn beroemde toneelstuk over het Vlaamse boerenleven in de 19de eeuw. Het gezin van Paemel was dan ook het werk waarmee Buysse in de vorige editie van de literaire canon vertegenwoordigd was. Maar dat is niet langer zo, want de Koninklijke Academie van de Nederlandse Taal en Letterkunde heeft voor deze editie haar oog op een ander boek laten vallen, één van zijn latere romans Tantes uit 1924. Fotograaf Michiel Hendryckx is daar heel blij mee.
Het thuis werken, leren, vermaken en geduld oefenen gaat nog wel even voort. Tijd dus voor inspiratie door podcasts, boeken, muziek en mooie gesprekken.In deze speciale editie bespreekt Jaap Jansen met PG Kroeger zes boeken. Met tot slot een door PG uitgezocht en toegelicht operafragment met de 'prima donna assoluta' van deze tijd, waarin historie, literatuur en de grote traditie van het Italiaanse belcanto van de 19e eeuw samen komen.De volgende boeken komen aan de orde:1] Brutopia - door Pascal VerbekenEen meeslepende wandeling door de niet overal geliefde, soms vervallen buurten van Brussel en door de rijke geschiedenis en cultuur die daar voortleven. De lezer ontmoet asielzoekers als Karl Marx in deze hoofdstad van vele opeenvolgende dynastieën, heersers, Oranjes en Junckers en leert hen en Brussel heel anders zien.2] Prince Albert. The man who saved the Monarchy door A.N WilsonHij werd maar 41, bleek een prins-gemaal van grote allure, was als jongen fameus om zijn Hollywoodwaardige schoonheid en zat altijd vol plannen en initiatieven voor innovaties, volksverheffing, culturele, wetenschappelijke en technologische revoluties. Albert von Sachsen-Coburg - een mini-staatje in midden-Duitsland, trouwde zijn onsterfelijk verliefde nichtje Victoria in 1840 en werd zo 'de beste koning die de Britten nooit kregen'. Wilson schreef het lang verwachte, modern-wetenschappelijke portret van deze begaafde en bij ons toch wat onbekende en vergeten doener.3] Berlin. Biographie einer grossen Stadt door Jens BiskyEen boek om voor te gaan zitten, bijna 1000 bladzijden dik. Het gaat over een stad die maar nooit oud wil worden. Steeds wordt Berlijn pas laat een serieus centrum in de wereld, zoals in 1871 en in 1989. En steeds moest de stad weer helemaal opnieuw beginnen, nadat een schijnbaar gouden tijd in een catastrofe eindigde.Maar het leven ging altijd weer door. Denkers en dichters, rebellen en ballingen bleven het merkwaardige, eigene van de stad Berlijn vormgeven. 'Arm aber Sexy.’ Misschien is het meest merkwaardig wel, dat het Berlijn van Merkel zo keurig, correct, gedegen en onspectaculair is. Want dat past helemaal niet...4] Travellers in the Third Reich door Julia BoydTot 1939 was Nazi-Duitsland een populair vakantieland. Reizigers waren vaak opgetogen over de rust en orde, over de goede catering, de grootse cultuur, festivals en gedienstige, schoon gewassen jongeren. Dit was toch heel wat beter dan de armoede, het verval, straatgevechten en communistische oproer uit de jaren van Weimar, nietwaar? Boyds boek brengt de belevenissen van allerlei 'gewone toeristen', delegaties, onderzoekers en verslaggevers van toen bijeen. Was men blind? Liep alles echt zo op rolletjes? Nee dus. Naïef bleken velen wel, maar sommigen beleefden schokkende dingen die zij nimmer vergaten. En Prinses Juliana ontmoette bij de Olympiade een vlotte prins waar zelfs haar veeleisende moeder wel wat in zag.5] Assembly Required door Koen van ZonDit proefschrift is een juweel. Van Zon analyseert in detail hoe de prille Europese instellingen het noodzakelijk vonden democratisch gelegitimeerd en gestuurd te zijn. Dat ging niet vanzelf, maar organisaties als de EGKS, EEG en Euratom kenden hun eigen parlementen en die bliezen hun partijtje flink mee, om het experiment van vreedzaam samenwerken uit te proberen. Het boek zit vol opmerkelijke inzichten in het Europa en de politiek van de jaren ‘50. Wist je dat er in de eerste Assemblee van Europa precies 1 vrouw zat? Een katholieke dame uit Nederland van grote invloed! Het boek is nog niet in de winkel verkrijgbaar. Meer informatie via Twitter bij @koenjavanzon6] The Mirror and the Light door Hilary MantelDe Britse schrijfster verdient de Nobelprijs voor de Letterkunde. Deze roman is de derde en laatste in haar cyclus over de jaren dat Thomas Cromwell diende aan het hof van koning Henry VIII. Het eindigt dan ook in 1540. De brouwerszoon stijgt in macht, aanzien en politiek vernuft en eindigt als de rechterhand van de grillige vorst en als de machtigste 'gewone man' ooit in de Britse historie. Hij helpt de koning te scheiden en te trouwen, desnoods via het schavot. En hij regelt een politieke en culturele revolutie in het bewind van zijn vorst. Zoiets kon niet goed aflopen…Mantel won met haar twee vorige romans over Cromwell al alle hoogste literaire onderscheidingen en dit derde boek -ruim 800 bladzijden dik - is de kroon op har werk. Lees in corona-tijden dus alle drie de romans in hun geheel, als cyclus. Nu kan het!Deze Betrouwbare Bronnen eindigt met een opera over die tijd van Cromwell, Henry VIII en zijn vrouwen. Want in de 19e eeuw waren hun koninklijke lotgevallen, liefdesbeslommeringen en tragiek zeer geliefde stof voor aangrijpende opera's die mooi slecht aflopen. Zo ook 'Anna Bolena' - koningin Anne Boleyn uit de romans van Mantel - aan wie Gaetano Donizetti een belcanto-meesterwerk wijdde. Zijn aria 'Al dolce guidami...' Fragment uit een schitterende uitvoering met Anna Netrebko die deze rol helemaal tot de hare wist te maken.*** Deze aflevering is mede mogelijk gemaakt door Weee Nederland***Tijdlijn00:00:00 – Intro00:03:48 – Brutopia00:20:53 – Prince Albert00:40:32 - Berlin. Biographie einer Grossen Stadt00:54:53 – Travellers in the Third Reich01:03:36 – Assembly Required01:17:03 – The Mirror and the Light01:35:27 – Uitro01:34:13 – Einde
Vandaag: Johan de Koning leest 'Bandrecorder, eenvoudig' van Remco Campert. Johan de Koning is journalist en studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de Universiteit Leiden. Remco Campert (1929) is dichter, columnist en schrijver van verhalen en romans. Om je verblijf deze dagen te veraangenamen vind je elke dag een verhaal of gedicht uit de Nederlandse literatuur. Uitgekozen en voorgelezen vanuit huis door Neerlandici en auteurs. Het Verblijf is een initiatief van Marc van Oostendorp. Redactie: Johan Oosterman, Iris van Erve, Jaap de Jong, Lot Broos. Presentatie, format, productie en muziek: Michiel van de Weerthof. Het verblijf wordt mede mogelijk gemaakt door de Nederlandse Taalunie.
Michelle en Brigitte het deelgeneem aan die bekendstelling van die 2019 uitgawe van Ons Klyntji - die oudste Afrikaanse tydskrif in die heelal. Luister gerus na hierdie onderhoud met redakteur Toast Coetzer en van die digters wat in hierdie uitgawe verskyn.Wil jy meer van HUI-DIG hoor? Volg dié skakels om niks te mis nie:Spreaker - https://www.spreaker.com/show/hui-digYouTube - https://bit.ly/2KjsC4lApple Podcasts - https://itunes.apple.com/za/podcast/huidigFacebook - https://www.facebook.com/huidig-359466591317361/
(Essay) Vijftig jaar geleden zetten de eerste mensen voet op de maan. Toch gaat vertellen we steeds weer dezelfde verhalen over dezelfde wereld. De meeste Nederlandse romans gaan over een domineeszoon die hoogleraar in de Letterkunde is, maar ongelukkig (of een afgeleide daarvan). Dit is waarom we een maanlanding(o.i.d) nodig hebben. Met: Een plaat die CBS News maakte over de maanlanding - https://www.discogs.com/Walter-Cronkite-Man-On-The-Moon/release/1223093 Een fragment uit Death of 1000 cuts, van Tim Clare - http://www.timclarepoet.co.uk/tag/death-of-1000-cuts/ Bijzonder aan te raden is zijn Couch to 80k Writing Boot Camp (helemaal gratis)- http://www.timclarepoet.co.uk/couchto80kwritingbootcamp/ En de fantastische Maarten van der Graaff - http://www.maartenvandergraaff.nl/ Deze aflevering werd live opgenomen tijdens het programma ‘10 seconds to liftoff’ bij WALTER BOOKS in Arnhem - https://www.walterinarnhem.nl/ De opname van het hele programma vind je terug in je podcastapp als je zoekt op ‘ondercast’. De muziek in deze aflevering: Martin Rach met Belong to moon - http://freemusicarchive.org/music/Martin_Rach/dog_and_the_city/01_-_martin_rach_-_dog_and_the_city_-_belong_to_moon Salakapakka Sound System met Man versus moon - http://freemusicarchive.org/music/Salakapakka_Sound_System/Unlit_Corners_of_the_Universal_Emptiness/01_-_SALAKAPAKKA_SOUND_SYSTEM_-_Man_Versus_Moon Productie: ondercast.com
Schrijver Thomas Verbogt wordt in 1952 geboren in Nijmegen, gaat daar naar school en studeert óók in Nijmegen, Nederlandse Taal- en Letterkunde.Verbogt is zeer productief: sinds zijn debuut in 1981 met de bundel de Feestavond publiceerde hij meer dan 30 romans, toneelstukken en verhalenbundels. En al sinds jaar en dag schrijft hij dagelijks een column voor De Gelderlander. In 2017 verscheen zijn laatste roman Hoe alles moest beginnen, en eerder deze maand kwam bij Uitgeverij Nieuw Amsterdam een nieuwe bundel korte verhalen uit: Olifant van Zeep. Eerder publiceerde Verbogt een bundel met verhalen over popmuziek in het boek My Generation. Dat is ook de naam van zijn wekelijkse uurtje op de zender Forty Up, waar hij zaterdags van elf tot twaalf ?s avonds zijn favoriete muziek presenteert. presenteert. Toch vanochtend geen Dylan, Ramones of Iggy Pop maar Vivaldi, Fauré en Poulenc in Een Goedemorgen Met? Thomas Verbogt!
Schrijver Thomas Verbogt wordt in 1952 geboren in Nijmegen, gaat daar naar school en studeert óók in Nijmegen, Nederlandse Taal- en Letterkunde.Verbogt is zeer productief: sinds zijn debuut in 1981 met de bundel de Feestavond publiceerde hij meer dan 30 romans, toneelstukken en verhalenbundels. En al sinds jaar en dag schrijft hij dagelijks een column voor De Gelderlander. In 2017 verscheen zijn laatste roman Hoe alles moest beginnen, en eerder deze maand kwam bij Uitgeverij Nieuw Amsterdam een nieuwe bundel korte verhalen uit: Olifant van Zeep. Eerder publiceerde Verbogt een bundel met verhalen over popmuziek in het boek My Generation. Dat is ook de naam van zijn wekelijkse uurtje op de zender Forty Up, waar hij zaterdags van elf tot twaalf ?s avonds zijn favoriete muziek presenteert. presenteert. Toch vanochtend geen Dylan, Ramones of Iggy Pop maar Vivaldi, Fauré en Poulenc in Een Goedemorgen Met? Thomas Verbogt!
In die tweede episode van huiDIG gesels Michelle en Brigitte oor gedigte wat met die maan gepla is.Wil jy meer van huiDIG hoor? Volg dié skakels om niks te mis nie:Spreaker - https://www.spreaker.com/show/huidigYouTube - https://tinyurl.com/y2xajfkfApple Podcasts - https://itunes.apple.com/za/podcast/huidig.
A history of the Leopard Men, a murderous - sometimes - animistic cult in Central Africa. Also other similar African groups, the Crocodile Men, Baboon Society and Lion-Men or Mbojo are dealt with. Finally, we detour briefly to South America and take a quick look at the legends of werejaguars in the armies of an Argentine general. Sources Aldridge, Thomas Joshua. A Transformed Colony: Sierra Leone as it Was, and as it Is, Its Progress, Peoples, Native Customs and Undeveloped Wealth. London: Seeley & Co., 1910. Ambrosetti, Juan. “The Legend of the Yaguarete-Aba; the Indian Tiger, and its Projections among the Guaranies, Quichuas, etc.” Annals of the Argentine Scientific Society 41 (1896). Beatty, K.J. Human Leopards: An Account of the Trials of Human Leopards Before the Special Commission Court. London: Hugh Rees, 1915. Fyle, Magbaily C. Historical Dictionary of Sierra Leone. Lanham, MD: Scarecrow, 2006. Howard, Robert E. “Man-Eaters of Zamboula.” http://gutenberg.net.au/ebooks06/0600791h.html Miller, Ivor L. “Bongo Ita: Leopard Society Music and Language in West Africa, Western Cuba, and New York City.” African and Black Diaspora: An International Journal 5:1 (January 2012). Retrieved from: http://people.bu.edu/imiller/pubs/Miller%202012.pdf Miller, Ivor and Mathew Ojong. “Ekpe 'Leopard' Society in Africa and the Americas: Influence and Values of an Ancient Tradition.” Ethnic and Racial Studies 36:2 (2013). Retrieved from: http://www.afrocubaweb.com/ivormiller/Miller-Ojong2012-s.pdf Pratten, David. The Man-Leopard Murders: History and Society in Colonial Nigeria. Edinburgh: Edinburgh University Press, 2007. “The Influence of Islam on African Native Law – II.” In The Moslem World, Vol. 11 (S.M. Zwemer, ed.). Harrisburg, PA: Missionary Review, 1921. Van Bockhaven, Vicky. “Leopard-men of the Congo in Literature and Popular Imagination.” Tydskrif vir Letterkunde 46:1 (January 2009). Retrieved from: http://www.scielo.org.za/scielo.php?script=sci_arttext&pid=S0041-476X2009000100006
Ton Hoenselaars is hoogleraar Vroegmoderne Engelse Literatuur en Cultuur aan de Universiteit Utrecht. Hij studeerde Engels aan de Universiteit Leiden en de Universiteit van Birmingham, en promoveerde aan het Shakespeare Instituut in Stratford. Hij was de mede-oprichter en voorzitter van het Shakespeare-Genootschap van Nederland en Vlaanderen, en van ESRA, de ?European Shakespeare Research Association? die aan het begin stond van een nieuwe richting binnen Shakespeare Studies. Hij maakt tevens al een aantal jaren deel uit van het bestuur van de International Shakespeare Association in Stratford. Naast zijn aanstelling aan de Universiteit Utrecht was hij de Sam Wanamaker Fellow bij Shakespeare?s Globe Theater in London, waar hij in 2012 ook de jaarlijkse Sam Wanamaker-lezing gaf. Ton Hoenselaars heeft lezingen en gastcolleges gegeven in een groot aantal landen in Europa, Azië en Afrika, en in de Verenigde Staten. Hij publiceerde onder meer over Shakespeare en Italië, Shakespeare en tijdgenoten, en Shakespeare in Vertaling, en deed daarnaast veel onderzoek naar het Nachleben van Shakespeare. De fascinerende cultuurgeschiedenis van Shakespeare en zijn werk tijdens de afgelopen 400 jaar vormt ook het onderwerp van Hoenselaars? in augustus bij de Wereldbibliotheek verschenen boek Shakespeare Forever! Leven en werk, mythe en erfenis.
Ton Hoenselaars is hoogleraar Vroegmoderne Engelse Literatuur en Cultuur aan de Universiteit Utrecht. Hij studeerde Engels aan de Universiteit Leiden en de Universiteit van Birmingham, en promoveerde aan het Shakespeare Instituut in Stratford. Hij was de mede-oprichter en voorzitter van het Shakespeare-Genootschap van Nederland en Vlaanderen, en van ESRA, de ?European Shakespeare Research Association? die aan het begin stond van een nieuwe richting binnen Shakespeare Studies. Hij maakt tevens al een aantal jaren deel uit van het bestuur van de International Shakespeare Association in Stratford. Naast zijn aanstelling aan de Universiteit Utrecht was hij de Sam Wanamaker Fellow bij Shakespeare?s Globe Theater in London, waar hij in 2012 ook de jaarlijkse Sam Wanamaker-lezing gaf. Ton Hoenselaars heeft lezingen en gastcolleges gegeven in een groot aantal landen in Europa, Azië en Afrika, en in de Verenigde Staten. Hij publiceerde onder meer over Shakespeare en Italië, Shakespeare en tijdgenoten, en Shakespeare in Vertaling, en deed daarnaast veel onderzoek naar het Nachleben van Shakespeare. De fascinerende cultuurgeschiedenis van Shakespeare en zijn werk tijdens de afgelopen 400 jaar vormt ook het onderwerp van Hoenselaars? in augustus bij de Wereldbibliotheek verschenen boek Shakespeare Forever! Leven en werk, mythe en erfenis.
RSG se fliekresensent, Leon van Nierop word deur die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns vereer met 'n spesiale erepenning vir die bevordering van rolprentkuns. Hanri Wondergem het by Prof. Hennie van Coller, die voorsitter van die Letterkunde kommissie van die akademie, gaan uitvind waarom die eer vir Van Nierop te beurt val.
Bob Dylan het 'n Nobelprys ontvang en moes 'n lesing gee oor die werk wat hierdie toekenning moontlik gemaak het. Op Sondag, 4 Junie, is sy amptelike Nobel-lesing vir Letterkunde aan die wêreld bekendgestel. Dylan se lirieke is deur die jare haarfyn ontleed, in die hoop om 'n dieper boodskap of groter betekenis te vind. Maar was dit werklik sy bedoeling? Kan sy musiek regtig ontleed word? Marlinee Fouche het ondersoek ingestel na waar dit alles begin het, toe die sanger Buddy Holly 'n agttienjarige Dylan se voete onder hom uitgeslaan het.
In plaats van Nooit Meer Slapen presenteert Wim Brands in de week tussen Kerst en oud & nieuw Grote Woorden. Wim Brands praat met Maarten van Buuren over de relevantie van de bijbelse tien geboden. 'Waarom gaat het nog steeds over die tien geboden en welke vorm nemen ze tegenwoordig aan?'
In de speeltuin Criticaster van het kapitalisme, dat was Ward Ruyslinck altijd al, ook toen het niet in de mode was. De Vlaamse auteur, van wie de naam vooral in de jaren zeventig en tachtig rondzong als Nobelprijs-laureaat, was in de zomer van 1992 te gast in het marathoninterview dat rechtstreeks werd uitgezonden door de VPRO-radio. Ronald van den Boogaard was gedurende vijf uur zijn gesprekspartner. ----------------------------- Biografie Ward Ruyslinck Raymond Charles Marie De Belser – later bekend onder het pseudoniem Ward Ruyslinck – werd geboren op 17 juni 1929 in Berchem, een district van Antwerpen. Zijn ouders zijn Leo en Germaine Nauwelaers. Vader was katholiek en bibliothecaris bij een oliemaatschappij. Als de oorlog uitbreekt en de Duitsers oprukken richting Frankrijk doet het gezin een vluchtpoging, maar strandt in Noord-Frankrijk, waarna ze weer terugkeren naar Antwerpen. De literaire interesse van de kleine manifesteerde zich al op twaalfjarige leeftijd, toen hij de roman Vaargeulen schreef. Het werd opgestuurd naar Stijn Streuvels, de Vlaamse auteur die in die tijd als de grootste vernieuwer van de Nederlandstalige literatuur gold, maar die stuurde het ongelezen terug. Echter niet zonder er een brief met adviezen bij te voegen. Het manuscript van dit debuut ging verloren bij een bombardement op het ouderlijk huis in 1943. Ook schreef hij al gedichten en verhalen, waarvan sommigen werden gepubliceerd. In 1947 vertrok hij naar Gent om er Germaanse Filologie te studeren. Een jaar later hield hij die studie voor gezien. Het verlies van zijn vijf jaar oudere broer zal meegespeeld hebben bij die beslissing. De Belser was er zeer door aangeslagen. Hij schrijft er In Memoriam Fratris over. Na wat loopbaanomzwervingen komt hij terecht in de bibliotheek van het prentenkabinet van het Plantin-Moretus-museum in Antwerpen. In 1953 trouwt hij met schoolvriendin Alice Burm. Een jaar later dient enige zoon Chris zich aan. De erkenning van zijn schrijverschap volgt kort daarop. In 1956 krijgt hij de Poëzieprijs der Algemene Kunstkamer voor zijn dichtbundel Fanaal in de Mist. De novelle De Ontaarde Slapers en de roman – zijn meest succesvolle – Wierook en Tranen volgen in resp. 1957 en 1958. Het Reservaat uit 1964 krijgt de Prijs voor Letterkunde van de Vlaamse Provincies. Terugkerende thema’s in zijn boeken en gedichten zijn de ongelijke strijd van het individu met de rest van de maatschappij en de individuele vrijheid die een illusie blijkt te zijn. Zijn oeuvre getuigt van een sociaal engagement, maar is pessimistisch, met een satirische toon. In de jaren zestig en zeventig maakt hij een groot aantal reizen, sommigen in opdracht van kranten en tijdschriften. Dat brengt hem onder meer naar Polen, de Sovjetunie, Argentinië en de DDR. In 1975 wordt hij lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, tien jaar later wordt hij er voorzitter van. In 1990 overlijdt zijn echtgenote. Twee jaar later publiceert hij De Speeltuin dat hij samen met zijn nieuwe levenspartner Monika Macken schrijft, waarin de voormalige partners van de twee aangepakt worden.
In de speeltuin Criticaster van het kapitalisme, dat was Ward Ruyslinck altijd al, ook toen het niet in de mode was. De Vlaamse auteur, van wie de naam vooral in de jaren zeventig en tachtig rondzong als Nobelprijs-laureaat, was in de zomer van 1992 te gast in het marathoninterview dat rechtstreeks werd uitgezonden door de VPRO-radio. Ronald van den Boogaard was gedurende vijf uur zijn gesprekspartner. ----------------------------- Biografie Ward Ruyslinck Raymond Charles Marie De Belser – later bekend onder het pseudoniem Ward Ruyslinck – werd geboren op 17 juni 1929 in Berchem, een district van Antwerpen. Zijn ouders zijn Leo en Germaine Nauwelaers. Vader was katholiek en bibliothecaris bij een oliemaatschappij. Als de oorlog uitbreekt en de Duitsers oprukken richting Frankrijk doet het gezin een vluchtpoging, maar strandt in Noord-Frankrijk, waarna ze weer terugkeren naar Antwerpen. De literaire interesse van de kleine manifesteerde zich al op twaalfjarige leeftijd, toen hij de roman Vaargeulen schreef. Het werd opgestuurd naar Stijn Streuvels, de Vlaamse auteur die in die tijd als de grootste vernieuwer van de Nederlandstalige literatuur gold, maar die stuurde het ongelezen terug. Echter niet zonder er een brief met adviezen bij te voegen. Het manuscript van dit debuut ging verloren bij een bombardement op het ouderlijk huis in 1943. Ook schreef hij al gedichten en verhalen, waarvan sommigen werden gepubliceerd. In 1947 vertrok hij naar Gent om er Germaanse Filologie te studeren. Een jaar later hield hij die studie voor gezien. Het verlies van zijn vijf jaar oudere broer zal meegespeeld hebben bij die beslissing. De Belser was er zeer door aangeslagen. Hij schrijft er In Memoriam Fratris over. Na wat loopbaanomzwervingen komt hij terecht in de bibliotheek van het prentenkabinet van het Plantin-Moretus-museum in Antwerpen. In 1953 trouwt hij met schoolvriendin Alice Burm. Een jaar later dient enige zoon Chris zich aan. De erkenning van zijn schrijverschap volgt kort daarop. In 1956 krijgt hij de Poëzieprijs der Algemene Kunstkamer voor zijn dichtbundel Fanaal in de Mist. De novelle De Ontaarde Slapers en de roman – zijn meest succesvolle – Wierook en Tranen volgen in resp. 1957 en 1958. Het Reservaat uit 1964 krijgt de Prijs voor Letterkunde van de Vlaamse Provincies. Terugkerende thema’s in zijn boeken en gedichten zijn de ongelijke strijd van het individu met de rest van de maatschappij en de individuele vrijheid die een illusie blijkt te zijn. Zijn oeuvre getuigt van een sociaal engagement, maar is pessimistisch, met een satirische toon. In de jaren zestig en zeventig maakt hij een groot aantal reizen, sommigen in opdracht van kranten en tijdschriften. Dat brengt hem onder meer naar Polen, de Sovjetunie, Argentinië en de DDR. In 1975 wordt hij lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, tien jaar later wordt hij er voorzitter van. In 1990 overlijdt zijn echtgenote. Twee jaar later publiceert hij De Speeltuin dat hij samen met zijn nieuwe levenspartner Monika Macken schrijft, waarin de voormalige partners van de twee aangepakt worden.
In de speeltuin Criticaster van het kapitalisme, dat was Ward Ruyslinck altijd al, ook toen het niet in de mode was. De Vlaamse auteur, van wie de naam vooral in de jaren zeventig en tachtig rondzong als Nobelprijs-laureaat, was in de zomer van 1992 te gast in het marathoninterview dat rechtstreeks werd uitgezonden door de VPRO-radio. Ronald van den Boogaard was gedurende vijf uur zijn gesprekspartner. ----------------------------- Biografie Ward Ruyslinck Raymond Charles Marie De Belser – later bekend onder het pseudoniem Ward Ruyslinck – werd geboren op 17 juni 1929 in Berchem, een district van Antwerpen. Zijn ouders zijn Leo en Germaine Nauwelaers. Vader was katholiek en bibliothecaris bij een oliemaatschappij. Als de oorlog uitbreekt en de Duitsers oprukken richting Frankrijk doet het gezin een vluchtpoging, maar strandt in Noord-Frankrijk, waarna ze weer terugkeren naar Antwerpen. De literaire interesse van de kleine manifesteerde zich al op twaalfjarige leeftijd, toen hij de roman Vaargeulen schreef. Het werd opgestuurd naar Stijn Streuvels, de Vlaamse auteur die in die tijd als de grootste vernieuwer van de Nederlandstalige literatuur gold, maar die stuurde het ongelezen terug. Echter niet zonder er een brief met adviezen bij te voegen. Het manuscript van dit debuut ging verloren bij een bombardement op het ouderlijk huis in 1943. Ook schreef hij al gedichten en verhalen, waarvan sommigen werden gepubliceerd. In 1947 vertrok hij naar Gent om er Germaanse Filologie te studeren. Een jaar later hield hij die studie voor gezien. Het verlies van zijn vijf jaar oudere broer zal meegespeeld hebben bij die beslissing. De Belser was er zeer door aangeslagen. Hij schrijft er In Memoriam Fratris over. Na wat loopbaanomzwervingen komt hij terecht in de bibliotheek van het prentenkabinet van het Plantin-Moretus-museum in Antwerpen. In 1953 trouwt hij met schoolvriendin Alice Burm. Een jaar later dient enige zoon Chris zich aan. De erkenning van zijn schrijverschap volgt kort daarop. In 1956 krijgt hij de Poëzieprijs der Algemene Kunstkamer voor zijn dichtbundel Fanaal in de Mist. De novelle De Ontaarde Slapers en de roman – zijn meest succesvolle – Wierook en Tranen volgen in resp. 1957 en 1958. Het Reservaat uit 1964 krijgt de Prijs voor Letterkunde van de Vlaamse Provincies. Terugkerende thema’s in zijn boeken en gedichten zijn de ongelijke strijd van het individu met de rest van de maatschappij en de individuele vrijheid die een illusie blijkt te zijn. Zijn oeuvre getuigt van een sociaal engagement, maar is pessimistisch, met een satirische toon. In de jaren zestig en zeventig maakt hij een groot aantal reizen, sommigen in opdracht van kranten en tijdschriften. Dat brengt hem onder meer naar Polen, de Sovjetunie, Argentinië en de DDR. In 1975 wordt hij lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, tien jaar later wordt hij er voorzitter van. In 1990 overlijdt zijn echtgenote. Twee jaar later publiceert hij De Speeltuin dat hij samen met zijn nieuwe levenspartner Monika Macken schrijft, waarin de voormalige partners van de twee aangepakt worden.
In de speeltuin Criticaster van het kapitalisme, dat was Ward Ruyslinck altijd al, ook toen het niet in de mode was. De Vlaamse auteur, van wie de naam vooral in de jaren zeventig en tachtig rondzong als Nobelprijs-laureaat, was in de zomer van 1992 te gast in het marathoninterview dat rechtstreeks werd uitgezonden door de VPRO-radio. Ronald van den Boogaard was gedurende vijf uur zijn gesprekspartner. ----------------------------- Biografie Ward Ruyslinck Raymond Charles Marie De Belser – later bekend onder het pseudoniem Ward Ruyslinck – werd geboren op 17 juni 1929 in Berchem, een district van Antwerpen. Zijn ouders zijn Leo en Germaine Nauwelaers. Vader was katholiek en bibliothecaris bij een oliemaatschappij. Als de oorlog uitbreekt en de Duitsers oprukken richting Frankrijk doet het gezin een vluchtpoging, maar strandt in Noord-Frankrijk, waarna ze weer terugkeren naar Antwerpen. De literaire interesse van de kleine manifesteerde zich al op twaalfjarige leeftijd, toen hij de roman Vaargeulen schreef. Het werd opgestuurd naar Stijn Streuvels, de Vlaamse auteur die in die tijd als de grootste vernieuwer van de Nederlandstalige literatuur gold, maar die stuurde het ongelezen terug. Echter niet zonder er een brief met adviezen bij te voegen. Het manuscript van dit debuut ging verloren bij een bombardement op het ouderlijk huis in 1943. Ook schreef hij al gedichten en verhalen, waarvan sommigen werden gepubliceerd. In 1947 vertrok hij naar Gent om er Germaanse Filologie te studeren. Een jaar later hield hij die studie voor gezien. Het verlies van zijn vijf jaar oudere broer zal meegespeeld hebben bij die beslissing. De Belser was er zeer door aangeslagen. Hij schrijft er In Memoriam Fratris over. Na wat loopbaanomzwervingen komt hij terecht in de bibliotheek van het prentenkabinet van het Plantin-Moretus-museum in Antwerpen. In 1953 trouwt hij met schoolvriendin Alice Burm. Een jaar later dient enige zoon Chris zich aan. De erkenning van zijn schrijverschap volgt kort daarop. In 1956 krijgt hij de Poëzieprijs der Algemene Kunstkamer voor zijn dichtbundel Fanaal in de Mist. De novelle De Ontaarde Slapers en de roman – zijn meest succesvolle – Wierook en Tranen volgen in resp. 1957 en 1958. Het Reservaat uit 1964 krijgt de Prijs voor Letterkunde van de Vlaamse Provincies. Terugkerende thema’s in zijn boeken en gedichten zijn de ongelijke strijd van het individu met de rest van de maatschappij en de individuele vrijheid die een illusie blijkt te zijn. Zijn oeuvre getuigt van een sociaal engagement, maar is pessimistisch, met een satirische toon. In de jaren zestig en zeventig maakt hij een groot aantal reizen, sommigen in opdracht van kranten en tijdschriften. Dat brengt hem onder meer naar Polen, de Sovjetunie, Argentinië en de DDR. In 1975 wordt hij lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, tien jaar later wordt hij er voorzitter van. In 1990 overlijdt zijn echtgenote. Twee jaar later publiceert hij De Speeltuin dat hij samen met zijn nieuwe levenspartner Monika Macken schrijft, waarin de voormalige partners van de twee aangepakt worden.
In de speeltuin Criticaster van het kapitalisme, dat was Ward Ruyslinck altijd al, ook toen het niet in de mode was. De Vlaamse auteur, van wie de naam vooral in de jaren zeventig en tachtig rondzong als Nobelprijs-laureaat, was in de zomer van 1992 te gast in het marathoninterview dat rechtstreeks werd uitgezonden door de VPRO-radio. Ronald van den Boogaard was gedurende vijf uur zijn gesprekspartner. ----------------------------- Biografie Ward Ruyslinck Raymond Charles Marie De Belser – later bekend onder het pseudoniem Ward Ruyslinck – werd geboren op 17 juni 1929 in Berchem, een district van Antwerpen. Zijn ouders zijn Leo en Germaine Nauwelaers. Vader was katholiek en bibliothecaris bij een oliemaatschappij. Als de oorlog uitbreekt en de Duitsers oprukken richting Frankrijk doet het gezin een vluchtpoging, maar strandt in Noord-Frankrijk, waarna ze weer terugkeren naar Antwerpen. De literaire interesse van de kleine manifesteerde zich al op twaalfjarige leeftijd, toen hij de roman Vaargeulen schreef. Het werd opgestuurd naar Stijn Streuvels, de Vlaamse auteur die in die tijd als de grootste vernieuwer van de Nederlandstalige literatuur gold, maar die stuurde het ongelezen terug. Echter niet zonder er een brief met adviezen bij te voegen. Het manuscript van dit debuut ging verloren bij een bombardement op het ouderlijk huis in 1943. Ook schreef hij al gedichten en verhalen, waarvan sommigen werden gepubliceerd. In 1947 vertrok hij naar Gent om er Germaanse Filologie te studeren. Een jaar later hield hij die studie voor gezien. Het verlies van zijn vijf jaar oudere broer zal meegespeeld hebben bij die beslissing. De Belser was er zeer door aangeslagen. Hij schrijft er In Memoriam Fratris over. Na wat loopbaanomzwervingen komt hij terecht in de bibliotheek van het prentenkabinet van het Plantin-Moretus-museum in Antwerpen. In 1953 trouwt hij met schoolvriendin Alice Burm. Een jaar later dient enige zoon Chris zich aan. De erkenning van zijn schrijverschap volgt kort daarop. In 1956 krijgt hij de Poëzieprijs der Algemene Kunstkamer voor zijn dichtbundel Fanaal in de Mist. De novelle De Ontaarde Slapers en de roman – zijn meest succesvolle – Wierook en Tranen volgen in resp. 1957 en 1958. Het Reservaat uit 1964 krijgt de Prijs voor Letterkunde van de Vlaamse Provincies. Terugkerende thema’s in zijn boeken en gedichten zijn de ongelijke strijd van het individu met de rest van de maatschappij en de individuele vrijheid die een illusie blijkt te zijn. Zijn oeuvre getuigt van een sociaal engagement, maar is pessimistisch, met een satirische toon. In de jaren zestig en zeventig maakt hij een groot aantal reizen, sommigen in opdracht van kranten en tijdschriften. Dat brengt hem onder meer naar Polen, de Sovjetunie, Argentinië en de DDR. In 1975 wordt hij lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, tien jaar later wordt hij er voorzitter van. In 1990 overlijdt zijn echtgenote. Twee jaar later publiceert hij De Speeltuin dat hij samen met zijn nieuwe levenspartner Monika Macken schrijft, waarin de voormalige partners van de twee aangepakt worden.
Hij was meer dan tachtig jaar en nog vaak in de krant. Jan Blokker bleef zich over van alles en nog wat verbazen en opwinden en deed dat tot 6 juli 2010. Twintig jaar daarvoor, op 20 juli 1990, was hij te gast in het Marathoninterview. Toen omspande zijn journalistieke carrière al tweederde van de uiteindelijke bijna zes decennia. Eigenlijk best aardig Via Het Parool, Algemeen Handelsblad, Zo Is Het Toevallig Ook Nog Eens Een Keer (1963-1964) van de VARA en de VPRO-televisie, kwam hij bij de Volkskrant terecht, waar hij jarenlang zou werken en waarvan hij ook adjunct-hoofdredacteur werd. En dit alles zonder zijn studie Nederlandse Taal- en Letterkunde en Geschiedenis te hebben afgerond. Blokker ontwikkelde zich tot het geweten van links-intellectueel Nederland. Samen met H.J.A. Hofland en Harry Mulisch, die hij bij het Algemeen Handelsblad leerde kennen, vertegenwoordigd hij nog altijd de éminence grise van de Nederlandse intelligentsia. Sinds 2006 – het jaar van zijn breuk met de Volkskrant – schrijft hij zijn commentaarstukken voor het NRC Handelsblad. Tijdens het marathoninterview met Chris Kijne in de zomer van 1990 hoefde het allemaal niet zo pretentieus. Blokker bleek heel wat aimabeler dan zijn columns soms doen vermoeden. ------------------------------------- Biografie Jan Blokker "Een potentieel vadermoordenaar" Jan Andries Blokker werd op 27 mei 1927 geboren in de Admiraliteitenbuurt in Amsterdam. Hij kwam in een gezin terecht dat, zoals hij in november 2003 in een artikel in Trouw zegt, “redelijk belezen, maar niet outstanding van afkomst is. Geen adel, maar keurige middenstanders met een sterke neiging tot overdracht.” Van zijn ouders hoorde hij de verhalen die zij hadden meegemaakt, waardoor hij “de Eerste Wereldoorlog heeft meegemaakt. Daar begint mijn herinnering, aangespoeld uit het verleden.” Blokkers vader was kantoorbediende bij een bank, die het ver had kunnen schoppen als hij niet als kind aan tbc had geleden. Door dat op zijn werk te melden waren de promotiekansen verkeken. Tbc speelde een grote rol in huize Blokker: “Tocht! Pas op voor tocht. Ook als de mussen van het dak vielen. Als ik een deur niet achter mij had dichtgetrokken, kon ik van mijn moeder op mijn lazer krijgen, omdat vader bij een open raam zat en ik een aanslag op zijn leven had gepleegd.” Blokker bezocht de HBS op de Keizersgracht in Amsterdam en deed in 1944 zijn examen: “Ik heb nog een foto, genomen van mijn eindexamenklas, in 1944. Daar staan we, met z’n allen, op de Keizersgracht. Op de achtergrond zie je het huis van Anne Frank. Ze kon zo op ons neerkijken. Daar kan ik met schaamte aan terugdenken.” Hij studeerde daarna Nederlands en Geschiedenis, maar maakte die studies niet af. Op 24-jarige leeftijd debuteerde hij met de novelle Séjour, waarvoor hij de Reina Prinsen Geerligsprijs won. Er volgden nog twee romans, Bij Dag en Ontij (1952) en Parijs, Dode Stad (1954), maar in 1952 legde hij zich op het dagbladwezen toe. Hij werd leerling-verslaggever bij Het Parool, waar Simon Carmiggelt hem onder zijn hoede nam en hem aan het schrijven van filmrecensies zette. Twee jaar later maakte hij de overstap naar het Algemeen Handelsblad. Daar kwam hij Henk Hofland en Harry Mulisch tegen, die ook net hun (journalistieke) carrière waren begonnen. Een vriendschap die velen in de loop van de decennia tot de verbeelding heeft gesproken, het triumviraat van intellectueel Nederland. Een wat bredere publieke bekendheid kreeg Blokker door zijn deelname aan het roemruchte satirische televisieprogramma van de VARA, Zo Is Het Toevallig Ook Nog Eens Een Keer, waar ook Gerard Reve en Mies Bouwman aan meewerkten. Het programma liep één seizoen, in 1963-1964. In 1967 verliet hij het Algemeen Handelsblad. Hij was uitermate ongelukkig met de samenwerking die het dagblad aanging met De Telegraaf. “Het is voor een groot percentage een gevoelsargument, maar ik vind De Telegraaf nu eenmaal een stinkkrant.” In 1968 begon hij bij de VPRO als chef informatieve programma’s. Ook stond hij in dat jaar voor het eerst met een column in De Volkskrant. Er zouden 3815 columns voor De Volkskrant volgen. Tien jaar later werd hij adjunct-hoofdredacteur, tot 1985. Daarnaast schreef hij film- en operascenario’s, was hij voorzitter van het Productiefonds voor de Nederlandse Film en Bijzonder hoogleraar Persgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Blokker schreef ook een aantal boeken. Met zijn zoons Bas en Jan schreef hij Het Vooroudergevoel. Jan Blokker verwierf een grote schare fans met zijn scherpe columns, de zuurste azijnpissers van de Azijnbode. Een hekel aan hypocrisie en opgeblazen gedoe, een sceptische kijk op de politiek en een haarfijn gevoel voor wat wel en niet door de beugel kwam. Premier Balkenende werd en wordt in de hoek gezet als ‘ventje’ en Alexander Pechtold als ‘kereltje’. Een groepje trouwe lezers dat vlak voor Blokkers vertrek bij De Volkskrant in 2006 langs mocht komen op de redactie verwoordde het als volgt: “Het ergste verwijt dat ik De Volkskrant maak, is dat jullie mij niet kunnen garanderen dat Jan Blokker het eeuwige leven heeft.” Die uitspraak kwam dus vlak voor de veelbesproken en breed in de pers uitgemeten breuk met De Volkskrant. Blokker had niet langer het gevoel er thuis te horen, en er waren ook wat ruzies aan zijn vertrek voorafgegaan. Hij stapte over naar het NRC Handelsblad, waar hij voor de ochtendtabloid NRC next ging schrijven. ------------------------------------------------ Hoogtepunten uit het interview "Ik was een ontzettende schijtebroek als kind" Jan Blokker haalt de inspiratie voor zijn columns uit het nieuws. Chris Kijne wilde om te beginnen weten of die gretige nieuwsgierigheid van huis uit was meegegeven. "Het nieuws werd gevolgd, ik weet uit mijn allervroegste jeugdherinneringen, dat elke ochtend om zeven uur, op woensdag met de VARA begon met a: De Haan en b: dat, soms in honderd coupletten, socialistische strijdlied. En dan kwam pas Vas Diaz, dat moest wachten tot de VARA zijn ochtendwijding achter de rug had." En waar komt toch dat wantrouwen vandaan? Blokkers vader leed aan tbc en kreeg geen promotie doordat hij zo eerlijk was geweest dat op te biechten. Daardoor kreeg hij het gevoel sociaal gedupeerd te zijn. "Het was absoluut geen man die ooit op een barricade zou zijn geklommen. [Maar] ik ben wel groot geworden met het idee dat je mensen die iets te vertellen hebben om te beginnen moet wantrouwen. Dat vind ik nog steeds een buitengewoon bijzondere opvatting en levensopvatting." Die achterdocht tegen autoriteit viel ook zijn moeder ten deel, want die had thuis de broek aan, en niet zonder reden: "Mijn moeder was in veel opzichten een hele dominante vrouw, dus die heeft heel veel bijgedragen. Dat heeft ook weer met die tbc te maken, daar moet je niet te, nou ja, je mag er wel gering over denken, maar een raar soort ziekte is dat toch. Dat heeft een deel van mijn jeugd echt ontzettend beheerst. Een van de dodelijkste angsten die ik als kind had, was als mijn vader bloed opgaf. Dan rochelde hij en dan gaf ie een beetje bloed op en dat was levensgevaarlijk, nou ja, een beetje gevaarlijk was het ook wel. Ik ben opgegroeid met drie dingen die mij als kind, die ik aanvaardde als noodlottigheden. Het eerste was dat ik veel moest eten, want ik moest van mijn moeder een vetlaag om mijn longen kweken, want tbc was dan misschien niet erfelijk, maar het kon wel overspringen. Dus veel dikke havermoutpap, griesmeelpap en behoorlijke vette jus bij het eten. Het tweede was dat tocht levensgevaarlijk was. Dus ook als de mussen van het dak vielen en het was bloedheet in de zomer en het raam was open in de kamer en mijn vader zat in de kamer en ik liet de deur achter mijn gat open staan, was ik een vadermoordenaar, potentieel. Het derde was avondlucht. De mooie lucht van overdag werd vervangen door een buitengemeen smerige, giftige lucht. Dat zijn kleine gevolgen van het tbc-syndroom. Ik was een ontzettende schijtebroek als kind. Maar als kind had ik ook wel iets van: het is allemaal niet waar! Dus dat wantrouwen jegens de autoriteiten zat er al vroeg in. Mijn moeder was de autoriteit thuis." In het laatste uur van het marathoninterview vraagt Chris Kijne zich af of Blokker niet gewoon een burgermannetje is. Die suggestie wordt ruimschoots omarmd. "Ik ben inburgerlijk, denk ik. In mijn hele leven en manier van doen. Ik ben erg geneigd rekening te houden met wat andere mensen van mij vinden, dat is wel het prototype van de burgerman. Ik ben Hollander, ik ben geen calvinist, nou ja, dat wil zeggen we zijn allemaal calvinist. Maar ik ben geen dominee, wel een burgerman. Ik zou best mijn burgernorm aan de samenleving op willen leggen, een kleine verborgen machtswellust. Ik zou bijvoorbeeld morgen best een politieverordening af willen kondigen dat iedereen die zijn huis timmert of een schilderwerk verricht die op straffe van iets heel ergs zijn muziek uit moet doen. Ik kan wel groots en meeslepend willen leven, maar dat is onzinromantiek. Als ik de kans krijg, doe ik het toch niet." Als het gesprek op de 'zachte sector' komt, knapt er iets in Blokker. Het blijkt al jaren een bron van enorme opwinding: "Met regelmaat in de geschiedenis komen die dingen voor, aberraties in de samenlevingen. Ik sluit het echt rigoureus uit dat er mensen zijn die er baat bij gevonden hebben. Dat iemand ooit baat heeft gevonden bij een RIAGG, de grootste zwendelvereniging van Nederland, waar jaarlijks 700.000 mensen bij aankloppen. Ik ben resultaatgericht en pragmatisch. Ik bedoel met baat: ik heb een kwaal, ik heb een probleem en dat hindert me en dan ga ik naar een therapeut of een psychiater of een andere boef, nou ja, een boef, ja, eigenlijk zijn het allemaal boeven. En dan is het voorbij: nee, dat bestaat niet. Dat is een grote kwakzalverij, mensen geloven erin, net zoals ze in het marxisme geloofden. Ik ken niemand die er baat bij gehad heeft. Ik geniet elke keer weer van een berichtje als er weer een dame in haar bil is geknepen door zo'n figuur, dat bevestigt mijn gelijk. Werkgelegenheid, in dat circuit moet het geld toch ook rondgepompt worden. Als handelsreizigers die langs de deur gaan en hun voet tussen de deur zetten om jou of mij of onze vrouwen een stofzuiger te slijten, zo gaan de dames en heren therapiebedrijvers echt een, twee en drie hoog langs de deur met garen en band van psychische aard. In voorbije tijden en nu in Cambodja of in Spaanse Burgeroorlog had men toch ook geen psychiatrische hulp nodig. Dat hebben die mensen toch op de een of andere manier zelf gedaan. In deze krankzinnige luxemaatschappij woekert die sector wel voort. Het is een maffia van geldingsdrang, geweld." En tot slot een andere (schokkende) ontboezeming: "Ik val een beetje op d'r, ja [minister Hanja Maij-Weggen]. Ik heb haar "meisje Maij" gemunt. Dat heb je bij veel vrouwen, die een tamelijk onooglijk meisje zijn geweest. Die worden dan aan het eind van hun vierde decade opeens mooi. Ik zou ook nooit als oudere man op jonge meisjes kunnen vallen. Ik vind het veel fascinerender om bij vrouwen van een certain age, waarvan ik het dan weet dat ze vroeger niet zo mooi waren, te zien dat ze mooi worden. Maar verder niets, ik heb geen erotische dromen van haar." --------------- De interviewer Chris Kijne “Een aimabel man en begenadigd ouwehoer” Wat ik nooit zal vergeten, en ik schaam me er eigenlijk nog steeds voor, is dat we vijf uur lang hebben gepraat en dat het niet over de Volkskrant is gegaan. Daar was hij toch van 1979 tot midden jaren negentig adjunct-hoofdredacteur van, en we hebben het er gewoon niet over gehad. Het was hem ook niet opgevallen – we hadden het er toevallig vorige week nog over -, maar dat is iets wat ik als ik hem nu zou spreken anders had gedaan. Ik kende Blokker niet goed voor het marathoninterview, alleen van de columns die hij voor de Gids schreef, waar ik toen ook voor werkte. Hij was en is nog steeds één van mijn journalistieke idolen. Ik was nog vrij onervaren, het was mijn allereerste marathoninterview en ik was nog maar twee jaar bij de radio. Daardoor was ik waarschijnlijk iets servieler dan ik nu zou zijn. Op een gegeven moment, toen we op de zachte sector kwamen, ging hij naar mijn idee te ver: hij versleet alle therapeuten en psychiaters voor kwakzalvers. Als ik hem nu zou moeten interviewen zou ik vragen of er iets in zijn persoonlijk leven was voorgevallen waardoor hij zo’n blinde haat voor die mensen had ontwikkeld. Dat heb ik toen nagelaten. Je vraagt je natuurlijk altijd af hoe je je in een interview op moet stellen. Een marathoninterview is er natuurlijk in de eerste plaats om een persoon te portretteren. En je kunt niet meteen, zeker niet als het een gesprek van vijf uur betreft, ruzie gaan maken, want dan valt er in de rest van de uitzending weinig te praten. Ik had het nu alleen wel anders gedaan, wat meer tegengas gegeven. Je hebt achteraf natuurlijk nog honderd vragen over, de l’esprit d’escalier maakt zich van je meester, maar dat was nou ook weer niet zo ernstig dat ik dacht: wat heb ik veel laten liggen. Als mens is Jan Blokker toch vele malen sympathieker dan als columnist. Hij geeft dat ook toe: achter het bureau schrijft hij dingen, die hij nooit in iemands gezicht zou zeggen. Het was een leuk gesprek met een aimabele man en een begenadigd ouwehoer.
Hij was meer dan tachtig jaar en nog vaak in de krant. Jan Blokker bleef zich over van alles en nog wat verbazen en opwinden en deed dat tot 6 juli 2010. Twintig jaar daarvoor, op 20 juli 1990, was hij te gast in het Marathoninterview. Toen omspande zijn journalistieke carrière al tweederde van de uiteindelijke bijna zes decennia. Eigenlijk best aardig Via Het Parool, Algemeen Handelsblad, Zo Is Het Toevallig Ook Nog Eens Een Keer (1963-1964) van de VARA en de VPRO-televisie, kwam hij bij de Volkskrant terecht, waar hij jarenlang zou werken en waarvan hij ook adjunct-hoofdredacteur werd. En dit alles zonder zijn studie Nederlandse Taal- en Letterkunde en Geschiedenis te hebben afgerond. Blokker ontwikkelde zich tot het geweten van links-intellectueel Nederland. Samen met H.J.A. Hofland en Harry Mulisch, die hij bij het Algemeen Handelsblad leerde kennen, vertegenwoordigd hij nog altijd de éminence grise van de Nederlandse intelligentsia. Sinds 2006 – het jaar van zijn breuk met de Volkskrant – schrijft hij zijn commentaarstukken voor het NRC Handelsblad. Tijdens het marathoninterview met Chris Kijne in de zomer van 1990 hoefde het allemaal niet zo pretentieus. Blokker bleek heel wat aimabeler dan zijn columns soms doen vermoeden. ------------------------------------- Biografie Jan Blokker "Een potentieel vadermoordenaar" Jan Andries Blokker werd op 27 mei 1927 geboren in de Admiraliteitenbuurt in Amsterdam. Hij kwam in een gezin terecht dat, zoals hij in november 2003 in een artikel in Trouw zegt, “redelijk belezen, maar niet outstanding van afkomst is. Geen adel, maar keurige middenstanders met een sterke neiging tot overdracht.” Van zijn ouders hoorde hij de verhalen die zij hadden meegemaakt, waardoor hij “de Eerste Wereldoorlog heeft meegemaakt. Daar begint mijn herinnering, aangespoeld uit het verleden.” Blokkers vader was kantoorbediende bij een bank, die het ver had kunnen schoppen als hij niet als kind aan tbc had geleden. Door dat op zijn werk te melden waren de promotiekansen verkeken. Tbc speelde een grote rol in huize Blokker: “Tocht! Pas op voor tocht. Ook als de mussen van het dak vielen. Als ik een deur niet achter mij had dichtgetrokken, kon ik van mijn moeder op mijn lazer krijgen, omdat vader bij een open raam zat en ik een aanslag op zijn leven had gepleegd.” Blokker bezocht de HBS op de Keizersgracht in Amsterdam en deed in 1944 zijn examen: “Ik heb nog een foto, genomen van mijn eindexamenklas, in 1944. Daar staan we, met z’n allen, op de Keizersgracht. Op de achtergrond zie je het huis van Anne Frank. Ze kon zo op ons neerkijken. Daar kan ik met schaamte aan terugdenken.” Hij studeerde daarna Nederlands en Geschiedenis, maar maakte die studies niet af. Op 24-jarige leeftijd debuteerde hij met de novelle Séjour, waarvoor hij de Reina Prinsen Geerligsprijs won. Er volgden nog twee romans, Bij Dag en Ontij (1952) en Parijs, Dode Stad (1954), maar in 1952 legde hij zich op het dagbladwezen toe. Hij werd leerling-verslaggever bij Het Parool, waar Simon Carmiggelt hem onder zijn hoede nam en hem aan het schrijven van filmrecensies zette. Twee jaar later maakte hij de overstap naar het Algemeen Handelsblad. Daar kwam hij Henk Hofland en Harry Mulisch tegen, die ook net hun (journalistieke) carrière waren begonnen. Een vriendschap die velen in de loop van de decennia tot de verbeelding heeft gesproken, het triumviraat van intellectueel Nederland. Een wat bredere publieke bekendheid kreeg Blokker door zijn deelname aan het roemruchte satirische televisieprogramma van de VARA, Zo Is Het Toevallig Ook Nog Eens Een Keer, waar ook Gerard Reve en Mies Bouwman aan meewerkten. Het programma liep één seizoen, in 1963-1964. In 1967 verliet hij het Algemeen Handelsblad. Hij was uitermate ongelukkig met de samenwerking die het dagblad aanging met De Telegraaf. “Het is voor een groot percentage een gevoelsargument, maar ik vind De Telegraaf nu eenmaal een stinkkrant.” In 1968 begon hij bij de VPRO als chef informatieve programma’s. Ook stond hij in dat jaar voor het eerst met een column in De Volkskrant. Er zouden 3815 columns voor De Volkskrant volgen. Tien jaar later werd hij adjunct-hoofdredacteur, tot 1985. Daarnaast schreef hij film- en operascenario’s, was hij voorzitter van het Productiefonds voor de Nederlandse Film en Bijzonder hoogleraar Persgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Blokker schreef ook een aantal boeken. Met zijn zoons Bas en Jan schreef hij Het Vooroudergevoel. Jan Blokker verwierf een grote schare fans met zijn scherpe columns, de zuurste azijnpissers van de Azijnbode. Een hekel aan hypocrisie en opgeblazen gedoe, een sceptische kijk op de politiek en een haarfijn gevoel voor wat wel en niet door de beugel kwam. Premier Balkenende werd en wordt in de hoek gezet als ‘ventje’ en Alexander Pechtold als ‘kereltje’. Een groepje trouwe lezers dat vlak voor Blokkers vertrek bij De Volkskrant in 2006 langs mocht komen op de redactie verwoordde het als volgt: “Het ergste verwijt dat ik De Volkskrant maak, is dat jullie mij niet kunnen garanderen dat Jan Blokker het eeuwige leven heeft.” Die uitspraak kwam dus vlak voor de veelbesproken en breed in de pers uitgemeten breuk met De Volkskrant. Blokker had niet langer het gevoel er thuis te horen, en er waren ook wat ruzies aan zijn vertrek voorafgegaan. Hij stapte over naar het NRC Handelsblad, waar hij voor de ochtendtabloid NRC next ging schrijven. ------------------------------------------------ Hoogtepunten uit het interview "Ik was een ontzettende schijtebroek als kind" Jan Blokker haalt de inspiratie voor zijn columns uit het nieuws. Chris Kijne wilde om te beginnen weten of die gretige nieuwsgierigheid van huis uit was meegegeven. "Het nieuws werd gevolgd, ik weet uit mijn allervroegste jeugdherinneringen, dat elke ochtend om zeven uur, op woensdag met de VARA begon met a: De Haan en b: dat, soms in honderd coupletten, socialistische strijdlied. En dan kwam pas Vas Diaz, dat moest wachten tot de VARA zijn ochtendwijding achter de rug had." En waar komt toch dat wantrouwen vandaan? Blokkers vader leed aan tbc en kreeg geen promotie doordat hij zo eerlijk was geweest dat op te biechten. Daardoor kreeg hij het gevoel sociaal gedupeerd te zijn. "Het was absoluut geen man die ooit op een barricade zou zijn geklommen. [Maar] ik ben wel groot geworden met het idee dat je mensen die iets te vertellen hebben om te beginnen moet wantrouwen. Dat vind ik nog steeds een buitengewoon bijzondere opvatting en levensopvatting." Die achterdocht tegen autoriteit viel ook zijn moeder ten deel, want die had thuis de broek aan, en niet zonder reden: "Mijn moeder was in veel opzichten een hele dominante vrouw, dus die heeft heel veel bijgedragen. Dat heeft ook weer met die tbc te maken, daar moet je niet te, nou ja, je mag er wel gering over denken, maar een raar soort ziekte is dat toch. Dat heeft een deel van mijn jeugd echt ontzettend beheerst. Een van de dodelijkste angsten die ik als kind had, was als mijn vader bloed opgaf. Dan rochelde hij en dan gaf ie een beetje bloed op en dat was levensgevaarlijk, nou ja, een beetje gevaarlijk was het ook wel. Ik ben opgegroeid met drie dingen die mij als kind, die ik aanvaardde als noodlottigheden. Het eerste was dat ik veel moest eten, want ik moest van mijn moeder een vetlaag om mijn longen kweken, want tbc was dan misschien niet erfelijk, maar het kon wel overspringen. Dus veel dikke havermoutpap, griesmeelpap en behoorlijke vette jus bij het eten. Het tweede was dat tocht levensgevaarlijk was. Dus ook als de mussen van het dak vielen en het was bloedheet in de zomer en het raam was open in de kamer en mijn vader zat in de kamer en ik liet de deur achter mijn gat open staan, was ik een vadermoordenaar, potentieel. Het derde was avondlucht. De mooie lucht van overdag werd vervangen door een buitengemeen smerige, giftige lucht. Dat zijn kleine gevolgen van het tbc-syndroom. Ik was een ontzettende schijtebroek als kind. Maar als kind had ik ook wel iets van: het is allemaal niet waar! Dus dat wantrouwen jegens de autoriteiten zat er al vroeg in. Mijn moeder was de autoriteit thuis." In het laatste uur van het marathoninterview vraagt Chris Kijne zich af of Blokker niet gewoon een burgermannetje is. Die suggestie wordt ruimschoots omarmd. "Ik ben inburgerlijk, denk ik. In mijn hele leven en manier van doen. Ik ben erg geneigd rekening te houden met wat andere mensen van mij vinden, dat is wel het prototype van de burgerman. Ik ben Hollander, ik ben geen calvinist, nou ja, dat wil zeggen we zijn allemaal calvinist. Maar ik ben geen dominee, wel een burgerman. Ik zou best mijn burgernorm aan de samenleving op willen leggen, een kleine verborgen machtswellust. Ik zou bijvoorbeeld morgen best een politieverordening af willen kondigen dat iedereen die zijn huis timmert of een schilderwerk verricht die op straffe van iets heel ergs zijn muziek uit moet doen. Ik kan wel groots en meeslepend willen leven, maar dat is onzinromantiek. Als ik de kans krijg, doe ik het toch niet." Als het gesprek op de 'zachte sector' komt, knapt er iets in Blokker. Het blijkt al jaren een bron van enorme opwinding: "Met regelmaat in de geschiedenis komen die dingen voor, aberraties in de samenlevingen. Ik sluit het echt rigoureus uit dat er mensen zijn die er baat bij gevonden hebben. Dat iemand ooit baat heeft gevonden bij een RIAGG, de grootste zwendelvereniging van Nederland, waar jaarlijks 700.000 mensen bij aankloppen. Ik ben resultaatgericht en pragmatisch. Ik bedoel met baat: ik heb een kwaal, ik heb een probleem en dat hindert me en dan ga ik naar een therapeut of een psychiater of een andere boef, nou ja, een boef, ja, eigenlijk zijn het allemaal boeven. En dan is het voorbij: nee, dat bestaat niet. Dat is een grote kwakzalverij, mensen geloven erin, net zoals ze in het marxisme geloofden. Ik ken niemand die er baat bij gehad heeft. Ik geniet elke keer weer van een berichtje als er weer een dame in haar bil is geknepen door zo'n figuur, dat bevestigt mijn gelijk. Werkgelegenheid, in dat circuit moet het geld toch ook rondgepompt worden. Als handelsreizigers die langs de deur gaan en hun voet tussen de deur zetten om jou of mij of onze vrouwen een stofzuiger te slijten, zo gaan de dames en heren therapiebedrijvers echt een, twee en drie hoog langs de deur met garen en band van psychische aard. In voorbije tijden en nu in Cambodja of in Spaanse Burgeroorlog had men toch ook geen psychiatrische hulp nodig. Dat hebben die mensen toch op de een of andere manier zelf gedaan. In deze krankzinnige luxemaatschappij woekert die sector wel voort. Het is een maffia van geldingsdrang, geweld." En tot slot een andere (schokkende) ontboezeming: "Ik val een beetje op d'r, ja [minister Hanja Maij-Weggen]. Ik heb haar "meisje Maij" gemunt. Dat heb je bij veel vrouwen, die een tamelijk onooglijk meisje zijn geweest. Die worden dan aan het eind van hun vierde decade opeens mooi. Ik zou ook nooit als oudere man op jonge meisjes kunnen vallen. Ik vind het veel fascinerender om bij vrouwen van een certain age, waarvan ik het dan weet dat ze vroeger niet zo mooi waren, te zien dat ze mooi worden. Maar verder niets, ik heb geen erotische dromen van haar." --------------- De interviewer Chris Kijne “Een aimabel man en begenadigd ouwehoer” Wat ik nooit zal vergeten, en ik schaam me er eigenlijk nog steeds voor, is dat we vijf uur lang hebben gepraat en dat het niet over de Volkskrant is gegaan. Daar was hij toch van 1979 tot midden jaren negentig adjunct-hoofdredacteur van, en we hebben het er gewoon niet over gehad. Het was hem ook niet opgevallen – we hadden het er toevallig vorige week nog over -, maar dat is iets wat ik als ik hem nu zou spreken anders had gedaan. Ik kende Blokker niet goed voor het marathoninterview, alleen van de columns die hij voor de Gids schreef, waar ik toen ook voor werkte. Hij was en is nog steeds één van mijn journalistieke idolen. Ik was nog vrij onervaren, het was mijn allereerste marathoninterview en ik was nog maar twee jaar bij de radio. Daardoor was ik waarschijnlijk iets servieler dan ik nu zou zijn. Op een gegeven moment, toen we op de zachte sector kwamen, ging hij naar mijn idee te ver: hij versleet alle therapeuten en psychiaters voor kwakzalvers. Als ik hem nu zou moeten interviewen zou ik vragen of er iets in zijn persoonlijk leven was voorgevallen waardoor hij zo’n blinde haat voor die mensen had ontwikkeld. Dat heb ik toen nagelaten. Je vraagt je natuurlijk altijd af hoe je je in een interview op moet stellen. Een marathoninterview is er natuurlijk in de eerste plaats om een persoon te portretteren. En je kunt niet meteen, zeker niet als het een gesprek van vijf uur betreft, ruzie gaan maken, want dan valt er in de rest van de uitzending weinig te praten. Ik had het nu alleen wel anders gedaan, wat meer tegengas gegeven. Je hebt achteraf natuurlijk nog honderd vragen over, de l’esprit d’escalier maakt zich van je meester, maar dat was nou ook weer niet zo ernstig dat ik dacht: wat heb ik veel laten liggen. Als mens is Jan Blokker toch vele malen sympathieker dan als columnist. Hij geeft dat ook toe: achter het bureau schrijft hij dingen, die hij nooit in iemands gezicht zou zeggen. Het was een leuk gesprek met een aimabele man en een begenadigd ouwehoer.
Hij was meer dan tachtig jaar en nog vaak in de krant. Jan Blokker bleef zich over van alles en nog wat verbazen en opwinden en deed dat tot 6 juli 2010. Twintig jaar daarvoor, op 20 juli 1990, was hij te gast in het Marathoninterview. Toen omspande zijn journalistieke carrière al tweederde van de uiteindelijke bijna zes decennia. Eigenlijk best aardig Via Het Parool, Algemeen Handelsblad, Zo Is Het Toevallig Ook Nog Eens Een Keer (1963-1964) van de VARA en de VPRO-televisie, kwam hij bij de Volkskrant terecht, waar hij jarenlang zou werken en waarvan hij ook adjunct-hoofdredacteur werd. En dit alles zonder zijn studie Nederlandse Taal- en Letterkunde en Geschiedenis te hebben afgerond. Blokker ontwikkelde zich tot het geweten van links-intellectueel Nederland. Samen met H.J.A. Hofland en Harry Mulisch, die hij bij het Algemeen Handelsblad leerde kennen, vertegenwoordigd hij nog altijd de éminence grise van de Nederlandse intelligentsia. Sinds 2006 – het jaar van zijn breuk met de Volkskrant – schrijft hij zijn commentaarstukken voor het NRC Handelsblad. Tijdens het marathoninterview met Chris Kijne in de zomer van 1990 hoefde het allemaal niet zo pretentieus. Blokker bleek heel wat aimabeler dan zijn columns soms doen vermoeden. ------------------------------------- Biografie Jan Blokker "Een potentieel vadermoordenaar" Jan Andries Blokker werd op 27 mei 1927 geboren in de Admiraliteitenbuurt in Amsterdam. Hij kwam in een gezin terecht dat, zoals hij in november 2003 in een artikel in Trouw zegt, “redelijk belezen, maar niet outstanding van afkomst is. Geen adel, maar keurige middenstanders met een sterke neiging tot overdracht.” Van zijn ouders hoorde hij de verhalen die zij hadden meegemaakt, waardoor hij “de Eerste Wereldoorlog heeft meegemaakt. Daar begint mijn herinnering, aangespoeld uit het verleden.” Blokkers vader was kantoorbediende bij een bank, die het ver had kunnen schoppen als hij niet als kind aan tbc had geleden. Door dat op zijn werk te melden waren de promotiekansen verkeken. Tbc speelde een grote rol in huize Blokker: “Tocht! Pas op voor tocht. Ook als de mussen van het dak vielen. Als ik een deur niet achter mij had dichtgetrokken, kon ik van mijn moeder op mijn lazer krijgen, omdat vader bij een open raam zat en ik een aanslag op zijn leven had gepleegd.” Blokker bezocht de HBS op de Keizersgracht in Amsterdam en deed in 1944 zijn examen: “Ik heb nog een foto, genomen van mijn eindexamenklas, in 1944. Daar staan we, met z’n allen, op de Keizersgracht. Op de achtergrond zie je het huis van Anne Frank. Ze kon zo op ons neerkijken. Daar kan ik met schaamte aan terugdenken.” Hij studeerde daarna Nederlands en Geschiedenis, maar maakte die studies niet af. Op 24-jarige leeftijd debuteerde hij met de novelle Séjour, waarvoor hij de Reina Prinsen Geerligsprijs won. Er volgden nog twee romans, Bij Dag en Ontij (1952) en Parijs, Dode Stad (1954), maar in 1952 legde hij zich op het dagbladwezen toe. Hij werd leerling-verslaggever bij Het Parool, waar Simon Carmiggelt hem onder zijn hoede nam en hem aan het schrijven van filmrecensies zette. Twee jaar later maakte hij de overstap naar het Algemeen Handelsblad. Daar kwam hij Henk Hofland en Harry Mulisch tegen, die ook net hun (journalistieke) carrière waren begonnen. Een vriendschap die velen in de loop van de decennia tot de verbeelding heeft gesproken, het triumviraat van intellectueel Nederland. Een wat bredere publieke bekendheid kreeg Blokker door zijn deelname aan het roemruchte satirische televisieprogramma van de VARA, Zo Is Het Toevallig Ook Nog Eens Een Keer, waar ook Gerard Reve en Mies Bouwman aan meewerkten. Het programma liep één seizoen, in 1963-1964. In 1967 verliet hij het Algemeen Handelsblad. Hij was uitermate ongelukkig met de samenwerking die het dagblad aanging met De Telegraaf. “Het is voor een groot percentage een gevoelsargument, maar ik vind De Telegraaf nu eenmaal een stinkkrant.” In 1968 begon hij bij de VPRO als chef informatieve programma’s. Ook stond hij in dat jaar voor het eerst met een column in De Volkskrant. Er zouden 3815 columns voor De Volkskrant volgen. Tien jaar later werd hij adjunct-hoofdredacteur, tot 1985. Daarnaast schreef hij film- en operascenario’s, was hij voorzitter van het Productiefonds voor de Nederlandse Film en Bijzonder hoogleraar Persgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Blokker schreef ook een aantal boeken. Met zijn zoons Bas en Jan schreef hij Het Vooroudergevoel. Jan Blokker verwierf een grote schare fans met zijn scherpe columns, de zuurste azijnpissers van de Azijnbode. Een hekel aan hypocrisie en opgeblazen gedoe, een sceptische kijk op de politiek en een haarfijn gevoel voor wat wel en niet door de beugel kwam. Premier Balkenende werd en wordt in de hoek gezet als ‘ventje’ en Alexander Pechtold als ‘kereltje’. Een groepje trouwe lezers dat vlak voor Blokkers vertrek bij De Volkskrant in 2006 langs mocht komen op de redactie verwoordde het als volgt: “Het ergste verwijt dat ik De Volkskrant maak, is dat jullie mij niet kunnen garanderen dat Jan Blokker het eeuwige leven heeft.” Die uitspraak kwam dus vlak voor de veelbesproken en breed in de pers uitgemeten breuk met De Volkskrant. Blokker had niet langer het gevoel er thuis te horen, en er waren ook wat ruzies aan zijn vertrek voorafgegaan. Hij stapte over naar het NRC Handelsblad, waar hij voor de ochtendtabloid NRC next ging schrijven. ------------------------------------------------ Hoogtepunten uit het interview "Ik was een ontzettende schijtebroek als kind" Jan Blokker haalt de inspiratie voor zijn columns uit het nieuws. Chris Kijne wilde om te beginnen weten of die gretige nieuwsgierigheid van huis uit was meegegeven. "Het nieuws werd gevolgd, ik weet uit mijn allervroegste jeugdherinneringen, dat elke ochtend om zeven uur, op woensdag met de VARA begon met a: De Haan en b: dat, soms in honderd coupletten, socialistische strijdlied. En dan kwam pas Vas Diaz, dat moest wachten tot de VARA zijn ochtendwijding achter de rug had." En waar komt toch dat wantrouwen vandaan? Blokkers vader leed aan tbc en kreeg geen promotie doordat hij zo eerlijk was geweest dat op te biechten. Daardoor kreeg hij het gevoel sociaal gedupeerd te zijn. "Het was absoluut geen man die ooit op een barricade zou zijn geklommen. [Maar] ik ben wel groot geworden met het idee dat je mensen die iets te vertellen hebben om te beginnen moet wantrouwen. Dat vind ik nog steeds een buitengewoon bijzondere opvatting en levensopvatting." Die achterdocht tegen autoriteit viel ook zijn moeder ten deel, want die had thuis de broek aan, en niet zonder reden: "Mijn moeder was in veel opzichten een hele dominante vrouw, dus die heeft heel veel bijgedragen. Dat heeft ook weer met die tbc te maken, daar moet je niet te, nou ja, je mag er wel gering over denken, maar een raar soort ziekte is dat toch. Dat heeft een deel van mijn jeugd echt ontzettend beheerst. Een van de dodelijkste angsten die ik als kind had, was als mijn vader bloed opgaf. Dan rochelde hij en dan gaf ie een beetje bloed op en dat was levensgevaarlijk, nou ja, een beetje gevaarlijk was het ook wel. Ik ben opgegroeid met drie dingen die mij als kind, die ik aanvaardde als noodlottigheden. Het eerste was dat ik veel moest eten, want ik moest van mijn moeder een vetlaag om mijn longen kweken, want tbc was dan misschien niet erfelijk, maar het kon wel overspringen. Dus veel dikke havermoutpap, griesmeelpap en behoorlijke vette jus bij het eten. Het tweede was dat tocht levensgevaarlijk was. Dus ook als de mussen van het dak vielen en het was bloedheet in de zomer en het raam was open in de kamer en mijn vader zat in de kamer en ik liet de deur achter mijn gat open staan, was ik een vadermoordenaar, potentieel. Het derde was avondlucht. De mooie lucht van overdag werd vervangen door een buitengemeen smerige, giftige lucht. Dat zijn kleine gevolgen van het tbc-syndroom. Ik was een ontzettende schijtebroek als kind. Maar als kind had ik ook wel iets van: het is allemaal niet waar! Dus dat wantrouwen jegens de autoriteiten zat er al vroeg in. Mijn moeder was de autoriteit thuis." In het laatste uur van het marathoninterview vraagt Chris Kijne zich af of Blokker niet gewoon een burgermannetje is. Die suggestie wordt ruimschoots omarmd. "Ik ben inburgerlijk, denk ik. In mijn hele leven en manier van doen. Ik ben erg geneigd rekening te houden met wat andere mensen van mij vinden, dat is wel het prototype van de burgerman. Ik ben Hollander, ik ben geen calvinist, nou ja, dat wil zeggen we zijn allemaal calvinist. Maar ik ben geen dominee, wel een burgerman. Ik zou best mijn burgernorm aan de samenleving op willen leggen, een kleine verborgen machtswellust. Ik zou bijvoorbeeld morgen best een politieverordening af willen kondigen dat iedereen die zijn huis timmert of een schilderwerk verricht die op straffe van iets heel ergs zijn muziek uit moet doen. Ik kan wel groots en meeslepend willen leven, maar dat is onzinromantiek. Als ik de kans krijg, doe ik het toch niet." Als het gesprek op de 'zachte sector' komt, knapt er iets in Blokker. Het blijkt al jaren een bron van enorme opwinding: "Met regelmaat in de geschiedenis komen die dingen voor, aberraties in de samenlevingen. Ik sluit het echt rigoureus uit dat er mensen zijn die er baat bij gevonden hebben. Dat iemand ooit baat heeft gevonden bij een RIAGG, de grootste zwendelvereniging van Nederland, waar jaarlijks 700.000 mensen bij aankloppen. Ik ben resultaatgericht en pragmatisch. Ik bedoel met baat: ik heb een kwaal, ik heb een probleem en dat hindert me en dan ga ik naar een therapeut of een psychiater of een andere boef, nou ja, een boef, ja, eigenlijk zijn het allemaal boeven. En dan is het voorbij: nee, dat bestaat niet. Dat is een grote kwakzalverij, mensen geloven erin, net zoals ze in het marxisme geloofden. Ik ken niemand die er baat bij gehad heeft. Ik geniet elke keer weer van een berichtje als er weer een dame in haar bil is geknepen door zo'n figuur, dat bevestigt mijn gelijk. Werkgelegenheid, in dat circuit moet het geld toch ook rondgepompt worden. Als handelsreizigers die langs de deur gaan en hun voet tussen de deur zetten om jou of mij of onze vrouwen een stofzuiger te slijten, zo gaan de dames en heren therapiebedrijvers echt een, twee en drie hoog langs de deur met garen en band van psychische aard. In voorbije tijden en nu in Cambodja of in Spaanse Burgeroorlog had men toch ook geen psychiatrische hulp nodig. Dat hebben die mensen toch op de een of andere manier zelf gedaan. In deze krankzinnige luxemaatschappij woekert die sector wel voort. Het is een maffia van geldingsdrang, geweld." En tot slot een andere (schokkende) ontboezeming: "Ik val een beetje op d'r, ja [minister Hanja Maij-Weggen]. Ik heb haar "meisje Maij" gemunt. Dat heb je bij veel vrouwen, die een tamelijk onooglijk meisje zijn geweest. Die worden dan aan het eind van hun vierde decade opeens mooi. Ik zou ook nooit als oudere man op jonge meisjes kunnen vallen. Ik vind het veel fascinerender om bij vrouwen van een certain age, waarvan ik het dan weet dat ze vroeger niet zo mooi waren, te zien dat ze mooi worden. Maar verder niets, ik heb geen erotische dromen van haar." --------------- De interviewer Chris Kijne “Een aimabel man en begenadigd ouwehoer” Wat ik nooit zal vergeten, en ik schaam me er eigenlijk nog steeds voor, is dat we vijf uur lang hebben gepraat en dat het niet over de Volkskrant is gegaan. Daar was hij toch van 1979 tot midden jaren negentig adjunct-hoofdredacteur van, en we hebben het er gewoon niet over gehad. Het was hem ook niet opgevallen – we hadden het er toevallig vorige week nog over -, maar dat is iets wat ik als ik hem nu zou spreken anders had gedaan. Ik kende Blokker niet goed voor het marathoninterview, alleen van de columns die hij voor de Gids schreef, waar ik toen ook voor werkte. Hij was en is nog steeds één van mijn journalistieke idolen. Ik was nog vrij onervaren, het was mijn allereerste marathoninterview en ik was nog maar twee jaar bij de radio. Daardoor was ik waarschijnlijk iets servieler dan ik nu zou zijn. Op een gegeven moment, toen we op de zachte sector kwamen, ging hij naar mijn idee te ver: hij versleet alle therapeuten en psychiaters voor kwakzalvers. Als ik hem nu zou moeten interviewen zou ik vragen of er iets in zijn persoonlijk leven was voorgevallen waardoor hij zo’n blinde haat voor die mensen had ontwikkeld. Dat heb ik toen nagelaten. Je vraagt je natuurlijk altijd af hoe je je in een interview op moet stellen. Een marathoninterview is er natuurlijk in de eerste plaats om een persoon te portretteren. En je kunt niet meteen, zeker niet als het een gesprek van vijf uur betreft, ruzie gaan maken, want dan valt er in de rest van de uitzending weinig te praten. Ik had het nu alleen wel anders gedaan, wat meer tegengas gegeven. Je hebt achteraf natuurlijk nog honderd vragen over, de l’esprit d’escalier maakt zich van je meester, maar dat was nou ook weer niet zo ernstig dat ik dacht: wat heb ik veel laten liggen. Als mens is Jan Blokker toch vele malen sympathieker dan als columnist. Hij geeft dat ook toe: achter het bureau schrijft hij dingen, die hij nooit in iemands gezicht zou zeggen. Het was een leuk gesprek met een aimabele man en een begenadigd ouwehoer.
Hij was meer dan tachtig jaar en nog vaak in de krant. Jan Blokker bleef zich over van alles en nog wat verbazen en opwinden en deed dat tot 6 juli 2010. Twintig jaar daarvoor, op 20 juli 1990, was hij te gast in het Marathoninterview. Toen omspande zijn journalistieke carrière al tweederde van de uiteindelijke bijna zes decennia. Eigenlijk best aardig Via Het Parool, Algemeen Handelsblad, Zo Is Het Toevallig Ook Nog Eens Een Keer (1963-1964) van de VARA en de VPRO-televisie, kwam hij bij de Volkskrant terecht, waar hij jarenlang zou werken en waarvan hij ook adjunct-hoofdredacteur werd. En dit alles zonder zijn studie Nederlandse Taal- en Letterkunde en Geschiedenis te hebben afgerond. Blokker ontwikkelde zich tot het geweten van links-intellectueel Nederland. Samen met H.J.A. Hofland en Harry Mulisch, die hij bij het Algemeen Handelsblad leerde kennen, vertegenwoordigd hij nog altijd de éminence grise van de Nederlandse intelligentsia. Sinds 2006 – het jaar van zijn breuk met de Volkskrant – schrijft hij zijn commentaarstukken voor het NRC Handelsblad. Tijdens het marathoninterview met Chris Kijne in de zomer van 1990 hoefde het allemaal niet zo pretentieus. Blokker bleek heel wat aimabeler dan zijn columns soms doen vermoeden. ------------------------------------- Biografie Jan Blokker "Een potentieel vadermoordenaar" Jan Andries Blokker werd op 27 mei 1927 geboren in de Admiraliteitenbuurt in Amsterdam. Hij kwam in een gezin terecht dat, zoals hij in november 2003 in een artikel in Trouw zegt, “redelijk belezen, maar niet outstanding van afkomst is. Geen adel, maar keurige middenstanders met een sterke neiging tot overdracht.” Van zijn ouders hoorde hij de verhalen die zij hadden meegemaakt, waardoor hij “de Eerste Wereldoorlog heeft meegemaakt. Daar begint mijn herinnering, aangespoeld uit het verleden.” Blokkers vader was kantoorbediende bij een bank, die het ver had kunnen schoppen als hij niet als kind aan tbc had geleden. Door dat op zijn werk te melden waren de promotiekansen verkeken. Tbc speelde een grote rol in huize Blokker: “Tocht! Pas op voor tocht. Ook als de mussen van het dak vielen. Als ik een deur niet achter mij had dichtgetrokken, kon ik van mijn moeder op mijn lazer krijgen, omdat vader bij een open raam zat en ik een aanslag op zijn leven had gepleegd.” Blokker bezocht de HBS op de Keizersgracht in Amsterdam en deed in 1944 zijn examen: “Ik heb nog een foto, genomen van mijn eindexamenklas, in 1944. Daar staan we, met z’n allen, op de Keizersgracht. Op de achtergrond zie je het huis van Anne Frank. Ze kon zo op ons neerkijken. Daar kan ik met schaamte aan terugdenken.” Hij studeerde daarna Nederlands en Geschiedenis, maar maakte die studies niet af. Op 24-jarige leeftijd debuteerde hij met de novelle Séjour, waarvoor hij de Reina Prinsen Geerligsprijs won. Er volgden nog twee romans, Bij Dag en Ontij (1952) en Parijs, Dode Stad (1954), maar in 1952 legde hij zich op het dagbladwezen toe. Hij werd leerling-verslaggever bij Het Parool, waar Simon Carmiggelt hem onder zijn hoede nam en hem aan het schrijven van filmrecensies zette. Twee jaar later maakte hij de overstap naar het Algemeen Handelsblad. Daar kwam hij Henk Hofland en Harry Mulisch tegen, die ook net hun (journalistieke) carrière waren begonnen. Een vriendschap die velen in de loop van de decennia tot de verbeelding heeft gesproken, het triumviraat van intellectueel Nederland. Een wat bredere publieke bekendheid kreeg Blokker door zijn deelname aan het roemruchte satirische televisieprogramma van de VARA, Zo Is Het Toevallig Ook Nog Eens Een Keer, waar ook Gerard Reve en Mies Bouwman aan meewerkten. Het programma liep één seizoen, in 1963-1964. In 1967 verliet hij het Algemeen Handelsblad. Hij was uitermate ongelukkig met de samenwerking die het dagblad aanging met De Telegraaf. “Het is voor een groot percentage een gevoelsargument, maar ik vind De Telegraaf nu eenmaal een stinkkrant.” In 1968 begon hij bij de VPRO als chef informatieve programma’s. Ook stond hij in dat jaar voor het eerst met een column in De Volkskrant. Er zouden 3815 columns voor De Volkskrant volgen. Tien jaar later werd hij adjunct-hoofdredacteur, tot 1985. Daarnaast schreef hij film- en operascenario’s, was hij voorzitter van het Productiefonds voor de Nederlandse Film en Bijzonder hoogleraar Persgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Blokker schreef ook een aantal boeken. Met zijn zoons Bas en Jan schreef hij Het Vooroudergevoel. Jan Blokker verwierf een grote schare fans met zijn scherpe columns, de zuurste azijnpissers van de Azijnbode. Een hekel aan hypocrisie en opgeblazen gedoe, een sceptische kijk op de politiek en een haarfijn gevoel voor wat wel en niet door de beugel kwam. Premier Balkenende werd en wordt in de hoek gezet als ‘ventje’ en Alexander Pechtold als ‘kereltje’. Een groepje trouwe lezers dat vlak voor Blokkers vertrek bij De Volkskrant in 2006 langs mocht komen op de redactie verwoordde het als volgt: “Het ergste verwijt dat ik De Volkskrant maak, is dat jullie mij niet kunnen garanderen dat Jan Blokker het eeuwige leven heeft.” Die uitspraak kwam dus vlak voor de veelbesproken en breed in de pers uitgemeten breuk met De Volkskrant. Blokker had niet langer het gevoel er thuis te horen, en er waren ook wat ruzies aan zijn vertrek voorafgegaan. Hij stapte over naar het NRC Handelsblad, waar hij voor de ochtendtabloid NRC next ging schrijven. ------------------------------------------------ Hoogtepunten uit het interview "Ik was een ontzettende schijtebroek als kind" Jan Blokker haalt de inspiratie voor zijn columns uit het nieuws. Chris Kijne wilde om te beginnen weten of die gretige nieuwsgierigheid van huis uit was meegegeven. "Het nieuws werd gevolgd, ik weet uit mijn allervroegste jeugdherinneringen, dat elke ochtend om zeven uur, op woensdag met de VARA begon met a: De Haan en b: dat, soms in honderd coupletten, socialistische strijdlied. En dan kwam pas Vas Diaz, dat moest wachten tot de VARA zijn ochtendwijding achter de rug had." En waar komt toch dat wantrouwen vandaan? Blokkers vader leed aan tbc en kreeg geen promotie doordat hij zo eerlijk was geweest dat op te biechten. Daardoor kreeg hij het gevoel sociaal gedupeerd te zijn. "Het was absoluut geen man die ooit op een barricade zou zijn geklommen. [Maar] ik ben wel groot geworden met het idee dat je mensen die iets te vertellen hebben om te beginnen moet wantrouwen. Dat vind ik nog steeds een buitengewoon bijzondere opvatting en levensopvatting." Die achterdocht tegen autoriteit viel ook zijn moeder ten deel, want die had thuis de broek aan, en niet zonder reden: "Mijn moeder was in veel opzichten een hele dominante vrouw, dus die heeft heel veel bijgedragen. Dat heeft ook weer met die tbc te maken, daar moet je niet te, nou ja, je mag er wel gering over denken, maar een raar soort ziekte is dat toch. Dat heeft een deel van mijn jeugd echt ontzettend beheerst. Een van de dodelijkste angsten die ik als kind had, was als mijn vader bloed opgaf. Dan rochelde hij en dan gaf ie een beetje bloed op en dat was levensgevaarlijk, nou ja, een beetje gevaarlijk was het ook wel. Ik ben opgegroeid met drie dingen die mij als kind, die ik aanvaardde als noodlottigheden. Het eerste was dat ik veel moest eten, want ik moest van mijn moeder een vetlaag om mijn longen kweken, want tbc was dan misschien niet erfelijk, maar het kon wel overspringen. Dus veel dikke havermoutpap, griesmeelpap en behoorlijke vette jus bij het eten. Het tweede was dat tocht levensgevaarlijk was. Dus ook als de mussen van het dak vielen en het was bloedheet in de zomer en het raam was open in de kamer en mijn vader zat in de kamer en ik liet de deur achter mijn gat open staan, was ik een vadermoordenaar, potentieel. Het derde was avondlucht. De mooie lucht van overdag werd vervangen door een buitengemeen smerige, giftige lucht. Dat zijn kleine gevolgen van het tbc-syndroom. Ik was een ontzettende schijtebroek als kind. Maar als kind had ik ook wel iets van: het is allemaal niet waar! Dus dat wantrouwen jegens de autoriteiten zat er al vroeg in. Mijn moeder was de autoriteit thuis." In het laatste uur van het marathoninterview vraagt Chris Kijne zich af of Blokker niet gewoon een burgermannetje is. Die suggestie wordt ruimschoots omarmd. "Ik ben inburgerlijk, denk ik. In mijn hele leven en manier van doen. Ik ben erg geneigd rekening te houden met wat andere mensen van mij vinden, dat is wel het prototype van de burgerman. Ik ben Hollander, ik ben geen calvinist, nou ja, dat wil zeggen we zijn allemaal calvinist. Maar ik ben geen dominee, wel een burgerman. Ik zou best mijn burgernorm aan de samenleving op willen leggen, een kleine verborgen machtswellust. Ik zou bijvoorbeeld morgen best een politieverordening af willen kondigen dat iedereen die zijn huis timmert of een schilderwerk verricht die op straffe van iets heel ergs zijn muziek uit moet doen. Ik kan wel groots en meeslepend willen leven, maar dat is onzinromantiek. Als ik de kans krijg, doe ik het toch niet." Als het gesprek op de 'zachte sector' komt, knapt er iets in Blokker. Het blijkt al jaren een bron van enorme opwinding: "Met regelmaat in de geschiedenis komen die dingen voor, aberraties in de samenlevingen. Ik sluit het echt rigoureus uit dat er mensen zijn die er baat bij gevonden hebben. Dat iemand ooit baat heeft gevonden bij een RIAGG, de grootste zwendelvereniging van Nederland, waar jaarlijks 700.000 mensen bij aankloppen. Ik ben resultaatgericht en pragmatisch. Ik bedoel met baat: ik heb een kwaal, ik heb een probleem en dat hindert me en dan ga ik naar een therapeut of een psychiater of een andere boef, nou ja, een boef, ja, eigenlijk zijn het allemaal boeven. En dan is het voorbij: nee, dat bestaat niet. Dat is een grote kwakzalverij, mensen geloven erin, net zoals ze in het marxisme geloofden. Ik ken niemand die er baat bij gehad heeft. Ik geniet elke keer weer van een berichtje als er weer een dame in haar bil is geknepen door zo'n figuur, dat bevestigt mijn gelijk. Werkgelegenheid, in dat circuit moet het geld toch ook rondgepompt worden. Als handelsreizigers die langs de deur gaan en hun voet tussen de deur zetten om jou of mij of onze vrouwen een stofzuiger te slijten, zo gaan de dames en heren therapiebedrijvers echt een, twee en drie hoog langs de deur met garen en band van psychische aard. In voorbije tijden en nu in Cambodja of in Spaanse Burgeroorlog had men toch ook geen psychiatrische hulp nodig. Dat hebben die mensen toch op de een of andere manier zelf gedaan. In deze krankzinnige luxemaatschappij woekert die sector wel voort. Het is een maffia van geldingsdrang, geweld." En tot slot een andere (schokkende) ontboezeming: "Ik val een beetje op d'r, ja [minister Hanja Maij-Weggen]. Ik heb haar "meisje Maij" gemunt. Dat heb je bij veel vrouwen, die een tamelijk onooglijk meisje zijn geweest. Die worden dan aan het eind van hun vierde decade opeens mooi. Ik zou ook nooit als oudere man op jonge meisjes kunnen vallen. Ik vind het veel fascinerender om bij vrouwen van een certain age, waarvan ik het dan weet dat ze vroeger niet zo mooi waren, te zien dat ze mooi worden. Maar verder niets, ik heb geen erotische dromen van haar." --------------- De interviewer Chris Kijne “Een aimabel man en begenadigd ouwehoer” Wat ik nooit zal vergeten, en ik schaam me er eigenlijk nog steeds voor, is dat we vijf uur lang hebben gepraat en dat het niet over de Volkskrant is gegaan. Daar was hij toch van 1979 tot midden jaren negentig adjunct-hoofdredacteur van, en we hebben het er gewoon niet over gehad. Het was hem ook niet opgevallen – we hadden het er toevallig vorige week nog over -, maar dat is iets wat ik als ik hem nu zou spreken anders had gedaan. Ik kende Blokker niet goed voor het marathoninterview, alleen van de columns die hij voor de Gids schreef, waar ik toen ook voor werkte. Hij was en is nog steeds één van mijn journalistieke idolen. Ik was nog vrij onervaren, het was mijn allereerste marathoninterview en ik was nog maar twee jaar bij de radio. Daardoor was ik waarschijnlijk iets servieler dan ik nu zou zijn. Op een gegeven moment, toen we op de zachte sector kwamen, ging hij naar mijn idee te ver: hij versleet alle therapeuten en psychiaters voor kwakzalvers. Als ik hem nu zou moeten interviewen zou ik vragen of er iets in zijn persoonlijk leven was voorgevallen waardoor hij zo’n blinde haat voor die mensen had ontwikkeld. Dat heb ik toen nagelaten. Je vraagt je natuurlijk altijd af hoe je je in een interview op moet stellen. Een marathoninterview is er natuurlijk in de eerste plaats om een persoon te portretteren. En je kunt niet meteen, zeker niet als het een gesprek van vijf uur betreft, ruzie gaan maken, want dan valt er in de rest van de uitzending weinig te praten. Ik had het nu alleen wel anders gedaan, wat meer tegengas gegeven. Je hebt achteraf natuurlijk nog honderd vragen over, de l’esprit d’escalier maakt zich van je meester, maar dat was nou ook weer niet zo ernstig dat ik dacht: wat heb ik veel laten liggen. Als mens is Jan Blokker toch vele malen sympathieker dan als columnist. Hij geeft dat ook toe: achter het bureau schrijft hij dingen, die hij nooit in iemands gezicht zou zeggen. Het was een leuk gesprek met een aimabele man en een begenadigd ouwehoer.
Hij was meer dan tachtig jaar en nog vaak in de krant. Jan Blokker bleef zich over van alles en nog wat verbazen en opwinden en deed dat tot 6 juli 2010. Twintig jaar daarvoor, op 20 juli 1990, was hij te gast in het Marathoninterview. Toen omspande zijn journalistieke carrière al tweederde van de uiteindelijke bijna zes decennia. Eigenlijk best aardig Via Het Parool, Algemeen Handelsblad, Zo Is Het Toevallig Ook Nog Eens Een Keer (1963-1964) van de VARA en de VPRO-televisie, kwam hij bij de Volkskrant terecht, waar hij jarenlang zou werken en waarvan hij ook adjunct-hoofdredacteur werd. En dit alles zonder zijn studie Nederlandse Taal- en Letterkunde en Geschiedenis te hebben afgerond. Blokker ontwikkelde zich tot het geweten van links-intellectueel Nederland. Samen met H.J.A. Hofland en Harry Mulisch, die hij bij het Algemeen Handelsblad leerde kennen, vertegenwoordigd hij nog altijd de éminence grise van de Nederlandse intelligentsia. Sinds 2006 – het jaar van zijn breuk met de Volkskrant – schrijft hij zijn commentaarstukken voor het NRC Handelsblad. Tijdens het marathoninterview met Chris Kijne in de zomer van 1990 hoefde het allemaal niet zo pretentieus. Blokker bleek heel wat aimabeler dan zijn columns soms doen vermoeden. ------------------------------------- Biografie Jan Blokker "Een potentieel vadermoordenaar" Jan Andries Blokker werd op 27 mei 1927 geboren in de Admiraliteitenbuurt in Amsterdam. Hij kwam in een gezin terecht dat, zoals hij in november 2003 in een artikel in Trouw zegt, “redelijk belezen, maar niet outstanding van afkomst is. Geen adel, maar keurige middenstanders met een sterke neiging tot overdracht.” Van zijn ouders hoorde hij de verhalen die zij hadden meegemaakt, waardoor hij “de Eerste Wereldoorlog heeft meegemaakt. Daar begint mijn herinnering, aangespoeld uit het verleden.” Blokkers vader was kantoorbediende bij een bank, die het ver had kunnen schoppen als hij niet als kind aan tbc had geleden. Door dat op zijn werk te melden waren de promotiekansen verkeken. Tbc speelde een grote rol in huize Blokker: “Tocht! Pas op voor tocht. Ook als de mussen van het dak vielen. Als ik een deur niet achter mij had dichtgetrokken, kon ik van mijn moeder op mijn lazer krijgen, omdat vader bij een open raam zat en ik een aanslag op zijn leven had gepleegd.” Blokker bezocht de HBS op de Keizersgracht in Amsterdam en deed in 1944 zijn examen: “Ik heb nog een foto, genomen van mijn eindexamenklas, in 1944. Daar staan we, met z’n allen, op de Keizersgracht. Op de achtergrond zie je het huis van Anne Frank. Ze kon zo op ons neerkijken. Daar kan ik met schaamte aan terugdenken.” Hij studeerde daarna Nederlands en Geschiedenis, maar maakte die studies niet af. Op 24-jarige leeftijd debuteerde hij met de novelle Séjour, waarvoor hij de Reina Prinsen Geerligsprijs won. Er volgden nog twee romans, Bij Dag en Ontij (1952) en Parijs, Dode Stad (1954), maar in 1952 legde hij zich op het dagbladwezen toe. Hij werd leerling-verslaggever bij Het Parool, waar Simon Carmiggelt hem onder zijn hoede nam en hem aan het schrijven van filmrecensies zette. Twee jaar later maakte hij de overstap naar het Algemeen Handelsblad. Daar kwam hij Henk Hofland en Harry Mulisch tegen, die ook net hun (journalistieke) carrière waren begonnen. Een vriendschap die velen in de loop van de decennia tot de verbeelding heeft gesproken, het triumviraat van intellectueel Nederland. Een wat bredere publieke bekendheid kreeg Blokker door zijn deelname aan het roemruchte satirische televisieprogramma van de VARA, Zo Is Het Toevallig Ook Nog Eens Een Keer, waar ook Gerard Reve en Mies Bouwman aan meewerkten. Het programma liep één seizoen, in 1963-1964. In 1967 verliet hij het Algemeen Handelsblad. Hij was uitermate ongelukkig met de samenwerking die het dagblad aanging met De Telegraaf. “Het is voor een groot percentage een gevoelsargument, maar ik vind De Telegraaf nu eenmaal een stinkkrant.” In 1968 begon hij bij de VPRO als chef informatieve programma’s. Ook stond hij in dat jaar voor het eerst met een column in De Volkskrant. Er zouden 3815 columns voor De Volkskrant volgen. Tien jaar later werd hij adjunct-hoofdredacteur, tot 1985. Daarnaast schreef hij film- en operascenario’s, was hij voorzitter van het Productiefonds voor de Nederlandse Film en Bijzonder hoogleraar Persgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Blokker schreef ook een aantal boeken. Met zijn zoons Bas en Jan schreef hij Het Vooroudergevoel. Jan Blokker verwierf een grote schare fans met zijn scherpe columns, de zuurste azijnpissers van de Azijnbode. Een hekel aan hypocrisie en opgeblazen gedoe, een sceptische kijk op de politiek en een haarfijn gevoel voor wat wel en niet door de beugel kwam. Premier Balkenende werd en wordt in de hoek gezet als ‘ventje’ en Alexander Pechtold als ‘kereltje’. Een groepje trouwe lezers dat vlak voor Blokkers vertrek bij De Volkskrant in 2006 langs mocht komen op de redactie verwoordde het als volgt: “Het ergste verwijt dat ik De Volkskrant maak, is dat jullie mij niet kunnen garanderen dat Jan Blokker het eeuwige leven heeft.” Die uitspraak kwam dus vlak voor de veelbesproken en breed in de pers uitgemeten breuk met De Volkskrant. Blokker had niet langer het gevoel er thuis te horen, en er waren ook wat ruzies aan zijn vertrek voorafgegaan. Hij stapte over naar het NRC Handelsblad, waar hij voor de ochtendtabloid NRC next ging schrijven. ------------------------------------------------ Hoogtepunten uit het interview "Ik was een ontzettende schijtebroek als kind" Jan Blokker haalt de inspiratie voor zijn columns uit het nieuws. Chris Kijne wilde om te beginnen weten of die gretige nieuwsgierigheid van huis uit was meegegeven. "Het nieuws werd gevolgd, ik weet uit mijn allervroegste jeugdherinneringen, dat elke ochtend om zeven uur, op woensdag met de VARA begon met a: De Haan en b: dat, soms in honderd coupletten, socialistische strijdlied. En dan kwam pas Vas Diaz, dat moest wachten tot de VARA zijn ochtendwijding achter de rug had." En waar komt toch dat wantrouwen vandaan? Blokkers vader leed aan tbc en kreeg geen promotie doordat hij zo eerlijk was geweest dat op te biechten. Daardoor kreeg hij het gevoel sociaal gedupeerd te zijn. "Het was absoluut geen man die ooit op een barricade zou zijn geklommen. [Maar] ik ben wel groot geworden met het idee dat je mensen die iets te vertellen hebben om te beginnen moet wantrouwen. Dat vind ik nog steeds een buitengewoon bijzondere opvatting en levensopvatting." Die achterdocht tegen autoriteit viel ook zijn moeder ten deel, want die had thuis de broek aan, en niet zonder reden: "Mijn moeder was in veel opzichten een hele dominante vrouw, dus die heeft heel veel bijgedragen. Dat heeft ook weer met die tbc te maken, daar moet je niet te, nou ja, je mag er wel gering over denken, maar een raar soort ziekte is dat toch. Dat heeft een deel van mijn jeugd echt ontzettend beheerst. Een van de dodelijkste angsten die ik als kind had, was als mijn vader bloed opgaf. Dan rochelde hij en dan gaf ie een beetje bloed op en dat was levensgevaarlijk, nou ja, een beetje gevaarlijk was het ook wel. Ik ben opgegroeid met drie dingen die mij als kind, die ik aanvaardde als noodlottigheden. Het eerste was dat ik veel moest eten, want ik moest van mijn moeder een vetlaag om mijn longen kweken, want tbc was dan misschien niet erfelijk, maar het kon wel overspringen. Dus veel dikke havermoutpap, griesmeelpap en behoorlijke vette jus bij het eten. Het tweede was dat tocht levensgevaarlijk was. Dus ook als de mussen van het dak vielen en het was bloedheet in de zomer en het raam was open in de kamer en mijn vader zat in de kamer en ik liet de deur achter mijn gat open staan, was ik een vadermoordenaar, potentieel. Het derde was avondlucht. De mooie lucht van overdag werd vervangen door een buitengemeen smerige, giftige lucht. Dat zijn kleine gevolgen van het tbc-syndroom. Ik was een ontzettende schijtebroek als kind. Maar als kind had ik ook wel iets van: het is allemaal niet waar! Dus dat wantrouwen jegens de autoriteiten zat er al vroeg in. Mijn moeder was de autoriteit thuis." In het laatste uur van het marathoninterview vraagt Chris Kijne zich af of Blokker niet gewoon een burgermannetje is. Die suggestie wordt ruimschoots omarmd. "Ik ben inburgerlijk, denk ik. In mijn hele leven en manier van doen. Ik ben erg geneigd rekening te houden met wat andere mensen van mij vinden, dat is wel het prototype van de burgerman. Ik ben Hollander, ik ben geen calvinist, nou ja, dat wil zeggen we zijn allemaal calvinist. Maar ik ben geen dominee, wel een burgerman. Ik zou best mijn burgernorm aan de samenleving op willen leggen, een kleine verborgen machtswellust. Ik zou bijvoorbeeld morgen best een politieverordening af willen kondigen dat iedereen die zijn huis timmert of een schilderwerk verricht die op straffe van iets heel ergs zijn muziek uit moet doen. Ik kan wel groots en meeslepend willen leven, maar dat is onzinromantiek. Als ik de kans krijg, doe ik het toch niet." Als het gesprek op de 'zachte sector' komt, knapt er iets in Blokker. Het blijkt al jaren een bron van enorme opwinding: "Met regelmaat in de geschiedenis komen die dingen voor, aberraties in de samenlevingen. Ik sluit het echt rigoureus uit dat er mensen zijn die er baat bij gevonden hebben. Dat iemand ooit baat heeft gevonden bij een RIAGG, de grootste zwendelvereniging van Nederland, waar jaarlijks 700.000 mensen bij aankloppen. Ik ben resultaatgericht en pragmatisch. Ik bedoel met baat: ik heb een kwaal, ik heb een probleem en dat hindert me en dan ga ik naar een therapeut of een psychiater of een andere boef, nou ja, een boef, ja, eigenlijk zijn het allemaal boeven. En dan is het voorbij: nee, dat bestaat niet. Dat is een grote kwakzalverij, mensen geloven erin, net zoals ze in het marxisme geloofden. Ik ken niemand die er baat bij gehad heeft. Ik geniet elke keer weer van een berichtje als er weer een dame in haar bil is geknepen door zo'n figuur, dat bevestigt mijn gelijk. Werkgelegenheid, in dat circuit moet het geld toch ook rondgepompt worden. Als handelsreizigers die langs de deur gaan en hun voet tussen de deur zetten om jou of mij of onze vrouwen een stofzuiger te slijten, zo gaan de dames en heren therapiebedrijvers echt een, twee en drie hoog langs de deur met garen en band van psychische aard. In voorbije tijden en nu in Cambodja of in Spaanse Burgeroorlog had men toch ook geen psychiatrische hulp nodig. Dat hebben die mensen toch op de een of andere manier zelf gedaan. In deze krankzinnige luxemaatschappij woekert die sector wel voort. Het is een maffia van geldingsdrang, geweld." En tot slot een andere (schokkende) ontboezeming: "Ik val een beetje op d'r, ja [minister Hanja Maij-Weggen]. Ik heb haar "meisje Maij" gemunt. Dat heb je bij veel vrouwen, die een tamelijk onooglijk meisje zijn geweest. Die worden dan aan het eind van hun vierde decade opeens mooi. Ik zou ook nooit als oudere man op jonge meisjes kunnen vallen. Ik vind het veel fascinerender om bij vrouwen van een certain age, waarvan ik het dan weet dat ze vroeger niet zo mooi waren, te zien dat ze mooi worden. Maar verder niets, ik heb geen erotische dromen van haar." --------------- De interviewer Chris Kijne “Een aimabel man en begenadigd ouwehoer” Wat ik nooit zal vergeten, en ik schaam me er eigenlijk nog steeds voor, is dat we vijf uur lang hebben gepraat en dat het niet over de Volkskrant is gegaan. Daar was hij toch van 1979 tot midden jaren negentig adjunct-hoofdredacteur van, en we hebben het er gewoon niet over gehad. Het was hem ook niet opgevallen – we hadden het er toevallig vorige week nog over -, maar dat is iets wat ik als ik hem nu zou spreken anders had gedaan. Ik kende Blokker niet goed voor het marathoninterview, alleen van de columns die hij voor de Gids schreef, waar ik toen ook voor werkte. Hij was en is nog steeds één van mijn journalistieke idolen. Ik was nog vrij onervaren, het was mijn allereerste marathoninterview en ik was nog maar twee jaar bij de radio. Daardoor was ik waarschijnlijk iets servieler dan ik nu zou zijn. Op een gegeven moment, toen we op de zachte sector kwamen, ging hij naar mijn idee te ver: hij versleet alle therapeuten en psychiaters voor kwakzalvers. Als ik hem nu zou moeten interviewen zou ik vragen of er iets in zijn persoonlijk leven was voorgevallen waardoor hij zo’n blinde haat voor die mensen had ontwikkeld. Dat heb ik toen nagelaten. Je vraagt je natuurlijk altijd af hoe je je in een interview op moet stellen. Een marathoninterview is er natuurlijk in de eerste plaats om een persoon te portretteren. En je kunt niet meteen, zeker niet als het een gesprek van vijf uur betreft, ruzie gaan maken, want dan valt er in de rest van de uitzending weinig te praten. Ik had het nu alleen wel anders gedaan, wat meer tegengas gegeven. Je hebt achteraf natuurlijk nog honderd vragen over, de l’esprit d’escalier maakt zich van je meester, maar dat was nou ook weer niet zo ernstig dat ik dacht: wat heb ik veel laten liggen. Als mens is Jan Blokker toch vele malen sympathieker dan als columnist. Hij geeft dat ook toe: achter het bureau schrijft hij dingen, die hij nooit in iemands gezicht zou zeggen. Het was een leuk gesprek met een aimabele man en een begenadigd ouwehoer.
Via Het Parool, Algemeen Handelsblad, Zo Is Het Toevallig Ook Nog Eens Een Keer (1963-1964) van de VARA en de VPRO-televisie, kwam hij bij de Volkskrant terecht, waar hij jarenlang zou werken en waarvan hij ook adjunct-hoofdredacteur werd. En dit alles zonder zijn studie Nederlandse Taal- en Letterkunde en Geschiedenis te hebben afgerond.